Paris FvdV is een niet commercieel weblog speciaal voor kenners en liefhebbers van de stad Parijs - en voor hen die dat willen worden. Parijs is een stad met een gewichtig verleden, respectabel en gerespecteerd. Het is totaal niet nostalgisch. Parijs is er in geslaagd om, soms op brutale maar altijd op elegante wijze, om te gaan met zijn grootse monumenten. Ze te beschermen en te integreren in de nieuwe dynamiek van de stad. Parijs is een meester op het gebied van herstel en transformatie. U zult er nooit in slagen een volledig overzicht te maken van plekken en verhalen, die allemaal op hetzelfde punt uitkomen en de glorie van deze stad bezingen. toch wil ik een poging wagen. Wekelijks wil ik u niet alleen informeren over wat Parijs nog meer te bieden heeft, maar ook wil ik mijn liefde voor deze stad op u over dragen. In de hoop dat het raakt aan iets wat u herkent of voelt. Ferry van der Vliet.

Privacy verklaring: Indien u weblog Paris FvdV, dat bij Google-Blogger is ondergebracht, leest en reageert op de blogs van Paris FvdV, doet u dat vrijwillig en is uw IP-adres en mailadres - indien u dat vermeld - bekend en wordt opgeslagen. Ook uw schuilnaam waaronder uw reageert wordt opgeslagen. Paris FvdV zal uw gegevens nooit aan derden doorgeven. We houden uw gegevens privé, tenzij de wet of rechtelijke macht ons dwingt uw gegevens aan hen te verstrekken. Datalekken in het systeem vallen onder de verantwoordelijkheid van Google-Blogger. Door weblog Paris FvdV te bezoeken en/of de op of via deze weblog aangeboden informatie te gebruiken, verklaart u zich akkoord met de toepasselijkheid van deze disclaimer. Google gebruikt cookies om services te leveren en verkeer te analyseren dus uw IP-adres en user-agent zijn bij Google bekend, samen met prestatie- en beveiligingsstatistieken om servicekwaliteit te garanderen, gebruiksstatistieken te genereren, misbruik te detecteren en maatregelen te treffen.

vrijdag 26 augustus 2022

HET ACHTSTE WERELDWONDER: ‘LA MACHINE DE MARLY’

‘La Machine de Marly’ was een wonder van civiele techniek. Het zegt je waarschijnlijk niets, maar ik neem je even mee naar de regeerperiode van Lodewijk XIV, inderdaad de zonnekoning. 1678. Het klinkt raar, maar Lodewijk XIV had het even helemaal gehad. Hij was even moe van alle pracht en praal van Versailles en was op zoek naar eenvoud en eenzaamheid. De hofarchitect Jules Hardouin-Mansart kwam met het lumineuze idee om in plaats van één groot kasteel, een kasteel met dertien paviljoenen in het plaatsje Marly-le-Roi. Het nieuw te bouwen paviljoen van de koning bevond zich op het bovenste terras van een enorme tuin, met daar omheen de andere twaalf. Het ‘Pavillon Royal’ omvatte in het midden een grote achthoekige lounge omringd door de vier appartementen van de koninklijke familie. Het château symboliseerde de zon, het embleem van de koning en de andere gastenpaviljoens de twaalf tekens van de dierenriem. De koning was verrukt en begon met de bouw in 1679 en in 1686 betrok hij Marly, dat hij tot het einde van zijn leven (1715) bleef verfraaien.

 


Het vakantiepaleisje van Lodewijk XIV; het kasteel van Marly-le-Roi - Maquette Musée promenade de Marly-le-Roi-Louveciennes

Vergeet niet dat hij ook steeds zijn echte woonpaleis, dat in Versailles, bleef verbouwen. Zo rond het jaar 1680 was hij bezig met het ontwerp van de tuinen van Versailles en zijn fonteinen. Echter, de locatie van het paleis van Versailles, op de top van een heuvel en ver verwijderd van elke waterbron was niet ideaal voor zo’n groot project van waterbassins en fonteinen. De koning verordonneerde zijn architecten Mansart en Colbert: “Als het water niet vanzelf naar Versailles komt, dan zullen we het moeten dragen, en dat zelfde geldt voor Marly”!

Deze technische uitdaging vereiste het nodige genie van waterbouwkundigen, architecten en fonteinmeesters, die moesten nadenken over het brengen van water naar Marly en Versailles, het herverdelen van water over het Canal Grande en de fonteinen, en uiteindelijk het creëren van verrassende watereffecten om indruk te maken op de gasten van de koning.

 


Tuinen van het château de Versailles

Intussen probeerden de ingenieurs van de koning verschillende oplossingen; kunstmatige vijvers bij het paleis, aquaducten, watermolens en een netwerk van kanalen. De fonteinen groeiden echter ook in aantal en ze hadden steeds meer waterstralen, dus Versailles had meer water nodig om ze te voeden. Op een gegeven moment raakten ook deze hydraulische oplossingen achterhaald. De oplossing kwam van de Belgische ingenieur Arnold de Ville die met het idee kwam om water te pompen uit de rivier de Seine richting Marly en Versailles. Maar de Seine lag zo’n 10 kilometer verderop en plus minus 150 meter onder het niveau van Versailles. Als ambitieuze jongeman uit Hoei, Wallonië, had hij al eens een werkende  machine gebouwd die water naar het kasteel van Val-Duchesse pompte. De koning was zeer verheugd en gaf de Ville de opdracht om Versailles en Marly van water te voorzien.

 


Bouwtekening van La Machine de Marly - doorsnede en algemeen aanzicht


Om de bouw te beginnen had de Ville twee mannen uit de stad Luik in dienst, een meester- timmerman genaamd Rennequin Sualem en zijn broer Paulus. Sualem was ook een ontwerper van mijnbouwmachines en hij wordt eigenlijk beschouwd als de ware uitvinder van ‘de machine’. Ze begonnen in 1681 met de bouw en voltooiden deze drie jaar later in 1684 en had toen 3.859.583 livres tournois, Franse ponden gekost (Omgerekend naar de huidige waarde zo rond de 22 miljoen euro). Een kwelling voor de hoofdinspecteur van Financiën Colbert, omdat de staat al zwaar in de schulden zat door militaire campagnes en koninklijke festiviteiten.  De pomp zou een van de meest, bijna bovenmenselijke, ambitieuze projecten worden van de 17e eeuw, bijna 200 jaar vóór het hoogtepunt van de industriële revolutie.

 


Reconstructie van de machine van Marly gezien vanuit het zuidwesten - Auteur Dpendery 

De originele ‘Lodewijk XIV-machine’ omvatte niet alleen een enorm bouwwerk aan de rivier zelf, maar strekte zich 600 meter uit tot helemaal de heuvel op, bestaande uit pompstations, opslagtanks, reservoirs, leidingen en een ingewikkeld systeem van mechanische verbindingen om pompen op de heuvel aan te drijven via de waterraderen er onder. De eerste bouwfase was de meest risicovolle, het omleiden van de Seine bij Bezons, in de Yvelines met behulp van dijken. Dit werd gevolgd door de bouw van galerijen , pijpen , aquaducten en wielen tot juni 1684, wanneer Lodewijk XIV eindelijk het systeem in werking kan zetten



De Seine bij Bougival

Waalse mijnwerkers, ervaren in het verwijderen van water uit diepe kolenmijnen werden ingeschakeld om de pomp te maken. 1.800 Arbeiders verzamelden 1.700 ton ijzer waarvan een deel gietijzer, 800 ton lood en staal, 100.000 ton hout om 14 wielen met een diameter van 12 meter en een breedte van 4,5 meter, te laten draaien, in beweging gezet door de stroming van de Seine ter hoogte van de sluizen van Bougival. Elk rad activeerde een reeks zuigers, 221 in totaal, waarvan de beweging werd overgebracht door een netwerk van kettingen die zich uitstrekten over 700 meter. De eerste reeks pompen zoog het water uit de rivier op naar een put die 48 meter hoger lag. Een tweede set machines stuwde het water weer 51 meter hoger en een derde reeks, ten slotte, weer 56 meter hoger naar het aquaduct van Louveciennes. Vanwege de beperkte sterkte van het leer waaruit de pompkleppen bestonden, was de druk niet hoog genoeg om het water in één keer te laten stijgen, wat leidde tot de bouw van de twee extra pompstations. Vanaf Louveciennes legde het water over 10 kilometer haar weg af door verval via het 643 meter lange, op Romeinse wijze gebouwde aquaduct van Louveciennes, (ook wel aquaduct van Marly genoemd) naar het reservoir van het kasteel van Marly en het reservoir van Louveciennes, en vanaf daar via een pijpleiding naar de reservoirs van de tuinen van het Paleis van Versailles. Per dag zo’n 5.000 m³, echter dit was 83% van de benodigde capaciteit.

 


Maquette van La Machine in het Musée promenade de Marly-le-Roi-Louveciennes

Deze supermachine - ook wel het Achtste Wereldwonder genoemd - werd al snel een manifest van de grootsheid van koning Lodewijk XIV, een propagandamiddel. De machine werd bezocht door tsaren, koninginnen, Amerikaanse presidenten en andere belangrijke mensen. Maar er waren ook klachten. Verschillende verhalen uit die periode beschrijven het helse geluid dat de machine allemaal veroorzaakte, waardoor Mme du Barry (de laatste minnares van Lodewijk XV) en haar gasten wakker bleven in haar nabijgelegen kasteel. En er was een constante staf van meer dan 60 loodgieters, smeden, houtbewerkers en ingenieurs nodig om het geheel draaiende te houden, omdat onderdelen voortdurend braken vanwege de enorme krachten die erop inwerkten. Met eindeloze storingen overleefde en functioneerde de ‘Machine van Marly’ uiteindelijk 133 jaar tot 1871. Onder Napoleon III werd een efficiënter systeem ingevoerd, de Dufrayer-machine, die tot 1963 werkte. Tegenwoordig werkt het hydraulische systeem van Versailles in een gesloten circuit: water van het Canal Grande wordt naar het stuwmeer van Montbauron gepompt, dat zich op een paar honderd meter van het paleis van Versailles bevindt; via andere reservoirs voedt het water de fonteinen voordat het terugkeert naar het Canal Grande.

 

‘Vue de la Machine de Marly’ (1723) - Pierre-Denis Martin


Wandeling

Vandaag de dag kun je nog steeds de overblijfselen bewonderen in de stadjes Bougival en Louveciennes, van wat eens een immense technische prestatie was uit de 17e eeuw: de stuwmeren van Marly , het aquaduct van Louveciennes en de waterpijp van Bougival getuigen nog steeds van de brutaliteit van de ingenieurs van het Grand Siècle.



De overblijfselen gezien vanuit de Seine bij Bougival




De ijzeren pijpleiding uit eind 17e eeuw nog steeds in tact

Dit gaan we doen middels een avontuurlijke wandeling langs de overblijfselen van de ‘machine van Marly’. In het navigatiesysteem zet je Louveciennes, rue de la Machine. Helemaal uitrijden terwijl je de poorten van het kasteel van Madame du Barry passeert. Je rijdt helemaal tot het einde en je parkeert je auto aan de rechterkant op een kleine parkeerplaats. Vervolgens volg je het wandelpad, daar waar de weg doodloopt, naar beneden. Via een steil pad naar beneden, soms wel met een helling van 15º, kun je de pijpen volgen naar de Seine, zo’n 162 meter lager. Let op; het pad kan zeer glad zijn na of bijvoorbeeld bij regenval en bedenk, je moet straks ook nog een keer naar boven. 



Het steile pad voert je langs de mooiste vergezichten



Maar tussentijds wordt je beloond met een prachtig uitzicht over de Seine, Bougival, Nanterre en de westkant van Parijs met de indrukwekkende hoogbouw van La Défense. Eenmaal beneden zie je het neoklassieke gebouw uit 1825 om de stoommachine te huisvesten. Achter het gebouw zie je nog restanten van de ijzeren pijpleiding. In de Seine nog een klein stenen gebouw. Het pad dat je net bent afgedaald wordt ook wel ‘Le Chemin de Mi-Côte’ genoemd, geliefd bij kunstschilders als Alfred Sisley. Hij schilderde hier van 1873 tot 1878 onder andere; ‘Chemin De La Machine Louveciennes’ en ‘Sentier de la Mi-Cote, Louveciennes’. Bedenk dan in je weg naar boven dat de arbeiders van de machine dit steile pad elke dag bewandelden om eventuele storingen te herstellen. Vandaag de dag een mooie groene wandeling met langs het pad informatieve panelen over het achtste wereldwonder en het uitzicht.

La Machine de Marly - Alfred Sisley


'Sentier de la Mi-Cote, Louveciennes' - Alfred Sisley

 

Marly-le Roi

Op ongeveer 3,4 kilometer afstand bevindt zich het stadje Marly-le-Roi, waar je kunt genieten van het uitgestrekte koninklijke park, versierd met waterbekkens en standbeelden. In het navigatie systeem toets je de rue Marly in of volg de borden naar het Musée promenade de Marly-le-Roi-Louveciennes. Je parkeert de auto bij Grille Royal. Lodewijk XIV nam deze ingang van het park als hij van Versailles kwam. Vanuit daar heb je een mooie doorkijk vanaf de laan die vanuit de vallei omhoog loopt. Het château bestaat helaas niet meer. De opvolgers van de Zonnekoning, Lodewijk XV en Lodewijk XVI kwamen minder vaak naar Marly. Tijdens de Franse Revolutie kwam het meubilair onder de hamer. In 1800 kwam het domein in handen van een industrieel, Sagniel, die er een spinnerij vestigde. Zes jaar later zat hij zo zwaar in de schulden dat hij het aanbood aan Napoleon, die weigerde echter. Sagniel sloopte het kasteel, verkocht de materialen en deed ook de grond van de hand.  In 1811 kwam het dan toch in het bezit van de keizer. De grond is thans van de staat.

 


Vanuit de Grille Royal, de ingang van het park heb je een mooie doorkijk vanaf de laan die vanuit de vallei omhoog loopt. Het château bestaat helaas niet meer

Musée promenade de Marly-le-Roi-Louveciennes

Vergeet vooral niet om een bezoek te brengen aan dit museum meteen links van de Grille Royal. Het beschrijft uitvoerig de geschiedenis van het kasteel en domein. Tijdens het bezoek kun je ook een maquette ontdekken van het park en het oude kasteel waarin Lodewijk XIV verbleef. Er is ook een zaal gewijd aan de machine van Marly en de werking ervan. Dan krijg je pas echt een goed idee van het gigantische werk dat is verricht eind 17e eeuw. Bij het verlaten van de parkeerplaats aan de linker zijde het aquaduct van Louveciennes, 653 meter lang, 36 bogen, 10 tot 20 meter hoog en 2 tot 4 meter breed. Dit gigantische bouwwerk werd gebouwd onder leiding van Mansart en heeft vandaag de dag geen nut meer.



 Het aquaduct van Louveciennes

Bougival en Louveciennes zijn ook bereikbaar per SNCF-trein vanuit Parijs. Elke 20 minuten vertrekt er een trein vanuit het Gare Saint Lazare. De treinreis duurt slechts 38 minuten. 

La Machine de Marly, rue de la Machine, Louveciennes

Musée promenade de Marly-le-Roi-Louveciennes, Grille Royale, 1, Rue du Parc de Marly, 78160 Marly-le-Roi.

 

Bronnen :

Architecture hydraulique, ou L'art de conduire, d'élever et de ménager les eaux pour les différens besoins de la vie - Bernard Belidor, 1784

Grandes Eaux à Versailles - Barbet, 1907

La Machine de Marly - Jacques and Monique Lay, 1998

Les Maitres de l'Eau - d'Archimede à la machine de Marly - Musée Promenade, Louveciennes

Marlymachine.org




dinsdag 9 augustus 2022

RODIN IN MEUDON

Laat ik eerlijk zijn, ik was totaal onwetend toen ik tijdens de beginjaren van mijn bezoeken aan Parijs het Musée Rodin in het 7
e arrondissement binnenstapte. Het stond toen op mijn lijstje, zoals je dat vooraf maakt van alle dingen die je moet bezoeken in een grote stad: De Eiffeltoren, de Nôtre Dame, de Sacré Coeur, Montmartre, het Louvre etc. Ik kende het werk van de impressionisten, maar dat waren alleen kunstschilders zoals Monet, Renoir, Degas en Cézanne. Maar hier stond ik oog en oog met beelden in beweging, licht en donker, glad of met een onregelmatig oppervlak waarop lichtval schitteringen veroorzaakte. Zoals schilders hun werk opbouwden uit kleur- en lichtvlekken zo bouwde Rodin zijn beelden uit klei, gips en brons, ruw of juist gladgepolijst. Rodins beeldhouwwerk verbaast door zijn sterke expressie, energie en vitaliteit. De mannen met grote gespierde blote voeten met stevige tenen en goedgespierde torso’s, terwijl zijn vrouwen vaak zachte vormen hebben. Door het zichtbaar maken van het maakproces, wist Rodin het voelbare in zijn werk naar voren te laten komen; erotiek, melancholie, romantiek maar ook brute kracht. Ik ben er nog vaak terug geweest.  

Foto: Auguste Rodin - Pierre de Wissant, 1909 (Pierre de Wissant is een figuur uit de beeldengroep De Burgers van Calais)

Maar een ontmoeting, afgelopen juni in Boulogne Billancourt, waar ik in gesprek raakte met een medewerkster van het Musée Albert Kahn, voerde mij afgelopen weekend naar een nieuwe kennismaking met de beeldhouwer Auguste Rodin. Ik moet eerlijk bekennen dat ik altijd gedacht heb dat het Hôtel Biron, waar het Musée Rodin gevestigd is, ook zijn atelier en woonhuis is geweest. Maar dat is maar gedeeltelijk waar. In 1895 vestigde Rodin, hij was toen 55 jaar en op de top van zijn roem, zich in Meudon, zo’n 9 kilometer ten zuidwesten van Parijs. Op een heuvel met uitzicht op de zuidkant van Parijs kocht hij de Villa des Brillants die hij kwalificeerde als zijn ‘klein Lodewijk XIII kasteel’. Daar woonde hij samen met zijn partner Rose Beuret. De vrouw die hij in 1862 ontmoette maar altijd op de achtergrond in zijn leven aanwezig zou blijven. Verder Jean, zijn bediende en klusjesman en met Madeleine, de kok. Een heuse menagerie; de paarden Moca, Quinola en Rataplan, de honden Dora en Lulu, twee koeien waaronder Coquetee, kippen, zwanen en zelfs een aap.

 


Villa des Brillants in Meudon


Het was Rainer Maria Rilke die Auguste Rodin aanmoedigde in Hôtel Biron te gaan wonen. U moet echt, waarde grote vriend, dit mooie gebouw zien en de ruimte die ik sinds vandaag bewoon. De drie vleugels komen uit op een verwilderde tuin, waarin van tijd tot tijd, konijnen te zien zijn die, alsof ze zo van oude wandtapijten zijn weggehuppeld, door de hekken springen”, schreef hij op 31 augustus 1907 aan de beeldhouwer, voor wie hij als secretaris werkte. Naast Jean Cocteau, Henri Matisse en de beroemde danseres Isadora Duncan werkte hier ook de beeldhouwster Clara Westhoff, die het in 1907 doorgaf aan haar echtgenoot Rainer Maria Rilke. Rodin begon met het huren van vier kamers op de begane grond om zijn sculpturen op te slaan. De kamers werden later zijn atelier, daar werkte hij en vermaakte hij vrienden tussen de overwoekerde tuinen. Het gehele pand kocht hij aan in 1908 en in 1909 vond hij dat het Hôtel Biron een museum van zijn werk moest worden. Toch is hij tot zijn dood in Meudon blijven wonen.

 

Musée Rodin Meudon

Net als het Hôtel Biron in Parijs is Villa des Brillants in Meudon omgebouwd tot een museum waar je de werken van Rodin kunt bewonderen. Waar je in Parijs geconfronteerd wordt met een groot scala van originelen toont Meudon de gipsoriginelen, waaruit Rodins beroemde bronzen beelden zijn gegoten zoals de Hellepoort (porte de l’Enfer) de Kus, het monument voor Victor Hugo, De Burgers van Calais (Les Bourgeois de Calais), studies van Balzac en La Défence. Pas hier kom je het dichtst bij de oorspronkelijke staat van Rodins werk. Als bezoeker ontdek je ook de inventiviteit van zijn montagewerk als getuigenis van de verschillende fasen in de opbouw van zijn werk.

 


Een van de ateliers in Rodins woning in Meudon

Bij de loopbaan van Auguste Rodin kun je je afvragen of hij ooit zo vernieuwend was gaan werken als hij niet tot driemaal toe was afgewezen voor de afdeling beeldhouwkunst op de L'Ecole des beaux-arts in Parijs. Hij moest noodgedwongen genoegen nemen met een plaats op de veel lager aangeschreven Petite Ecole (de latere École des Arts Décoratifs), een opleiding die vooral gericht was op decoratie en toegepaste kunst. Misschien heeft hij door die afwijzingen juist een tegendraadse koppigheid ontwikkeld die hem de kracht gaf met des te meer overtuiging zijn eigen weg te volgen. Maar wellicht wilde hij uit balorigheid ook domweg de starre regels van de L'Ecole des beaux-arts met voeten treden, want die schreven voor dat een beeldhouwer moest werken naar het voorbeeld van de geïdealiseerde beelden uit de Griekse tijd. Hoe het ook zij, Rodin mocht zich gelukkig prijzen dat hij op de Petite Ecole in Horace Lecoq de Boisbaudran een leermeester trof die voor zijn tijd zeer modern was. Hij hield hem namelijk voor dat niet de klassieke beelden uit de Oudheid, maar de natuur de echte inspiratiebron van de beeldhouwer moet zijn. Een opvatting die bij Rodin in goede aarde valt.

 



Un art qui a la vie ne restaure pas les œuvres du passé, il les continue.

Een kunst, die levend is, herstelt niet de werken van het verleden, ze zet ze voort.

Auguste Rodin

 

In 1864 maakte hij zijn eerste belangrijke werk 'De man met de gebroken neus' (L'homme au nez cassé) waarin alle elementen van zijn latere oeuvre terug te vinden zijn: de vérgaande oppervlaktebehandeling van het materiaal, het harmonisch samengaan van elementen uit hellenisme en barok, het vitalisme van Eugene Delacroix en het realisme van Gustave Courbet. Het eerste werkelijke schandaal rond Rodin barstte los in 1877, bij een expositie in Brussel. De kunstcriticus van ‘L'Étoile beige’ schreef op 29 januari 1877:

“De heer Rodin, één van de getalenteerde beeldhouwers die zich tot nog toe slechts liet opmerken door zijn portretbustes, heeft een standbeeld geëxposeerd op de ‘Cercle artistique’ dat bestemd is voor de komende Salon in Parijs. Daar zal het zeker niet onopgemerkt blijven, want als het werk al aandacht trekt door zijn vreemde karakter, dan zal het die aandacht nog weten vast te houden door een kwaliteit die even kostbaar als zeldzaam is: het leven”

Tot zover had Rodin geen reden tot klagen, maar het venijn zat in de staart: De bewering van het gebruik van gipsafgietsels van een levende model ('moulage sur nature'). Rodin was furieus. Een gipsafgietsel van het lichaam van een model was het meest verachtelijke wat een beeldhouwer kon doen. Het gebeurde, en zeker niet alleen bij de minsten, maar het gold als gemakzuchtig en beneden de waardigheid van een waar kunstenaar. Voor Rodin, die aan het begin stond van zijn zelfstandig kunstenaarschap, was zelfs maar de suggestie, de minste verdenking in die richting, dodelijk voor zijn reputatie. Hij reageerde onmiddellijk met een brief naar de krant. Maar die beweerde dat de twijfels waren gerezen in eigen kring namelijk die van de ‘Cercle artistique’. De kwade geruchten kwamen dus niet van de krant, maar uit de kring van kunstenaars en kenners, wat voor Rodin des te erger was. Het gerucht waaide over naar Parijs. De almachtige jury van de Salon die bepaalde of een kunstwerk al of niet ter expositie werd toegelaten, kwam nog eens terug op de gezaaide twijfel, maar nu waren er ook kunstenaars die het voor Rodin opnamen. Het beeld ‘l'âge d'airain’ was dus van een voor die tijd zó ongekend realisme dat men hem ervan beschuldigde het van een levend model te hebben gegoten.


Auguste Rodin - l'âge d'airain
 

De Hellepoort (de Poort van de Hel)

In 1880 ontving hij zijn eerste grote officiële staatsopdracht voor 'De hellepoort'. Een gebeeldhouwde deur voor het Musée des Arts Decoratifs in Parijs. Het thema moet de Divina Commedia van Dante Alighieri zijn, een beroemd middeleeuws gedicht. Rodin zal bijna veertig jaar aan zijn ambitieuze Hellepoort werken maar het nooit voltooien. Ook het museum voor toegepaste en decoratieve kunsten is nooit gebouwd. Rodin laat zich inspireren door de bronzen deuren  voor het Baptisterium van de Dom van Florence in de eerste helft van de vijftiende eeuw, van de renaissancekunstenaar Lorenzo Ghiberti. De poort bestaat uit 186 verschillende figuren en het reliëf van zijn poort krijgt een enorme sterk wisselende dieptewerking in vergelijking met dat van de deuren van Ghiberti. Rodin vergunt ons met zijn Hellepoort een blik in zijn versie van de hel. Voor de vrouwfiguren heeft vooral één vrouw model gestaan. Tien jaar lang, tussen 1882 en 1892, beleefde Rodin een tumultueus chaotisch amoureuze verhouding met zijn 24 jaar jongere leerlinge Camille Claudel, de twee jaar oudere zus van de Franse dichter, schrijver en diplomaat Paul Claudel. De talrijke figuren die hij creëert voor deze monumentale poort blijken een eindeloze bron van ruimtelijke vormen en sculpturen op te leveren waar hij in zijn toekomstige werk steeds weer gebruik van maakt. Zo is zijn beroemde bronzen beeld van De Denker eveneens uit 1880 ook voor de Hellepoort bedoeld. Het is daarin op groot formaat geplaatst boven de twee zware toegangsdeuren. Ook bekende beelden als De Kus, de Gehurkt Vrouw hadden oorspronkelijk een plek binnen het reliëf van de monumentale, 6,80 meter hoge toegangspoort. Zijn Porte de l’Enfer was nog lang niet afgewerkt toen hij in 1886 van de stad Calais een nieuwe opdracht kreeg. Hij werkte tot 1888 aan De Burgers van Calais. Pas in 1920 drie jaar na de dood van Rodin werd de Hellepoort in brons gegoten. De gipsversie van de Poort van de Hel staat nu – ironie van het lot – niet ver van de plaats waar het origineel opgesteld zou staan. Want het project van het kunstnijverheidmuseum werd indertijd opgegeven ten gunste van een nieuw te bouwen station: het Gare d’Orsay, het tegenwoordige Musée d’Orsay. De bronzen versies zijn te zien in Parijs (Musée Rodin), Philadelphia, Tokio en Zurich. De poort in brons weegt 8.000 kilo.

 


De Hellepoort - Als bezoeker ontdek je ook de inventiviteit van zijn montagewerk


De Burgers van Calais 1886 - 1888 - Onder; detail



Het genie Rodin

Al vroeg in zijn carrière huurde Rodin mensen in om werk van hem over te nemen. Zo was hij zelf ook begonnen, in studio’s van andere beeldhouwers. Beeldhouwkunst ontstond in een ambachtelijke werkplaats, waar de kunstenaar hulp kreeg van mallenmakers, bronsgieters, steenhouwers en andere practiciëns. Dat collectieve scheppingsproces ging schuil achter het imago van Rodin als eenling. Rodin had in zijn piekjaren tot wel vijftig man die hij aanstuurde en zo het productieproces innovatief wist uit te buiten. Een beeld van klei werd in gips afgegoten, soms in enorme aantallen. Die afgietsels waren buffervoorraad voor assemblage van nieuwe beelden. Met klodders gips aan elkaar gezet werden ze in brons afgegoten, of in marmer gehakt. Dat marmer kon vervolgens ook weer worden afgegoten. In dit oneindige proces van transformaties speelde Rodin ook met schaal. Door een nieuwe reproductie-techniek was het verkleinen van beelden – handig voor de markt – in de mode gekomen. Rodin gebruikte de techniek juist om te vergroten. De denker, in 1881 ontstaan als beeld van zeventig centimeter hoog, stond op de Parijse Salon van 1904 als reus van meer dan twee meter. Het monument voor Balzac, bekend als manshoog beeld, heeft een kleinere geboetseerde versie als basis. Al deze voorbeelden zijn te zien in de Galerie des plâtres in Meudon.


De Galerie des plâtres



In 1900 liet Rodin op Place d’Alma in Parijs een paviljoen bouwen naast het terrein van de wereldtentoonstelling, waar de landen van de wereld zich in soortgelijke paviljoens presenteerden. Rodin opende zijn eigen overzichtstentoonstelling, met 170 werken in brons, marmer en gips. Als ondernemer nam hij groot risico, maar de kunstenaar gokte goed en profiteerde vijf maanden van de enorme toeloop. De tentoonstelling verstevigde wereldwijd zijn naam als scheppend genie. Toen de tentoonstelling in maart 1901 eindigde, liet hij het Alma-paviljoen ontmantelen en herbouwen, bijna tegen zijn villa in Meudon. Het gebouw moest om veiligheidsredenen in 1931 worden afgebroken en werd, mede dankzij de hulp van een mecenas, vervangen door het huidige gebouw achter de gevel van het voormalige Château d’Issy waarvan Rodin eerder het fronton van de tuingevel en de zuilen had aangekocht. Dit gebouw fungeert nu als de Galerie des plâtres. In de galeries is ook een maquette te bewonderen van het Pavillon d’Alma van de Wereldtentoonstelling 1900.



Auguste Rodin - La Défence 1879


De Denker

Dit werk wordt beschouwd als een symbool van de menselijke rede en creativiteit. 'Le Penseur' wordt ook 'Le Poète' genoemd, omdat het beeld eigenlijk de mediterende Dante moest voorstellen. De denker zit met zijn kin op zijn hand, zijn elleboog op zijn knie, zijn benen gekruist, zijn lichaam aanwezig, zijn geest ver weg. Overheersend zijn opnieuw de grote handen en voeten. Het hoofd lijkt, door het contrast, vrij klein. "Hij droomt", zegt Rodin over zijn meesterwerk. "Langzaam ontwikkelt zich de vruchtbare gedachte in zijn brein. Plotseling is hij geen dromer meer; hij is een schepper". Slechts een kwart eeuw na zijn oprichting werd ‘De Denker’ een Frans nationaal monument. Het beeld van 'Le Penseur', dat in de tuin staat van het museum in Parijs, stond ooit in een park in Lübeck, in Duitsland. Het beeld werd teruggekocht dankzij een publieke inzameling en staat nu rechts van de ingang. Een ander gietsel staat op het graf van Rodin en zijn vrouw in Meudon. Er bestaan 25 exemplaren van de vergrote Denker. Van de kleine Denker zijn circa 40 afgietsels gemaakt. De opbrengsten hiervan kwamen grotendeels ten goede aan de restauratie voor het 100-jarig bestaan in 2019 van het Rodin museum in Parijs. Volkomen legitiem, immers Rodin had zijn nalatenschap, inclusief het recht op reproductie, vermaakt aan de Franse staat.


De Denker of Le Penseur of  Le Poète


De Kus

Het was de jonge beeldhouwster Camille Claudel die Rodin onder meer inspireerde tot 'De Kus' in 1886. Twee geliefden versmolten in een oneindige omhelzing. De zachte vloeiende vormen van de twee contrasteren sterk met het blok ruw gebeitelde marmer waarop zij zitten - een symbool van hun aardgebondenheid. Rodins interesse in het idee om de menselijke figuur uit steen te bevrijden gaat terug tot zijn bewondering voor Michelangelo. Hij gebruikte hier wat hij in Michelangelo's ‘Slaven’ gezien heeft. Deze lijken zich los te rukken van de steen waaruit zij voortkomen. Met De Kus was vanaf het begin het plan de massa ruw gehakte marmer waarop de geliefden zitten te incorporeren in het werk, waarmee het symbolisch wordt voor hun aardse passie. Het contrast in oppervlak (ruw tegenover gepolijst) benadrukt de sensuele zachtheid van de lichamen.



Een van Rodins mooiste werken: De Kus

Foto: Misschien stond dit beeld wel model voor de liefdesverhouding tussen Camille Claudel en Auguste Rodin


De relatie tussen Camille en Rodin was een heel andere dan die tussen hem en Rose Beuret. Rose werd niet in de kunstenaarskringen geïntroduceerd, terwijl Camille er als kunstenares juist deel van uitmaakte. Ze maakte toen deel uit van een groepje beeldhouwkunst- studentes die samen een huis huurden en verschillende beeldhouwers uitnodigden om te doceren aan huis. Rodin was een van die meesters. 

Naar verluidt heeft hij alleen ogen voor haar werk gehad. Het was echter onvermijdelijk dat hij verliefd werd op Camille. Spoedig werd ze zijn studente en leerling. Hij was zo onder de indruk van haar werk, dat hij haar de handen en voeten van zijn beelden liet maken, elementen die in zijn werk van groot belang waren. 

De relatie tussen Camille en Rodin veranderde in een verhouding. Ze was zijn assistent, modelleur, maîtresse, vertrouweling en, de moeder van twee van zijn kinderen. Rodin besprak alles met haar en nam pas een beslissing als zij het er volledig mee eens was.


Balzac

In 1891 ontvangt Auguste Rodin van de Franse schrijversbond, de Société des Gens de Lettres te Parijs, de opdracht voor een gedenkteken ter ere van de eerste voorzitter: Honnoré de Balzac (1799-1850). Tegelijkertijd met ‘De Kus’ presenteert Rodin ook de beeltenis van Balzac op de Salon de la Société Nationale des Beaux-Arts in 1898. Daar waar het publiek enthousiast reageert op ‘De Kus’ vindt men het beeld van Balzac een monstrum. Rodin heeft zijn Balzac-figuur, zeker voor die tijd, op een onconventionele manier vormgegeven en uitgebeeld. Onder de breed omhangende kamerjas - geen net pak! -  is het lichaam met de gekruiste armen voelbaar, terwijl verticale lijnen naar het enigszins karikaturaal overkomende hoofd lopen, waardoor dat juist alle aandacht krijgt. Door de directe en brute wijze van boetseren en de sterke silhouetwerking wordt de figuur in wezen groter en daardoor belangrijker gemaakt. Na de afwijzing houdt Rodin het beeld onder zijn hoede, ofschoon de Brusselse verzamelaar Auguste Pellerin het voor plaatsing in zijn stad hadden willen aankopen. Pas negen jaar na Rodins dood zijn er twee bronzen afgietsels gemaakt. Eén daarvan ging naar Antwerpen en de andere werd in 1939 in Parijs onthuld op de hoek boulevard Raspail en boulevard Montparnasse. De Franse staat, als eigenaresse van Rodins nalatenschap, besliste dat er van vele (gipsen) beelden van Rodin afgietsels in een oplage van maximaal zes gemaakt mogen worden. Zo is de Eindhovense Balzac het vierde van de zes geautoriseerde afgietsels in brons van Balzac.



Het beeld van Honré de Balzac in de tuin van het Musée Rodin in Meudon

 

Het einde nadert

Veel prestigieuze persoonlijkheden bezochten Rodin in zijn Villa des Brillants te Meudon. Naast collega-kunstenaars, schrijvers en verzamelaars ook koning Edward VII van Engeland in 1908 en de vrouw van de Amerikaanse president, Mme Roosevelt in 1910.

De 29 januari 1917 vond in de villa eindelijk het huwelijk plaats van Rodin met zijn metgezel, Rose Beuret, met wie hij al samen was sinds 1862, om redenen van opvolging. Maar kort daarna stierf ze, op14 februari. Op 17 november van hetzelfde jaar stierf ook Rodin. Hij werd begraven op 24 november naast Rose in de tuin van zijn eigen landgoed. ‘De Denker’ domineert - en domineert nog steeds - hun graf . Tegelijkertijd werd er een ceremonie gehouden in St. Margaret's Church in Westminster , in aanwezigheid van koningin Alexandra de echtgenote van koning Edward VII.

 

Het graf van Rodin en zijn vrouw in de tuin van zijn huis in Meudon


Toen het einde van zijn leven in zicht kwam liet Auguste Rodin een testament opmaken waarin hij regelde dat zijn gehele nalatenschap de Franse staat zou toekomen, op voorwaarde dat het Hôtel Biron na zijn dood het Rodin-museum wordt. Twee jaar, later 1919, opende het Rodin-museum in Parijs haar deuren.

De villa in Meudon werd eerst in 1921 met alle meubels gerestaureerd, dankzij de vrijgevigheid van mevrouw Katherine Seney Simpson, een rijke Amerikaanse wiens portret Rodin had geschilderd. In 1929 werd de Galerie des Plâtres gerestaureerd dank zij de gulle gift van de eveneens uit de VS afkomstige Jules en Etta Mastbaum. In 1953 werd de begane grond voor het publiek geopend. Het landgoed in Meudon staat sinds 1972 op de monumentenlijst.

 

Auguste Rodin - studie voor het graf van zijn persoonlijke vriend Victor Hugo - 1889


Auguste Rodin was een genie en maakte de beeldhouwkunst eigenhandig modern. 

 

Musée RodinMeudon, Villa des Brillants, Avenue auguste Rodin 19, 92190 Meudon

Bekijk de website voor actuele openingstijden (vaak alleen in het weekend van 10.00 uur tot 18.00 uur)

RER, lijn C, station Meudon-Val-Fleury, dan bus 169, halte Paul Bert.