Paris FvdV is een niet commercieel weblog speciaal voor kenners en liefhebbers van de stad Parijs - en voor hen die dat willen worden. Parijs is een stad met een gewichtig verleden, respectabel en gerespecteerd. Het is totaal niet nostalgisch. Parijs is er in geslaagd om, soms op brutale maar altijd op elegante wijze, om te gaan met zijn grootse monumenten. Ze te beschermen en te integreren in de nieuwe dynamiek van de stad. Parijs is een meester op het gebied van herstel en transformatie. U zult er nooit in slagen een volledig overzicht te maken van plekken en verhalen, die allemaal op hetzelfde punt uitkomen en de glorie van deze stad bezingen. toch wil ik een poging wagen. Wekelijks wil ik u niet alleen informeren over wat Parijs nog meer te bieden heeft, maar ook wil ik mijn liefde voor deze stad op u over dragen. In de hoop dat het raakt aan iets wat u herkent of voelt. Ferry van der Vliet.

Privacy verklaring: Indien u weblog Paris FvdV, dat bij Google-Blogger is ondergebracht, leest en reageert op de blogs van Paris FvdV, doet u dat vrijwillig en is uw IP-adres en mailadres - indien u dat vermeld - bekend en wordt opgeslagen. Ook uw schuilnaam waaronder uw reageert wordt opgeslagen. Paris FvdV zal uw gegevens nooit aan derden doorgeven. We houden uw gegevens privé, tenzij de wet of rechtelijke macht ons dwingt uw gegevens aan hen te verstrekken. Datalekken in het systeem vallen onder de verantwoordelijkheid van Google-Blogger. Door weblog Paris FvdV te bezoeken en/of de op of via deze weblog aangeboden informatie te gebruiken, verklaart u zich akkoord met de toepasselijkheid van deze disclaimer. Google gebruikt cookies om services te leveren en verkeer te analyseren dus uw IP-adres en user-agent zijn bij Google bekend, samen met prestatie- en beveiligingsstatistieken om servicekwaliteit te garanderen, gebruiksstatistieken te genereren, misbruik te detecteren en maatregelen te treffen.

maandag 31 januari 2022

FRUITS DE MER

Hèt lievelingsgerecht van vele Fransen waarvan de geschiedenis teruggaat tot de prehistorie. De oudst bekende consumptie van schaaldieren door de homo sapiens tot nu toe dateert van 164.000 jaar geleden. Resten daarvan werden gevonden in Zuid-Afrika. In 2011 werden in een grot in Torremolinos aan de oevers van de Middellandse Zee in Andalusië ook resten van schelpen gevonden die aangaven dat de Neanderthalers zo’n 150.000 jaar geleden al zeevruchten aten.

Echter 2 miljoen jaar geleden aten mannen aan de oevers van het Turkana-meer in Kenia en 500.000 jaar geleden aan de oevers van de Solo-rivier in Indonesie al weekdieren, vissen, waterschildpadden en krokodillen. Toen wisten ze al dat de hoge voedingswaarde van vis en zeevruchten goed waren voor de gezondheid.

 


Plateaux de Fruits de Mer conform brasserie La Lorraine Parijs - Photo La Lorraine


Van beroep écailler

Overal in Frankrijk, maar zeker in de grote steden waaronder Parijs, is het ambacht van de ‘écailler’ zichtbaar in gerenommeerde restaurants en grote brasseries. Je herkent de écailler meteen als je de zaak binnenkomt want zijn kraam staat bijna altijd aan de voorzijde van het restaurant. L’écaille is de oude naam die aan de oester werd gegeven. Zoek je écailler op in het woordenboek dan vind je ‘openen van oesters’ en ‘schubben van vis’. Een écaillère is een oesterverkoper. De écailler is dé specialist in zeevruchten en schaaldieren, maar zijn vakgebied is veel completer. Hij is in staat om visschotels samen te stellen die ware kunstwerken zijn, proeven met de ogen noemen ze dat in Frankrijk. De écailler maakt weliswaar deel uit van de witte brigade van het restaurant, maar werkt vaak alleen aangezien zijn ‘keuken’ ver verwijderd is van de werkplek van zijn overige collega’s. Zijn rol is essentieel want hij is verantwoordelijk voor een zeer groot onderdeel van de omzet van het etablissement.



Rabah Guechaud écailler van brasserie La Lorraine drievoudig 'Champion des Écaillers & 'Meilleur Écailler de France - Photo La Lorraine

De écailler heeft ook een diploma zoals CAP Poisonnier (Certificat d’Apitude Professionel de Poissonnier) of een BEP Poisonnier (Bac Professionel Poisonnier écailler). De opleiding is bedoeld voor jongeren tussen de 16 tot 30 jaar, die beginnen aan een vervolgstudie na de middelbare school of opnieuw beginnen aan een studie. Tevens is het een vereiste dat je stage loopt van minimaal twee jaar bij een visrestaurant, vishandelaar, -groothandel of – fabrikant. Je zit namelijk drie dagen op school en minimaal 2 dagen als stagiair. De opleiding duurt twee jaar gevolgd door een examen. Een écailler verdiend tussen de € 1435 en de € 2342 bruto per maand exclusief onregelmatigheidstoeslagen. Het salaris is ook afhankelijk van zijn professionele ervaring en de reputatie van het restaurant waar hij werkt.



De écailler selecteert de schaaldieren en bereidt ze voor - Photo La Lorraine
 

De vereiste vaardigheden zijn: Goede kennis van zeevruchten zoals herkomst, vismethode, cultuur en aanvoertijden. Hij selecteert de vis en bereidt ze voor (schoonmaken, fileren, in plakken snijden, enz.). Opent en kookt de schaaldieren. Definieert en zorgt voor de opmaak en decoratie van zijn kraam. Beschikt over een onberispelijke outfit, een goede fysieke conditie (meestal werkt hij staand in een koele omgeving) en draagt zorg voor alle geldende voorschriften en hygiënenormen. Maar het allerbelangrijkste is toch de opmaak. Prachtige etagères vol met alles wat de zee te bieden heeft; kreeft , langoustines, zeekrab, garnalen, twee soorten oesters, sint-jakobsschelpen, kokkels, scheermessen, mosselen, alikruiken en zee-egels, alles conform het koninklijk edict van 1759, maar daarover straks wat meer. Dit alles gepresenteerd op een ronde of ovale schotel, soms een dubbele of zelfs een driedubbele schotel met daarop een ijsbed van geschaafd ijs met daar weer op een bedje van zeewier of kelp (algen). Alles supervers gepresenteerd aangezien een lange presentatie de smaak van de zorgvuldig gekozen ingrediënten kan aantasten.

 

Photo La Lorraine


Als je schaaldieren optimaal wilt proeven dan is het aan te raden om de seizoenen te volgen zoals de maanden september tot en met april wanneer de R in de maand zit. Voor zee-egels komt het nog nauwer want ophalen hiervan is toegestaan tussen 1 november en 15 april aan de kust van de Middellandse Zee en van 1 december tot 30 maart aan de kust van Corsica. Het aanbod van de Fruits de Mer moet dus perfect aansluiten bij de seizoensinvloeden van de visproducten. Zeevruchten hebben de reputatie goed te zijn voor je gezondheid doordat ze verschillende sporenelementen bevatten, waaronder jodium, magnesium en vitamine B12. Niettemin moeten ze vers en onbeschadigd worden gegeten. Gebrek hieraan kunnen ernstige vergiftigingen en allergieën veroorzaken doordat microben, parasieten, zware metalen of andere toxines zich ophopen die niet zichtbaar zijn voor het blote oog. In Frankrijk serveren ze oesters in het bijzonder alleen in de maanden waar de R in voorkomt. Deze traditie komt voort uit een koninklijk edict van 1759, uitgevaardigd na talrijke dodelijke vergiftigingen aan het hof waarbij het leuren met vissen en oesters werd verboden van 1 april tot 31 oktober, in een tijd dat conservering door kou niet bestond en het transport uiterst traag verliep. Tegenwoordig kunnen oesters het gehele jaar gegeten worden omdat de transport- en conserverings-methoden zijn geëvolueerd, maar tijdens de warmere maanden (tussen mei en augustus) zijn ze volgens kenners vettig of melkachtig door de aanwezigheid van gameten (eitjes en sperma). Het edict was ook bedoeld om te voorkomen dat het broedseizoen werd verstoord.

 

Voor zee-egels is de vangst hiervan uitsluitend toegestaan tussen 1 november en 15 april aan de kust van de Middellandse Zee en van 1 december tot 30 maart aan de kust van Corsica - Photo La Lorraine


Van de kust naar de stad

Veel visproducten worden gekweekt of gevangen langs de Bretonse en Normandische kust. De noord-Franse kustwateren zijn rijk aan talloze soorten schaal- en schelpdieren. Dagelijks wordt de verse vangst midden in de nacht overgebracht naar Rungis. Zo'n 52 jaar geleden verhuisden de beroemde Parijse voedselhallen (Les Halles) naar het toenmalige dorpje, Rungis, ten zuiden van Parijs, hemelsbreed op 12 kilometer afstand van de Notre Dame. Een complex op 234 hectaren (468 voetbalvelden) verspreid over drie  gemeenten: Rungis, Chevilly-Larue en Thias. De ‘Marché Internationale de Rungis’ of de MIN genoemd telt zo’n 1283 bedrijven waarvan 486 groothandels. Er werken zo’n 12.000 medewerkers. Zij bedienen 20.400 inkopers die samen goed zijn voor een jaarlijkse omzet van ruim 9.0 miljard Euro (omzet 2020). Ter plaatse zijn 24 restaurants en cafés, een politiebureau, een brandweer-kazerne, een medisch centrum, banken, een ijsfabriek, een energiecentrale, een vuilverbrandingsinstallatie, los- en laadkades voor vrachtauto’s en  goederentreinen, een administratieve zone en zo’n 43 grote en kleine (voedsel)hallen. Overdag een spookstad met lege parkeerterreinen, ’s nachts een levendige metropool met verkeersopstoppingen, drukbezette restaurants en bezoekers uit heel Europa.

 

De vishal van de ‘Marché Internationale de Rungis’ 


Op de MIN zijn meerdere ‘pavillons’ per sector verdeeld over het immens grote terrein. Grofweg zijn er de volgende paviljoenen: ‘pavillon de la marée’ (vis en zeevruchten), ‘-de la viande’ (vlees), ‘-de la triperie’ (orgaanvlees), ‘-de la volaille’ (gevogelte en wild), ‘-du fromage’ (kaas en zuivel) ‘-des fruits et légumes’ (groente en fruit), ‘-des plantes’ (vaste planten), ‘-des fleurs’ (snijbloemen) en – ‘des producteurs” (locale groentetelers die hier hun productie verkopen). In Rungis wisselen tijdens de nachtelijke uren vele verse producten van eigenaar. Jaarlijks wordt er zo’n 1,5 miljoen ton aan vis, vlees, groente, fruit, en andere versproducten verhandeld. Maar liefst 18 miljoen Europese consumenten worden vanuit Rungis voorzien van verse voedselproducten, waarvan 12 miljoen in een straal van 150 km rond Parijs. Het komt er op neer dat ruim 20% van de Franse bevolking producten van Rungis afneemt. Zo ook Nederlandse bedrijven waaronder de Makro, Sligro en Hanos en diverse sterrenrestaurants.


In de vishallen begint de handel rond 02.00 uur en eindigt om 06.00 uur. Bij binnenkomst in de vishal word je overdonderd door de bedrijvigheid. Overal lopen mannen in witte pakken, het heeft op het eerste gezicht iets weg van een crimescène, maar dat is geenszins het geval. De handelaren zijn druk in de weer met het uitstallen van hun waar. Tientallen vorkheftrucks jakkeren door de hal met piepschuimen dozen vol verse vis op ijs. 



Honderdduizenden vissen, zowel zout- als zoetwatervis afkomstig uit alle windstreken, liggen in fel licht tussen het ijs te schitteren. Snoeken, witte tarbotten, tonijnen, zeeduivels, zonnevissen, sommige soorten zijn nog maar een paar uur geleden uit het water gehaald, andere hebben er al een reis vanaf de Stille Oceaan opzitten. Kratten vol met oesters, sint-jakobsschelpen en kreeften. Alles draait hier om versheid. Inkopers betasten en besnuffelen de vis. Steken hun neus in een opengesperde bek en testen met duim en wijsvinger de stevigheid van een ruggengraat. Een gids die mij rondleidt tijdens dit nachtelijk uur wijst verrukt naar een partij zeebaarzen en naar vlekkeloze witte tarbotten. Hij pakt een kleine zeebaars en wrijft over zijn rug. “Kijk deze heeft een knik in de staartvin, dat is kweek. In het wild ontwikkelen ze grotere staartvinnen. Kijk deze vissen, de staartvin groot, veerkrachtig, stevig, bijna alles wat op deze kratten ligt is wild”. Een stukje verder liggen de oesters, kreeften, krabben, langoustines en andere schelp- en schaaldieren. De Fines de Claires, Speciales, Belons, Belondines, Praires, Bigorneaux en Tourteaux, het kan niet op. Opvallend veel kratjes van Gillardeau, Gillardeau is zonder twijfel een van de meest gerenommeerde oesterkwekerijen in Frankrijk. Deze kwekerij wordt geleid door inmiddels de derde generatie, in de persoon van Gerard Gillardeau. Gillardeau heeft door de jaren heen van hun naam een internationaal merk gemaakt. Het familiebedrijf produceert oesters die uitsluitend de classificatie of applicatie ‘speciale oesters’ dragen. Dit gegeven stamt al uit het tijdperk toen de grondlegger Henri Gillardeau hier de scepter zwaaide.



Gerenommeerde restaurants hebben vaak eigen inkopers in dienst


Bestellingen klaar voor verzending

Mijn gids stopt bij een kratje sint-jakobsschelpen. Voorzichtig geeft hij met een nagel een tikje tegen het vlees van een opengemaakte schelp. “Even testen of het schelpdier nog wel leeft”. Onder de vishal liggen nog verborgen schatkamers , ‘les viviers’. In grote bakken worden daar schaaldieren, zoals kreeft en krab, levend bewaard. Vanaf 06.00 uur vertrekken de bestelwagens richting Parijs om de verse vis vòòr de verkeersdrukte en de opening van de winkels en restaurants te kunnen leveren.

(Met dank aan Joan Mols, mijn gids van die nacht)


Vanaf 06.00 uur vertrekken de bestelwagens richting Parijs om de verse vis vòòr de verkeersdrukte en de opening van de winkels en restaurants te kunnen leveren

 

Een van die restaurants is La Coupole aan de boulevard Montparnasse. Bij La Coupole wordt zo’n 100 ton oesters per jaar geconsumeerd en dat al sinds de openingsnacht van 20 december 1927. Oesters en verse zeevruchten zijn een integraal onderdeel van de brasseriemenu’s sinds de Elzasser Frédéric Bofinger de eerste opende in een oud kolenmagazijn in de buurt van de Bastille in 1864. Het was een tijd dat de spoorwegen voor het eerst verse levensmiddelen begonnen te vervoeren, waaronder zeevruchten, naar de eeuwig hongerige Franse hoofdstad. Enkele jaren daarvoor beschreef Urbain Dubois in zijn ‘Cuisine Classique’ uit 1856 over langoustines die gelaagd werden gedrapeerd in de vorm van een kruisbloem boven op een voetstuk en andere uitgebreide sculpturen van zeevruchten. Versierd met garnalen of gehakte groenten en omzoomd met rivierkreeften die met boter op de structuur werden geperst. Het boek bevatte ook een recept voor het serveren van rauwe oesters, waarbij de kok werd geïnstrueerd om ze pas op het laatste moment te openen en op een schaal of een opgevouwen servet te schikken, met citroen en mignonette saus gemaakt met gehakte sjalotten, gekraakte peper en azijn en toast met boter.

 

Dehillerin aan Rue de Coquillière levert al meer dan 200 jaar keukenspullen aan restaurants



Zo’n plateau Fruits de Mer is een lust voor het oog. Van oudsher halen Franse chefs hun materialen bij E. Dehillerin aan Rue de Coquillière. Deze bijzondere winkel is al sinds 1820 gevestigd op dit zelfde adres en levert al meer dan 200 jaar keukenspullen aan restaurants en kookenthousiastelingen. Afhankelijk van de hoeveelheid zeevruchten die worden geserveerd, kiest de écailler het aantal schalen. De schalen worden op elkaar gestapeld en verbonden met een stalen standaard. De meeste écaillers maken gebruik van aluminiumschalen; deze houden de temperatuur van het ijs het beste vast.

 

De beste adressen

Als laatste adviseer ik je, zonder volledig te zijn en in willekeurige volgorde de beste adressen.


Het prachtige interieur van La Coupole

 

La Coupole

Allereerst La Coupole. Ooit een opslagplaats voor kolen en hout. De onderaardse gangen dwongen de architect om de grootste eetzaal van Parijs te voorzien van 24 pilaren. 32 kunstenaars uit de buurt van Montparnasse werden vervolgens benaderd om de pilaren te beschilderen. Eten in La Coupole is een belevenis. Dit restaurant is nog steeds de ontmoetingsplaats voor talloze beroemde mensen uit de wereld van politiek, literatuur, kunst, zang en dans. Een gevleugelde uitspraak in Parijs is "regeringen worden gevormd in Lipp, ze vallen in la Coupole". Zacht groene wanden, prachtig mozaïek op de vloer en je eet nog steeds van het art-déco servies. 91 mensen vormen de zwarte en 43 de witte brigade. Het 800 m² grootte restaurant telt 450 plaatsen gesitueerd rondom een monumentaal kunstwerk 'la Terre' van Louis Derbré'. Vooral als visliefhebber kom je hier aan je trekken met specialiteiten als de plateau Fruits de Mer, of de hommard grillé flambé au whiskey, maar ook voor een uitstekende chateaubriand ben je hier aan het juiste adres. Prijzen van de Fruits de Mer vanaf € 26 tot € 85

Boulevard du Montparnasse 102, 14e arrondissement, metro Vavin.



In 2017 won de écailler van dit restaurant, Rabah Guechoud, maar liefst voor de derde keer de titel van ‘Champion des Écaillers de Île-de-France - Photo La Lorraine


La Lorraine

La Lorraine opende zijn deuren in 1919 aan de place des Ternes. Het etablissement heette toen nog Café des Négociants en werd aangekocht door François Pouillages, een hout- en kolenhandelaar. Zijn vrouw werkte al in het restaurant. In 1924, na een grondige renovatie  en verbouwing veranderde de naam in La Lorraine, als eerbetoon voor het heroveren van Lotharingen op de Duitsers, na het einde van de Eerste Wereldoorlog. Ook hier waren veel beroemdheden te vinden. Dit kan met name worden verklaard door de nabijheid van het Théâtre de l'Empire, Salle Wagram en de Salle Pleyel. Zo zagen we er beroemdheden als Charlie Chaplin , Jean Gabin of zelfs Clint Eastwood, die hun tafel reserveerden bij La Lorraine. In 2017 won de écailler van het restaurant, Rabah Guechoud, maar liefst voor de derde keer de titel van ‘Champion des Écaillers de Île-de-France’. In 2004 werd het restaurant opnieuw gerenoveerd door Jean-Pierre Heim. De originele oesterbank van graniet en roestvrij staal is prachtig gerestaureerd, nieuwe fresco's van Pierre Bonnefille en kristallen kroonluchters van Saint-Louis werden geïnstalleerd. Tijdens de restauratie werkzaamheden werd een origineel mozaïek ontdekt op de vloer van de ingang. Prijzen van de Fruits de Mer vanaf € 22 tot € 92

Place des Ternes 2, 8e arrondissement, metro Ternes.



Bofinger, deze brasserie een van de drukst bezochte brasseriën van Parijs - Links de ingang naar de mooiste toiletten van de Marais
 

Bofinger

In 1864 opende Frédéric Bofinger op nummer 5 van de rue de la Bastille, naar het schijnt de eerste gelegenheid waar bier uit het vat werd geserveerd. Met zijn fraaie azuurkleurige koepel van glas in lood, versierd met enorme bloementrossen, sierlijke ingelijste spiegels en gepatineerde houten muren, is het een genot om hier te dineren. Lange tijd is Bofinger een verplichte pleisterplaats voor de hele politieke klasse, kunstenaars en acteurs. Door de toenemende populariteit van de wijk rond place de la Bastille en de opening van de nieuwe Opéra de la Bastille in 1989, blijft deze brasserie een van de drukst bezochte brasseriën van Parijs. Mede dankzij de kwaliteit van de Elzasser keuken en wijnen. Voor het restaurant staat een zogenaamde "banc de huîtres" waar de écaillers buiten de schalen prepareren vol met schaal- en schelpdieren. Plateaux Fruits de Mer, bestaande uit oesters en hoornkreeft uit de kuststreek van Bretagne, spinkrab, garnalen, mosselen, zeeoren, venusschelpen, kokkels en coquilles. En dat gecombineerd met een eenvoudige Chasselas, Sylvaner of een mooie Pinot Noir. Maar je kunt er ook terecht voor zuurkool; ‘choucroute spéciale Bofinger’ met een edele Riesling, Tokay of een kruidige Gewűrtztraminer allen afkomstig uit een van de 110 erkende wijngemeenten in de Elzas. Vergeet vooral niet voor het weggaan een van de mooiste toiletten te bezoeken van de Marais. Prijzen van de Fruits de Mer vanaf € 29 tot € 79

Rue de la Bastille 5-7, 4e arrondissement, metro Bastille.


 


Het rijke interieur van Le Boeuf sur le Toit


Le Boeuf sur le Toit

Het is zeker geen straat die je bezoekt tijdens een wandeling door Parijs. Maar voor het daar gesitueerde restaurant is de rue du Colisée zeker een omweg waard. Een restaurant met een ietwat vreemde naam; Le Boeuf sur le Toit. Het kwam in handen van Jean Paul Bucher in 1985, die de zaak grondig verbouwde in een art-déco stijl die doet denken aan een luxe eetzaal van een cruiseschip. Geslepen spiegels, enorme lampen in geometrische vormen. Onlangs heeft het restaurant weer een nieuwe face-lift gekregen. Het bijzondere interieur is gebleven, alleen zijn de banken en stoelen voorzien van een lichtere stof, net als de wanden. Bij binnenkomst passeer je 'les écaillers', de specialistische bereiders van de coquillages en de Fruit de Mer. Op drukke dagen is er altijd een voiturier aanwezig, iemand die je auto parkeert, indien nodig. De straat ligt op loopafstand van de Champs Elysées en het befaamde Lido. Prijzen van de Fruits de Mer vanaf € 65 tot € 140

Rue du Colisée 34, 8e arrondissement, metro Saint Phillipe du Roule.

 

Á la Marée in Rungis


Á la Marée

Als laatste mijn favoriet, niet vanwege het interieur maar vanwege zijn authenciteit. Gelegen tegenover de megagrote vishallen van Rungis kun je hier 24 uur per dag, 7 dagen in de week terecht. Maar om echt de sfeer van de buik van Parijs te proeven moet je gewoon hier gaan eten tussen 02.00 en 06.00 uur ’s nachts. Á la Marée. Deze gastronomische instelling op de markt van Rungis wordt al sinds 1974 gerund door de familie Le Puys, afkomstig uit Bretagne en is een van de 24 restaurants op het marktterrein. Twee aparte zalen, twee sferen en twee verschillende menu's, een traditionele brasserie met 160 zitplaatsen en een gastronomisch restaurant  met 80 zitplaatsen. Het is een bijenkorf die zowat iedereen ontvangt, en dat is niet de minste van de charmes van dit historische adres. Rungis-medewerkers, marktklanten fijnproevers of gewoon nieuwsgierigen, er is altijd een menigte om te genieten van de zeevruchtenschotels, een rog met hazelnootboter, gegrilde zeebrasem, coquilles à la provençale, een mille-feuille van kabeljauw met citroencrème of een gegrilde kreeft met witte botersaus. Het vlees wordt niet vergeten; een gebakken ribsteak of een gegrilde kalfsnier.....  al deze producten zijn uiteraard van een onberispelijke versheid. Dit alles maakt dit restaurant tot de onmisbare ontmoetingsplaats van de  ‘Marché Internationale de Rungis’. Prijzen van de Fruits de Mer vanaf € 90 tot € 134 (2 personen).

Place des Pêcheurs 2, 94569 Rungis.

 


Nog een spreuk ter afsluiting van deze blog:

Oesters zijn de meest delicate, verfijnde zeevruchten. Ze blijven dag en nacht in bed. Ze werken en sporten niet, ze drinken ongelooflijk veel en wachten rustig af tot het eten naar hen toe komt.

Hector Bolitho, schrijver.



vrijdag 21 januari 2022

MUSÉE GUIMET DE SNELSTE ROUTE NAAR AZIË

We schrijven 1887. Er wordt druk gebouwd in het 7e en het aangrenzende 16e arrondissement. Parijs is in voorbereiding van de 10e Universele Wereldtentoonstelling die gaat plaatsvinden van 6 mei tot en met 31 oktober 1889. Op de Champs-de-Mars worden de fundamenten gelegd voor een gietijzeren toren van 300 meter hoogte die het symbool en tevens de toegangspoort moet worden van de tentoonstelling, een project van ene Gustave Eiffel en ontworpen door de ingenieurs Maurice Koechlin en Émile Nouguier. Een ander bekend gebouw dat speciaal voor de tentoonstelling wordt gebouwd is het Palais des Machines, naar een ontwerp van Ferdinand Dutert en ingenieur Victor Contamin. Het gebouw; 420 meter lang, 115 meter breed en 48 meter hoog is op dat moment het grootste gebouw van ijzer en glas ter wereld. Het werd opnieuw gebruikt tijdens de tentoonstelling van 1900 en helaas afgebroken in 1910.

Parijs in voorbereiding van de 10e Universele Wereldtentoonstelling
 

Schuin achter het Palais du Trocadéro, om precies te zijn in de driehoek van de rue de Lübeck, rue Boissière en de avenue d’Iéna, wordt druk gebouwd aan een project van de stad Parijs en een industrieel uit Lyon, Émile Guimet, om een museum te creëren over de religies van Egypte, de klassieke oudheid en de landen van Azië.


Officieel affiche van de Wereldtentoonstelling 1889 met de Eiffeltoren en het Palais des Machines - Foto Wikimedia

Émile Étiene Guimet was een erudiete entrepreneur, reiziger, kunstkenner (connaisseur) en mecenas. Hij schreef boeken: ‘Lettres sur l'Algerie’ (1877), ‘Promenades Japonaises’ (1880), en componeerde een opera, Tai-Tsoung (1894) maar ook het op muziek zetten van gedichten van Victor Hugo of Alfred de Musset. Gehuwd met Lucie Sanlaville die na slechts drie maanden huwelijk sterft. Daarna trouwt hij met zijn schoonzus Marthe Sanlaville, die hem zijn ​​enige zoon schonk, Jean Guimet.

Geboren op 26 juni 1836 als zoon van de rijke Lyonnaise bourgeoisie. Zijn vader, Jean-Baptiste Guimet, een ingenieur, had in 1827 een kunstmatige ultramarijn ontwikkeld, het zogenaamde ‘Guimet blauw’. Vervaardigd in Fleurieu-sur-Saône bij Lyon, bracht de verkoop van dit product puissante rijkdom voor de uitvinder, die hem vervolgens in staat stelde te investeren in de vervaardiging van een nieuw soort metaal; aluminium (1855). Zijn moeder, Rosalie Bidauld, was schilderes en afkomstig uit een familie van kunstschilders uit Carpentras. In 1860 werd Émile gedwongen om op 24-jarige leeftijd het beheer van de fabriek over te nemen. Zijn rijkdom op jonge leeftijd gaf hem de smaak en de middelen om veelvuldig naar het buitenland te reizen. 

 


Émile Guimet, Studio Durand, Lyon, ca 1870 (l) Guimet in zijn museum door Ferdinand Luigini 1898 - Foto's archief Musée Guimet

Het begon met een klassiek verblijf in Spanje (1862) daarna was het Duitsland, later Noord-Afrika, Oost- en Noord Europa. Al deze reizen leidden naar de mode van die tijd; het publiceren van reisverslagen. Vooral Egypte had grote invloed op het toekomstige museale werk van Émile Guimet. Hij ging er voor het eerst heen in 1865-1866, publiceerde Egyptische schetsen en ‘Dagboek van een toerist’ uitgegeven in 1867. Vanaf dat moment begon hij Egyptische oudheden te verzamelen en te bestuderen, waarbij hij in academische kringen vertoefde (hij was lid van de Academie de Lyon) en het idee kreeg van een eigen museum.  


 'Le nouveau Musée des Religions' 1888 - Foto archief Musée Guimet

In 1876 vertrok hij daarom naar de Wereldtentoonstelling in Philadelphia, bezocht en doorkruiste de Verenigde Staten om via de Stille Oceaan Japan, China en India te bereiken. Voor dit doel had hij zichzelf een missie gegeven die was uitgevaardigd door de minister van Onderwijs, namelijk om oosterse religies te onderzoeken. Zo slaagde hij er in om een indrukwekkende collectie exotische kunst op te bouwen die hij in Lyon ten toon wilde stellen.  Het initiële idee was om een school voor oosterse talen op te richten, speciaal voor het Japans met daarbij een religieus museum. Maar het geheel werd een mislukking en Émile besloot, teleurgesteld door de bezoekersaantallen en de povere ontvangst van zijn initiatieven in Lyon, het museum over te plaatsen naar Parijs. Er werd een overeenkomst gesloten waar Guimet zijn persoonlijke collectie zou schenken aan de staat in ruil voor een museum  waarvan het beheer gedurende zijn leven aan hem zou worden toevertrouwd. De overeenkomst werd bekrachtigd door een wet in 1885. De stad Parijs stemde van haar kant in om in het 16e arrondissement een stuk land aan te kopen zodat met de bouw van een museum kon worden begonnen. Naast een Aziatische collectie omvatte de rijke verzameling ook Egyptische voorwerpen, Grieks-Latijnse oudheden en zelfs Indiase voorwerpen. Het museum werd ingehuldigd op 20 november 1889, 20 dagen na de sluiting van de 10e Wereldtentoonstelling.

 


Het huidige Musée des Arts Asiatiques Guimet aan de place d’Iëna 6

Na de inhuldiging van het Parijse museum, eiste hij deponering van werken die toebehoorden aan de staat afkomstig uit diverse legaten. Bijvoorbeeld de Koreaanse voorwerpen van Charles Varat in 1893 of de Tibetaanse schilderijen en bronzen beelden meegebracht door Jacques Bacot in 1912. Guimet gaf tussentijds ook opdracht tot archeologische opgravingen. De meest bekende zijn die van Albert Gayet in Antinoé in Egypte, waar de necropolis belangrijke Koptische meubels en mummies leverde.



Een van de topstukken van het museum: 'Avalokitesshavara Bodhisattva' met de duizend armen afkomstig uit India, laat 18e eeuw begin 19e eeuw

Mata Hari, de artiestennaam van Margaretha Geertruida Zelle, geboren in Leeuwarden, maakte ’s avonds, op 13 maart 1905, haar debuut in de bibliotheek van het museum, met haar “Danses Hindoues’ of Javaanse dansen, zogenaamd geheime tempelrituelen. Guimet hielp haar aan de benodigde decoratie en attributen voor haar dansen. Maar het verhaal gaat dat Mata Hari ook zijn maîtresse was. Er werden vaker in het museum spirituele avonden georganiseerd. Tijdens de Belle époque was er veel belangstelling voor spiritualiteit en het Verre Oosten. De spirituele avonden in Musée Guimet pasten in de naweeën van de romantiek, toen in het westen toenemende interesse ontstond voor oosterse beschavingen en filosofieën. Guimet wilde aan de hand van de collectie naar mogelijke verbanden zoeken tussen álle goden en geloven van de mensheid. Hij stierf op12 oktober 1918 in Fleurieu-sur-Saône.


Khmer-kunst uit Cambodja

In 1927 werd het Musée Guimet toegevoegd aan het Directoraat Musées de France en begon nieuwe kunststukken te verzamelen uit enkele particuliere legaten, waaronder voorwerpen die werden meegebracht door de grote expedities naar Centraal-Azië en China, zoals die van Paul Pelliot of Édouard Chavannes. Vanaf 1927 ontving het museum ook originele werken van de Indochinese afdeling van het ‘Musée de Trocadero’. Gedurende de jaren 1920 en 1930 arriveerden ook voorwerpen van opgravingen door de Franse archeologische delegatie in Afghanistan. Als onderdeel van een ingrijpende reorganisatie van de nationale collecties stuurde het Guimet-museum vanaf 1945 zijn Egyptische stukken naar het Louvre en ontving in ruil daarvoor alle werken van de Aziatische kunstafdeling van het Louvre. Vanaf dat moment werd de instelling aan de Place d'Iéna een van de allereerste kunstmusea van Azië ter wereld onder de naam ‘Musée national des Arts asiatiques Guimet’, kortweg Musée Guimet.

 


Na de renovatie door Henri en Bruno Gaudin wordt de collectie overzichtelijk gepresenteerd, geordend naar culturele regio’s



In 1993 krijgen de architecten Henri en Bruno Gaudin de opdracht voor een totale herstructurering van de complete binnenruimtes met als doel de door Émile Guimet opgerichte instelling in staat te stellen zich meer en meer te positioneren als een belangrijk kenniscentrum van de Aziatische beschavingen in het hart van Europa. De bouw startte in 1996 en in 2001 werd het museum heropend. De architecten gaven de prioriteit aan het daglicht en het creëren van open perspectieven in de permanente galerijen met een tentoonstellingsoppervlak van 5.500 m². Je wandelt nu door elegant ontworpen ruimtes die baden in natuurlijk licht en je ontdekt 5.000 jaar geschiedenis gepresenteerd door zo’n 4.000 kunstvoorwerpen van onschatbare waarde.



De Khmer-kunst uit Cambodja is een van de mooiste ter wereld. Bij binnenkomst valt onmiddellijk een enorme sculptuur op afkomstig uit de tempel van Angkor. Zware zandstenen blokken (gewicht 12 ton). Ze werden gedemonteerd en per boot over de Mekong naar Phnom Penh en vervolgens naar Frankrijk vervoerd. Daar werden ze eerst tentoongesteld op de Wereldtentoonstelling van Parijs.


Het museum bezit een van de mooiste collecties op de wereld van Aziatische kunst




De zijderoute verdeeld over verschillende etages loopt door het museum gepresenteerd door kunst, brons, wapens, voorwerpen uit het dagelijks leven, schilderkunst, keramiek en staande, zittende en liggende boeddha’s, uitgevoerd in verschillende materialen. Sommige lachend andere de ernst zelf. Zenmonniken uit Japan, een 17e-eeuws Samoerai-harnas, maar ook Nederlands Delfts aardewerk waaronder een balustervormige vaas in Delftsblauwe Chinoiserie-stijl uit het einde van de 17e-eeuw, voorstellend een landschap van pijnbomen en rotswerk, duidelijk geïnspireerd op Chinees overgangsporselein.

 


De verkenning voert je door Afghanistan en Pakistan, het verbazende India, Tibet en Nepal, het klassieke China, Korea en Japan, Birma, Thailand en Vietnam.

In de oude, ronde bibliotheek schittert een schat aan boeken, maar ook prachtig textiel. Een schenking van de kleindochter van de Indische dichter Rabindranath Tagore. Helemaal bovenin, vanaf de ronde hal op de derde etage, wordt je getrakteerd op een uniek uitzicht over de daken van Parijs en de Eiffeltoren. In de zomer is er een panoramisch terras met een bijzondere architectuur waardoor je je op het dek van een boot waant.

 

De ronde bibliotheek is een van de mooiste zalen in het Musée Guimet


Foto: Musée Guimet


De imense koepel van de bibliotheek wordt ondersteund door negen kariatiden, vrouwenbeelden die gebruikt worden als pilaren


Een hoofd vindt zijn lichaam

Dan resten mij nog twee bijzondere anekdotes. In 1939 vonden archeologen in Cambodja in de enorme tempel van Bakong, ingewijd door koning Indravarman 877- 886), een wonderschoon gebeeldhouwd hoofdje wat cadeau wordt gedaan aan de Amerikaanse ambassadeur John Gunther Dean, als dank voor zijn humanistische acties in de oorlog. De diplomaat schenkt in 2006 het hoofdje aan het Musée Guimet en dan slaat de magie toe. In de opslagruimte van het museum lag al 70 jaar een gebeeldhouwd vrouwenlichaam zonder hoofd, waarvan de breuklijn perfect klopte met die van het hoofdje. Een goddelijke hereniging volgde.


Godin uit de tempel van Bakong Cambodja (l)  - Het hoofd van de Godin Harihara (r) – Foto’s Musée Guimet

Een krantenartikel uit 2016: Frankrijk heeft het hoofd van een 7e-eeuws beeld van de hindoegod Harihara teruggegeven aan Cambodja, meer dan 130 jaar nadat het was verwijderd. Het hoofd werd in 1882 of 1883 uit de Phnom Da-tempel in de zuidelijke provincie Takeo in Cambodja gehaald door de Franse taalkundige en archeoloog Étienne Aymonier, die de eerste was die de Khmer-ruïnes in Cambodja, Thailand, Laos en Vietnam aan het eind van de 19e eeuw volledig verkende en documenteerde. Cambodja was in die tijd een protectoraat van Frankrijk, onderdeel van de kolonie Frans Indochina, en Aymonier was de koloniale bestuurder, van 1874 tot 1882 of 1883. Aymonier onderzocht oude tempels en kloosters in het zuiden van Cambodja en verzamelde een groot aantal artefacten die hij mee terug nam naar Frankrijk.  Aymoniers verzameling Khmer-schatten werden toen tentoongesteld op de Paris Exposition Universelle van 1889. Het jaar daarop werden ze toegevoegd aan de Aziatische collectie van het Guimet-museum in Parijs. Terwijl het hoofd zich in het museum in Frankrijk bevond, vond de Franse archeoloog Henri Parmentier in 1913 het hoofdloze lichaam van een standbeeld in Phnom Da. In 1944 werd het lichaam overgebracht naar het Nationaal Museum van Cambodja in Phnom Penh. Iets meer dan een decennium later, in 1955, stelde de Cambodjaanse archeologie-expert Pierre Dupont dat het hoofd in het Musée Guimet en het lichaam in het Phnom Penh-museum bij elkaar hoorden.


Staande, zittende en liggende boeddha’s, uitgevoerd in verschillende materialen bevolken de zalen



De hypothese van Dupont werd juist bevonden toen het restauratieatelier van het Nationaal Museum een mal van het bovenlichaam maakte en dit naar Frankrijk stuurde. Het paste perfect bij het hoofd. Het hoofd en andere artefacten die Aymonier voor het Guimet museum verzamelde, werden legaal geëxporteerd, dus er was geen sprake van een kunstroof of rechtszaak. Aymonier had de toestemming van koning Norodom om de werken naar Frankrijk te exporteren, waar ze zouden worden tentoongesteld om het Westen het belang en de schoonheid van de Khmer-kunst te laten zien. Het Musée Guimet en het Nationaal Museum sloten een deal om het hoofd te ruilen voor een recent opgegraven sokkel uit de 10e eeuw, die weer paste bij een standbeeld van de dansende godin Uma uit de Guimet-collectie. Beide stukken zijn in permanente bruikleen, dus er is geen officiële verandering in juridisch eigendom. Het hoofd blijft eigendom van de Franse staat en Uma’s voetstuk en voeten blijven eigendom van de Cambodjaanse staat.  Op 21 januari 2016 hebben restauratoren het hoofd van Harihara weer vastgemaakt aan het lichaam in het Nationaal Museum in Phnom Penh. De ceremonie werd bijgewoond door 200 mensen, waaronder regerings- en museumfunctionarissen, diplomaten en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders.


Vanaf de ronde hal op de derde etage, wordt je getrakteerd op een uniek uitzicht over de daken van Parijs en de Eiffeltoren


Dit museum is absoluut een bezoek waard en biedt een volledig overzicht van de omvangrijke kunstproductie uit Azië. De collectie wordt overzichtelijk gepresenteerd, geordend naar culturele regio’s.


Musée des Arts Asiatiques Guimet, place d’Iëna 6, Metro Iëna – lijn 9. Voor openingstijden check de website.



woensdag 12 januari 2022

PARC DE BAGATELLE EEN VERBORGEN PAREL IN PARIJS

Het Bois de Boulogne is hèt wandelgebied voor vele Parijzenaars. Ondanks zijn ligging naast de boulevard Périphérique komen de inwoners van Parijs hier voor de frisse lucht zonder de auto te moeten nemen. Het ‘bos’ heeft alles voor wandelaars, ruiters, joggers, roeiers, vissers en fietsers. Prachtige meren, watervallen, vijvers, tuinen en onberispelijke perken. De huidige  lay-out hebben we te danken aan Colbert die in de 17e eeuw in dit koninklijke jachtveld rechte lanen liet aanleggen die zich stervormig kruisten. Pas in de 19e eeuw begonnen Napoleon III en Haussmann het bos te cultiveren en kronkelende paden aan te leggen en vijvers en meren te graven. Het bos dat het hele westen van Parijs beslaat is ruim 8 km² groot.

 


Dit toegangshek brengt je naar een ongekende parel

Diep in het bos beschermt een oude stenen muur een luxueuze botanische tuin die, wanneer ontdekt, aanvoelt als een echte ontdekking. Ik heb het over het Parc de Bagatelle. Een parel die zelfs door de Parijzenaars vaak over het hoofd wordt gezien. Als gevolg hiervan behoudt het het gevoel van een geheime tuin, een mysterie dat nog eens versterkt wordt door de locatie; verborgen in het uitgestrekte areaal van de bossen van Boulogne. De geschiedenis van deze tuin is er een van toevalligheden en vreemde anekdotes.

 

Het Parc de Bagatelle in het Bois de boulogne


De allereerste bewoning van dit deel van het bos was die van een nonnenklooster. Begin 1720 kreeg de hertog van Estrées van de koning toestemming hier een sober jachthuis te kopen en te verbouwen tot een klein kasteeltje. Hij noemde het comfortabele, wat verscholen kasteeltje ‘Bagatelle’. In het Franse bargoens staat ‘bagatelle’voor een stevige vrijpartij. Heel wat avontuurtjes werden hier in deze discrete schuilplaats beleefd, maar ook speelden er zich in het kasteel feesten en drinkgelagen af maar die…. werden altijd gebagatelliseerd. Het kasteel was in die tijd zelfs de maatstaf voor losbandigheid. Toen het gebied eenmaal in bezit was van de hertog van Estrées werd het uitgebreid en het omliggende gebied gecultiveerd. Maar na verloop kreeg het kasteel door alle orgies en intriges een slechte naam, werd verlaten en raakte in verval.



De bomen vertellen de geschiedenis van het park, sommige meer dan honderd jaar oud
 

In 1775 kocht een fervent jager, de zeer jonge graaf van Artois, de toekomstige Karel X, en broer van Lodewijk XVI, het landgoed van de prins van Chimay. De ‘Comte’ liet al snel de ruïne  slopen, met plannen om het te herbouwen. Toen zijn schoonzuster, Marie Antoinette, hoorde van de aankoop, melde zij de graaf dat zij bij hem zou komen logeren mits het kasteel in 100 dagen klaar zou zijn. Was dat niet het geval dan moest de graaf haar 100.000 Franse francs betalen. Maar als hij haar kon ontvangen dan kreeg hij 100.000 Franse francs van haar. De graaf ging de uitdaging aan. De plannen voor het park en het kasteel werden in één nacht getekend door de architect François-Joseph Bélanger. Hij creëerde een groot neoklassiek paviljoen. 900 arbeiders werden ingehuurd en werkten dag en nacht om het chateau Bagatelle in al zijn pracht te herstellen. De kosten liepen echter zo hoog op dat het kasteel al snel de bijnaam ‘La Folie d’Artois’ kreeg. Maar de graaf won de weddenschap; de bouw werd gerealiseerd in slechts 64 dagen. Thomas Blaikie, de Schotse botanicus en ingehuurd door Bélanger creëerde het park in Anglo-Chinese stijl, zeer modieus op dat moment en werd ook gezien als een reactie op de strikte beperkingen van de klassieke Franse stijl.



 Het Kasteel Bagatelle (links) op de kaart van Parijs uit 1932

Het landgoed heeft vervolgens verschillende eigenaren gekend. In 1837 kocht de Engelse Lord Seymour, vierde Markies van Hertford, Bagatelle. Tuinliefhebber als hij was, begon hij met de bouw van een orangerie en kocht de omliggende 10 ha., waar hij een Engelse landschapstuin liet aanleggen door Louis-Sulpice Varé. Er werden nog meer nieuwe gebouwen opgetrokken: de hoofdingang in rococo-stijl, de stallen en het huis van de chef-kok en tuinman in Lodewijk XIII-stijl. Het kasteel werd opnieuw verbouwd en met één verdieping verhoogd. Napoleon III en keizerin Eugenie, evenals koningin Victoria waren graag geziene gasten in het château. 

Tekeningen van het kasteel uit de tijd van Lord Seymour


De koepel van de 'Salon' op de eerste etage - foto Fondation Mansart

Na de dood van de Markies in 1870 komt het kasteel in handen van zijn zoon; Sir Richard Wallace, die wij kennen van de beroemde Parijse drinkfonteinen. Wallace liet het Trianon bouwen aan een zijde van de grote binnenplaats. Toen hij stierf in 1890 erfde zijn vrouw Lady Wallace, geboren als Julie Amélie Charlotte Castelnau, zijn fortuin. In 1894 schonk zij bijna 5.500 meubels, schilderijen en kunstwerken uit de collectie van de markies van Hertford aan de Engelse natie, op voorwaarde dat het Londense museum, waarin de collectie zal worden tentoongesteld de naam van haar man zal dragen. De Wallace Collection is een van ’s werelds mooiste collecties van 18e-eeuwse Franse kunst. Het museum is gevestigd in het herenhuis Hertford House aan de Manchester Gardens in Londen. Ene John Murray Scott, secretaris van Lady Wallace en overigens ook haar minnaar, erft Bagatelle bij haar overlijden. In 1905 stond hij het pand af aan de stad Parijs, maar niet voordat hij het kasteel plunderde waarbij hij de meubels en de buitenversieringen meenam.



 Château de Bagatelle in betere tijden - foto wikimedia

In 1905 vertrouwde de stad Parijs de herontwikkeling van de tuinen toe aan de curator van ‘Les Jardins de Paris’: Jean-Claude-Nicolas Forestier (wel een toepasselijke naam). Aan hem zijn we het huidige ontwerp van het park verschuldigd met respect voor het verleden. Hij transformeerde  het terrein in weelderige, romantische botanische tuinen met behoud van de oorspronkelijke 18e-eeuwse rococo-tempels, grotten en meren. Forestier was een vriend van de kunstschilder Claude Monet en een enorm bewonderaar van het impressionisme. Zijn veelvuldig bezoek aan Giverny, de wereldberoemde tuinen van Monet, inspireerde hem tot de aanleg van de vijver met natuurlijk waterlelies. In de manier waarop impressionisten in die tijd schilderden zag hij een manier om planten te presenteren. Er werden rozentuinen geplant en de ‘Roserie de Bagatelle’ werd opgericht met een collectie die nu 10.000 rozenplanten omvat, samengesteld uit 1.500 verschillende soorten. Het is inmiddels een van de oudste en belangrijkste rozentuinen in Frankrijk. Ze werd ingehuldigd in 1907, met honderden variëteiten aangeboden door Jules Gravereaux, verzamelaar en createur van een andere beroemde rozentuin, die van ‘l’Hay-les-Roses’. Jules Gravereaux (die zijn fortuin verdiende in het warenhuis Bon Marché in Parijs), kocht in 1892 een groot landgoed in L'Haÿ ongeveer 8 km ten zuiden van Parijs en huurde de beroemde landschapsarchitect en tuinder Édouard André in om een ​​tuin aan te leggen met daarin 1600 rozen. De tuin schijnt de allereerste tuin te zijn die exclusief aan rozen is gewijd.


De tuin is een ontwerp van Jean-Claude-Nicolas Forestier

Op initiatief van Forestier werd in 1907 in Bagatelle de eerste internationale wedstrijd voor nieuwe rozen geboren: De internationale rozenwedstrijd van Bagatelle. De wedstrijd is open voor het publiek en beloont elk jaar in juni drie unieke rozen voor hun schoonheid en één voor de geur. Nog een leuke wetenswaardigheid, op 15 maart 1907 maakte Charles Voisin hier zijn eerste mechanische vlucht met een vliegtuig uitgerust met een V8 verbrandingsmotor.



Le Parc de Bagatelle is een ‘Jardin Remarquable’ 

 

Er is ook een iristuin, tuinen vol met pioenrozen en clematissen, waterspiegels en vijvers vol met waterplanten en waterlelies zoals wij die kennen van de schilderijen van Monet. Maar bloemen zijn niet de enige attractie van dit park. Talrijke pauwen zorgen voor een ongewone attractie die pronkt over de paden van het park. Dit alles in goede harmonie met de ganzen en katten in deze overigens zeer rustige omgeving. Er is ook een grot, watervallen, evenals een aantal ‘gloriëttes’ (bouwsels met een verhoogde ligging) standbeelden en romantische bruggetjes, torenhoge eeuwenoude bomen, waaronder een 140-jarige treurbeuk en kleurige mystieke bamboepaden. 


Talrijke pauwen zorgen voor een ongewone attractie die pronkt over de paden van het park


Verder valt er ook een Chinese pagode te bewonderen, weliswaar een kopie van de echte. De oorspronkelijke pagode maakte deel uit van de ‘Exposition Universelle de Paris’ van 1867.  Het was Lord Seymour, markies van Hertford die de Chinese pagode plaatste op het landgoed. In 1906, toen het park eigendom werd van de stad Parijs, werd de pagode om onduidelijke redenen verkocht aan Lord Astor, voor zijn gloednieuwe ‘garden’ op zijn landgoed in Cliveden, Buckinghamshire, Engeland. De kopie werd in Engeland geproduceerd en in 1996 in het Parc de Bagatelle geïnstalleerd. Het interieur is prachtig versierd met schilderijen van vogels.



De bijzondere Chinese pagode


Wat een schril contrast het serene van dit prachtige park met de wolkenkrabbers van La Défense

Terwijl het park bijzonder goed wordt onderhouden is de conditie van het kasteel aanzienlijk verslechterd door gebrek aan onderhoud en toezicht door de jaren heen. In het jaar 1980 werd de vereniging ‘Vrienden van het park en kasteel Bagatelle’ opgericht. Zij organiseerde culturele programma’s, conferenties en tentoonstellingen om de belangstelling voor dit bijzondere pareltje nieuw leven in te blazen. Het is met name aan de ‘Fondation Mansart’ en de Amerikaanse Amy Kupec Larue, bloemiste voor de Amerikaanse Ambassade en gids van de tuinen van Parijs dat sinds 2019 wordt gewerkt aan de restauratie van het kasteel. Het restauratieproject begon in mei 2021 met het herstellen van de gevels, daken, kroonlijsten en schrijnwerk. Het is de bedoeling om het prachtige interieur in 2022 te herstellen om het daarna weer open te stellen voor het publiek.



In 2022 gaat het kasteel weer open voor het publiek


Details van het verval

Wist je trouwens dat het Château de Bagatelle een van de zeven kastelen is in de stad Parijs? Samen met de Conciergerie, het Louvre, Palais Luxembourg, Palais Royal, het Château de Bagnolet en het Château de la Muette.

 


Le Parc de Bagatelle is een ‘Jardin Remarquable’ (Het label opgericht in 2004, onderscheidt tuinen en parken van cultureel, esthetisch, historisch of botanisch belang, zowel openbaar als privé) en een van de vier tuinen die samen de botanische tuinen van Parijs vormen. De andere zijn ‘Parc Floral de Paris’, het ‘l’Arboretum de l’ecole du Breuil’, beiden in het Bois de Vincennes en de ‘Jardin des Serres d’Auteuil net als het Parc de Bagatelle in het 16e arrondissement.



Zelfs op winterdagen kun je altijd rustige plekjes vinden om je helemaal los te maken van het dagelijkse hectische leven

Het bloeiseizoen in het park begint in het voorjaar met de voorjaarsbollen en de clematis. Daarna gaat het verdere met de irissen en de rozen (juni en juli). Verder in het seizoen bloeien de geraniums, asters en chrysanten en de laatbloeiende clematis. Tijdens je wandeling, mogelijk in alle seizoenen, worden al je zintuigen geprikkeld. Het park is daarom een plek om keer op keer te bezoeken als je ten volle wilt genieten van de schatten die het herbergt. Zelfs op winterdagen kun je altijd rustige plekjes vinden om je helemaal los te maken van het dagelijkse hectische leven. Mijn tip: voeg dit pareltje van Parijs toe aan je ‘must visit’ lijst van Parijs.

 

Parc de Bagatelle

Het adres is Allée de Longchamp, Route de Sèvres à Neuilly, Bois de Boulogne, in het 16e arrondissement.

Om daar te komen neem je de metro naar Pont de Neuilly (lijn 1) en vervolgens buslijn 43 of de metro naar Porte Maillot (lijn 1) en vervolgens buslijn 244.

TIP: Buslijn 43 die vertrekt vanaf het Gare du Nord stopt voor de ingang.

Ik ben gaan lopen vanaf metrostation Porte Dauphine (lijn 2), dwars door het Bois de Boulogne naar het Parc de Bagatelle. Een heerlijke wandeling van 40 minuten.

Voor openingstijden die verschillen per seizoen check de website.