Laatst bladerde ik weer door mijn fotoarchief met honderden foto's
waarop ik de diversiteit, de bijzondere vormgeving en de sfeer van de Parijse
metro heb vastgelegd. Dit bracht mij op het idee om u eens door een andere bril
naar de metro te laten kijken, want al sinds 1900 speelt het design en de
architectuur een belangrijke rol in het ontwerp van de hoofdstedelijke metro. Bij
mijn bezoeken aan Parijs breng ik onwillekeurig veel tijd onder de grond door.
Het liefst laat in de avond wanneer de perrons en metrogangen verlaten zijn.
Dan pas valt het op hoeveel moois er is te ontdekken aan kunst, bijzonder
tegelwerk en design. Zonder dat je er erg in heb passeer je 116 jaar historie.
Parijs heeft vreemd genoeg geen Metromuseum....... Of misschien wel. Parijs
kent 303 metrostations en allemaal vertellen ze hun eigen geschiedenis.
De typische Metropolitain typografie uit 1900 is ooit ontworpen door de
Fransman Georges Auriol
Elke dag nemen meer dan 5 miljoen mensen de metro in Parijs om hun
werkplek te bereiken, hun vrienden te bezoeken, of om gewoon door Parijs te
toeren. Totaal maken 1,5 miljard mensen per jaar gebruik van de metro. De
populaire Franse uitdrukking "métro, boulot, dodo", (metro, werken,
slapen) symboliseert het belang van dit vervoermiddel voor het leven in een
stad als Parijs. Met zowat elke 500 meter een metrostation heeft Parijs het
meest geconcentreerde netwerk van de wereld.
Het waren de Franse ingenieurs Brame en Flachat, van de
spoorwegmaatschappij Paris-Saint-Germain, die in 1855 met het idee kwamen, om
een gesloten ondergronds netwerk aan te leggen van Gare du Nord naar de
markthallen in het centrum van Parijs. Dit om de aanvoer van goederen naar de
'Buik van Parijs' efficiënter te laten verlopen. Waren deze plannen direct
uitgevoerd, dan was Parijs de eerste stad in de wereld met een metro. Echter,
het duurde een halve eeuw voordat de eerste metrolijn werd geopend en wel op 19
juli 1900. Speciaal aangelegd voor de wereld-tentoonstelling. London was de eerste stad in 1863 met een
metro, gevolgd door New York in 1868 en Glasgow en Budapest in 1896.
Het Parijse metro-netwerk anno 1906 & 1923
Tijdens de 'Exposition Universelle' van 1900 werd de eerste lijn van
de 'Métro de Paris' in gebruik genomen. Lijn 1, geopend op 19 juli 1900, 10,3
kilometer lang en liep geheel ondergronds van Porte Vincennes naar Porte Maillot.
Het project stond onder leiding van ingenieur Fulgence Bienvenüe, die later
geëerd is met een metrostation: Montparnasse-Bienvenüe. 17 Maanden lang werd
door 2000 arbeiders gewerkt om een traject van 10,3 kilometer ondergronds aan
te leggen. De lijn was eigendom van de 'Compagnie
du chemin de fer métropolitain de Paris' de CMP. De opening was origineel
gepland op 14 juli 1900 (111 jaar na de val van de Bastille), maar door een
staking van de omnibus chauffeurs werd de opening 5 dagen verzet. Deze metro
was vanaf dag een een hit. Een kaartje 2e klasse koste in die tijd 0,15 Franse
Franc en 0,25 Franse Franc voor reizen in de 1e klasse. Nu loopt de metro van
Porte Vincennes naar La Défense en is meteen de drukste metrolijn van Parijs.
Ruim 600.000 passagiers per dag, met een jaartotaal van 219 miljoen per jaar. Al snel volgde er meerdere lijnen: Lijn 2 in
1900, lijn 3 in 1904, lijn 5 in 1906, Lijn 6 in 1907 en lijn 4 in 1908.
De Chinese pagode als ingang van het metrostation Bastille ontworpen door Hector Guimard. Dit station is afgebroken in 1962
In 1910 werd een nieuwe concessie uitgereikt aan de 'Société Berlier-Janicot ligne Nord-Sud'
(lijn 12 Mairie d'Issy - Porte de la Chapelle). Uiteindelijk ontstaat er in 1949
- 1950 één vervoersmaatschappij voor de regio Parijs voor zowel metro als bus,
de 'Régie autonome des transports parisiens', de RATP. Tot en met vandaag is de
RATP verantwoordelijk voor heel het vervoer in de Parijse regio per metro, tram
en bus. De RATP is weer een onderdeel van de STIF 'le Syndicat des transports d'Îlle-de-France'.
De meeste stations hebben een elliptisch gevormd gewelf met een hoogte
van 5,7 meter. De perrons waren oorspronkelijk 75 meter lang . Na 1930 kregen
ze een lengte van 105 meter en de nieuwe stations hebben een lengte van 90
meter. Diverse materialen werden getest voor de afwerking van de stations. In
de stations Porte de Vincennes en Porte Dauphine kun je nog de eerste gebakken
tegels ontdekken. Uiteindelijk koos men, vanwege de hoge lichtreflectie, voor
de beroemde witte, vierzijdig afgeschuinde, geglazuurde metrotegels van
zandsteen die werden gefabriceerd door het bedrijf Boulenger in Choisy-le-Roi,
Val-de-Marne.
Vanwege de hoge lichtreflectie, koos men voor de beroemde witte, vierzijdig afgeschuinde, geglazuurde metrotegels van zandsteen, gefabriceerd door het bedrijf Boulenger in Choisy-le-Roi, Val-de-Marne - metrostation Cité
Al in 1898 werd er door de Gemeente Parijs een prijsvraag
uitgeschreven voor het ontwerp van de ingangen van de metrostations in Parijs.
Hoewel architect Hector Guimard niet had deelgenomen aan de prijsvraag, kreeg
hij door tussenkomst van een vriend, die tevens voorzitter was van de Parijse
gemeenteraad, toch de opdracht voor deze 'bouches de métro'. Mede onder druk
van Edouard Empain, die de architectuur ervan wilde toevertrouwen aan een adept
van de art nouveau en volgeling van Victor Horta, Hector Guimard (1867-1942).
Een van de 67 overgebleven metroingangen van Hector Guimard - Metrostation Chatelet
Guimard ontwierp vreemde ijzeren ingangen, met beschuttende glazen
luifels die op libellenvleugels leken en groen geverfde gietijzeren staanders
met organisch gevormde lampen als bloemknoppen, op slanke metalen stengels. De
uit steen en smeedijzer opgebouwde zwierige werken waren gedeeltelijk
geïnspireerd door de Japanse kunst en door de plantenwereld. Het hekwerk
bestond uit vijf verwisselbare ijzeren standaard elementen, die in
naturalistische vormen waren gegoten. Zij vormen tevens de omlijsting voor
geëmailleerd glas en staal. Let eens op de hekken aan de buitenzijde; zijn deze
voorzien van volle en bolle schermen met een sierlijke M dan bent u bij de
hoofdingang van het metrostation. Zijn de schermen opengewerkt zonder M dan
bent u bij een van de zij-ingangen van het station. De ingangen, 167 in totaal,
doken in vier jaar tijd overal op in de straten van Parijs en bezorgden Guimard
zowat eeuwige roem. De allermooiste zijn die van Porte Dauphine (in 1999
volledig gerestaureerd) en Place Abbesses. De vernieuwingsdrang tussen 1920 en
1960 zorgde er voor dat veel van deze iconische ingangen zijn verdwenen. Op 27
juli 1965 werden de ingangen verklaard tot cultureel erfgoed, wat de redding
bleek voor de overgebleven 67 ingangen die nu gelukkig voor het nageslacht
bewaard blijven. Jammer genoeg kunnen we twee iconen van Guimard alleen nog
maar bekijken op oude ansichtkaarten, namelijk de prachtige 'Chinese pagodes'
die de ingang vormden van Bastille en Étoile.
Het hekwerk bestaat uit verwisselbare ijzeren standaard elementen, die in naturalistische vormen waren gegoten.
In 1902 was het een visionair uit Lyon, de ingenieur Jean-Baptiste
Berlier, die op het idee kwam om in Parijs een metro aan te leggen met een
techniek die ook werd gebruikt voor de Londense metro. Daarvoor richtte hij de 'Société du chemin de fer électrique souterrain du Nord-Sud de Paris'
op. Een concurrent voor de CMP. Hij wilde met twee lijnen. A en B, het
zuiden met het noorden van Parijs verbinden. De eerste lijn A kun je het beste
vergelijken met de huidige lijn 12 van Porte de Versailles naar Porte de la
Chapelle. De tweede, lijn B, met de huidige lijn 13 van Saint-Lazare naar Porte
de Saint-Ouen. Een deel van metrolijn 12 (waarvan de bouw 24 jaar heeft geduurd),
namelijk het traject onder butte Montmarte, tussen Abbesses en
Lamarck-Caulaincourt. Het station Abbesses is het diepst gelegen station van Parijs,
36 meter onder de grond en Lamarck-Caulaincourt, 25 meter onder de grond. De
aanleg van de twee Nord-Sud-lijnen kwam mede tot stand dankzij de stad Parijs,
die de kosten van het omleggen van alle riolen voor haar rekening nam.
Een kaartje 2e klasse met de Ligne Nord-Sud koste in 1910 twintig centimes
Opvallend bij alle stations is de luxe aankleding van de stations, herkenbaar
aan de signatuur van de beide architecten; Lucien Bechmann en later die van
Adolphe Derveaux. De interieurs voorzien van rijk geornamenteerd tegelwerk op
de muren. Esthetische smeedijzeren ingangen voorzien van geglazuurd tegelwerk,
mooi oker van kleur met ingebakken sjablonen van guirlandes met bloemen. Nog
steeds zie je op vele plaatsen de smeedijzeren totems voorzien van witte
letters op rode panelen met de woorden Metro of Metropolitain. Hieraan herken
je onmiskenbaar de vroegere stations van de Société Nord-Sud. Prachtige
voorbeelden zijn te zien bij de stations van Porte de Versailles,
Sèvres-Babylone, Vaneau. Voor het interieur van de stations werd een beroep
gedaan op de beste fabrikanten van geglazuurd aardewerk in Frankrijk.
Een perron van het inmiddels gerestaureerde metrostation Sèvres-Babylone
De gangen van de stations werden voorzien van
banen met gekleurde tegels, met een golvend motief op ooghoogte, die de
reizigers als het ware naar de perrons toe leiden. De gekleurde tegels hadden
ook een betekenis: Groen voor de belangrijkste stations met verbindingen naar
andere stations. Bruin voor de tussenstations. De enige uitzondering is het
station Madeleine (lijn 12) met banen van blauwe tegels. De omlijsting van de
reklameborden werden rijkelijk voorzien van fraai geornamenteerde tegels met
bovenaan en in de hoeken de initialen N & S, Nord-Sud. De namen van de
stations op de perrons, uitgevoerd in witte tegels, ingelegd weer in blauw tegelwerk,
eveneens omrand door de kleur groen of bruin afhankelijk van de belangrijkheid
van de stations. Veel geglazuurd aardewerk werd geleverd door les faïenciers de
Gien en H. Boulenger & Cie de Choisy-le-Roi. Prachtige voorbeelden zijn de
perrons van de stations Solferino
(lijn 12), Sèvres-Babylone (lijn 12),
het onlangs gerestaureerde Notre-Dame
des Champs (lijn 13) en de rotonde van het station Saint-Lazare waar twee lijnen bij elkaar komen, lijn 12 en 13. De
signatuur werd zo mooi gevonden door de concurrent CMP dat deze al snel werd
overgenomen.
Voorbeeld van de luxe signatuur van alle metrostations van de Ligne Nord-Sud herkenbaar aan de initialen N & S
Parijs kent drie metrolijnen waarvan een deel 5,2 meter boven de grond
loopt. Lijn 2 geopend in 1900, een deel van lijn 5 geopend in 1907 en lijn 6
geopend in 1908. Wat meteen opvalt is het werkelijk bijzondere ontwerp van de
bovengrondse stations, allemaal 75 meter lang en gebouwd hoog boven de grond,
op grote neoklassieke ijzeren pilaren. Dit alles naar een ontwerp van de Franse
architect Jean Camilla Formigé en verwezenlijkt door de werkplaatsen van J. Leclaire
in Montreuil, die ook de opdracht kregen voor alle 22 meter lange viaducten van
metrolijn 6 en het viaduct van het station Austerlitz. Alle hoog boven de weg
gelegen stations van lijn 2, links en rechts geflankeerd door betonnen steunen
voorzien van het wapen van de stad Parijs, zijn aan de voorzijde en de
achterzijde voorzien van glas met daaronder sierlijke bouwelementen voorzien
van guirlandes en afbeeldingen van stoomtreinen en bijenkorven. De perrons overdekt met als het ware
gedrapeerd glas, gelijkend gordijnen. Deze oplossing werd later te duur
gevonden. Bij lijn 6, gebouwd tussen 1900 en 1909 werden de bovengrondse
stations opgetrokken in tweekleurig baksteen. Sommige viaducten van lijn 6 zijn
voorzien van schilden met de initialen VP wat staat voor 'Ville de Paris'.
Lijn 2, voor een groot deel 5,2 meter boven de grond, geopend in 1900, ontwerp van de Franse architect Jean Camilla Formigé - Let vooral op de ornamenten onder de ramen
Heel bijzonder is het metrogedeelte van lijn 5 tussen Gare de Lyon en
Saint Marcel. De bovengrondse metro, gebouwd in 1903-1906 loopt dwars door het
station Austerlitz (gebouwd in 1888 door de Compagnie du Chemin de fer de Paris
à Orleans) over metalen viaducten elk 50 meter lang en 10 meter boven de grond.
Om deze verbinding tot stand te brengen was een viaduct noodzakelijk dat de
Seine moest overspannen over een lengte van 140 meter. Tot 1996 de grootste
brug van Parijs. In het metrostation van Austerlitz vind je een van de mooiste
voorbeelden van de rijkdom van de Ligne Nord-Sud; Grote pilasters uitgevoerd in
zacht groen geglazuurd aardewerk.
Of de tijd is stil blijven staan; het huidige metrostation Nationale, lijn 2
Periode 1952 - 1967
Net na de Tweede Werldoorlog, na de samenvoeging in 1949 van de 'Compagnie
du chemin de fer métropolitain de Paris' met de 'Société Berlier-Janicot ligne
Nord-Sud', tot één vervoersmaatschappij voor de regio Parijs voor zowel metro
als bus, de 'Régie autonome des
transports parisiens', de RATP, begon ook meteen de eerste
vernieuwingsdrang. Men ontdekte het grote geld van de reklame. Tussen 1952 en
1960 werden de prachtige tegelwanden op de perrons voorzien van een metalen voorzet
structuur met grote billboard wanden, geschikt voor posters met een afmeting
van vier bij drie meter. Verlichting maakte plaats voor TL-buizen. Houten
bankjes werden vervangen door metalen stoeltjes. Het eerste station dat
volledig op de schop ging was Franklin D. Roosevelt (lijn 9) 72 andere stations
volgden snel. In 1957 kreeg dit station een designprijs voor het interieur van gekleurd
metaal, glas en roestvrij staal, om op 2011 weer volledig op de schop te gaan.
Maar daarover later meer.
Metrostation Franklin D. Roosevelt lijn 9 - in 1957 kreeg dit station een designprijs
Periode 1965 - 1974
Flowerpower was in late jaren 60 en vroege jaren 70 een jeugdcultuur
afkomstig uit de Verenigde Staten. Flowerpower drukte zich uit in kleding en
haardracht: fleurige patronen en kleuren, haarbanden, slippers, ruw katoenen
hemden, wijdvallende kleding (vaak naar Indiase snit), of juist superstrakke
kleding: de hotpants en de minirok deden hun intrede om de onafhankelijkheid
van de vrouw te benadrukken. Een dertigtal metrostations kleurden oranje. Men
koos voor de kleur oranje omdat die kleur in die tijd stond voor warmte,
dynamiek en moderniteit. Het station Mouton-Duvernet (lijn 4) was het eerste
station dat onder handen werd genomen. Wanden werden betegeld met gele en
oranje tegels en de verlichting maakte plaats voor lange goten voorzien van
TL-buizen en het licht werd geconcentreerd op de grote reklame panelen. Zelfs de metrokaartjes werden oranje. Men
introduceerde de Carte Orange. Toch werd deze stijl snel verlaten. Onderzoek
wees uit dat de kleur oranje te veel licht absorbeerde en als te agressief werd
ervaren. Havre-Caumartin (lijn 9) is nog
een van de weinige stations waar de zogenaamde 'Moutonstijl' nog zichtbaar is.
Grote billboards van drie bij vier meter 'sieren' de perrons. Reklame blijkt een grote inkomstenbron voor de RATP
Periode 1974 - 1984
Onder de leiding van Pierre Giraudet, een vroegere CEO van de
Luchthaven Parijs presenteerde de ontwerper Joseph-André Motte een geheel
nieuwe stijl aan de daarvoor aangestelde commissie; La commission esthétique
van de RATP. In de voor restauratie in aanmerking komende stations moest weer
eenheid komen. Op de perrons de terugkeer van de originele witte metrotegels, twee
banen verlichting die zowel de perrons als de plafonds verlichten en nieuw meubilair,
dit alles in één steunkleur. De
verlichting werd verpakt in lange bakken die tevens de mogelijkheid gaven om
kabels voor verlichting en techniek onzichtbaar weg te werken. Het aantal lux
werd verdubbeld van 100 naar 200 en de lichtkleur veranderde van wit naar warm
wit. Stoeltjes werden geplaatst op betegelde plateaus en de toegangen werden
betegeld in dezelfde (steun) kleuren met bijzondere namen: Blauw - bleu Motte,
groen - vert d'Alsace en lila - rose tyrien. voorbeelden van deze stijl zijn te
zien in de stations Alma-Marceau, Gare du Nord, Porte de Charenton en
Ledru-Rollin. 98 stations werden in die periode gerestyled.
1974 - 1984: Het aantal lux werd in alle stations verdubbeld van 100 naar 200 en de lichtkleur veranderde van wit naar warm wit
Periode 1985 - 1992
De stijl 'Ouïdire'; deze stijl markeert een dertigtal stations. Een
strakke witte vormgeving met lichtbanen die de gewelven indirect verlichten in
de kleuren van de regenboog. Een andere
innovatie uit die tijd zijn bankjes waar je niet op gaat zitten maar staand
plaatsneemt. Randen om de billboards, meubilair en verlichting worden
uitgevoerd in een kleur per station. Bijvoorbeeld blauw voor Pigalle (lijn 2),
rood voor station Ourq (lijn 5), geel voor station Alésia (lijn 4) en groen
voor station Cité (lijn 4).
Volgende week de metro van de 21e eeuw
Volgende week deel 2 met onder andere: De metro van de 21e eeuw, Kunst
en cultuur en de geschiedenis van het metrokaartje.