Ik
weet niet hoe dat bij jou is, maar als ik in het buitenland ben hebben
kerkhoven en kerken een grote aantrekkingskracht op mij. En in Parijs kun je
dan je hart ophalen. Vele kerkhoven heb ik al bezocht en in diverse blogs
omschreven, zo ook de mooiste kerken van Parijs. Maar onlangs ontdekte ik een
ander latent aanwezig verlangen; het bezoeken van oude ziekenhuizen. Het is
tenslotte beter om een ziekenhuis te bezoeken uit nieuwsgierigheid dan uit
noodzaak. En laatst was het die nieuwsgierigheid die mij bij toeval naar het Hôpital
Lariboisière in het 10e arrondissement leidde, op korte afstand van
het Gare du Nord waar ik naar op weg was. Dit ziekenhuis is ook een van de
mooiste in Parijs en in de tijd van de bouw, midden 19e eeuw, zeer
innovatief op het gebied van architectuur, maar daar straks meer over. Niet
voor niets is het Lariboisière ziekenhuis sinds 1975 geklasseerd als historisch
monument.
De monumentale ingang is sinds 1854 onveranderd
Het huidige
Hôpital Lariboisière ontstond uit de cholera-epidemie die Parijs in 1832 trof.
Het Hôtel Dieu, het oudste ziekenhuis in Parijs, kreeg de zwaarste klappen van
de epidemie en naar verluidt was, eind maart 1832, elke opname in het Hôtel
Dieu vanwege cholera en werd er vrijwel niemand ontslagen. Bijna 20.000 zielen
stierven aan de zes maanden durende epidemie en dat was tevens de reden om in
Parijs een nieuw algemeen hospitaal op te richten, het Hôpital du Nord. Het
‘Conseil des Hospices’ adviseerde om ‘un monument de charité où la
philanthropie, où la science et l’art soient développés avec tous les progrès
du temps’ te bouwen. Een monument van liefdadigheid waar filantropie, wetenschap
en kunst zich kunnen ontwikkelen met alle vooruitgang van de tijd’.
Het ontwerp bestond uit zes gebouwen rond een centrale binnenplaats, verbonden door zuilengangen
Hoe
verwoestend de cholera epidemie ook was, de epidemie leverde ook positieve
resultaten op. In de 19e eeuw was het genezen van cholera zoiets als het
vasthouden aan strohalmen, dus de aandacht ging meer naar preventie dan naar
genezing. Er werden grote stappen gezet om de hygiëne in de stad te verbeteren
en tegen de tijd dat Baron Haussmann in 1853 begon met de wederopbouw van
Parijs, was de hygiënebeweging de belangrijkste kracht van de stadsplanning
geworden. Sloppenwijken werden gesloopt, straten werden verbreed, het
rioleringssysteem werd verbeterd en er werd een nieuw ziekenhuis gebouwd om de
inwoners van de rechteroever te bedienen: het Hôpital Lariboisière.
De hygiënistische vormgeving zorgt voor veel lucht en licht, en dat is voortdurend zichtbaar in de centrale binnentuin en de gangen en terrassen eromheen
Het
werd tussen 1846 en 1854 gebouwd volgens de plannen van architect Gauthier op
grond die in 1818 door de stad Parijs was gekocht, precies op de locatie van
een oude leprozerie genaamd Saint-Lazare.
De naamgeving wisselde
nogal eens: 1839 – Hôpital du Nord, 1841 – Hôpital Louis-Philippe, 1848 –
Hôpital de la République en tenslotte in 1854 – Hôpital Lariboisière. Gauthier
ontwierp het nieuwe ziekenhuis op basis van de toen geldende hygiënische
principes. Van het bieden van veel licht en lucht, een vrije waterstroom en
paviljoens gescheiden door galerijen om kruisbesmetting te voorkomen. Zijn
ontwerp bestond uit zes gebouwen rond een centrale binnenplaats, verbonden door
zuilengangen.
Eliza Roy Comtesse de Lariboisière
Een
legaat van Eliza Roy Comtesse de Lariboisière financierde de bouw van het
ziekenhuis. Omdat ze sinds 1830 aan een
kwaadaardige ziekte leed die haar weinig rust gunde, eindigde ze haar dagen
overweldigd door fysieke pijn. Ze koos ervoor om het eigendom van al haar
bezittingen aan de stad Parijs na te laten: er wordt een bedrag van 8 miljoen frank genoemd.
“Ik
wil ons fortuin nalaten om een nieuw asiel voor zieken te openen. Ik wil dat
een ziekenhuis de herinnering aan onze familie bewaart”. Dit waten de woorden
die de gravin in haar laatste momenten vaak lijkt te hebben herhaald. De
Comtesse had geen erfgenamen. Zij stierf op 27 december 1851 en op 29 juli 1853
bevestigde een keizerlijk decreet dat het ziekenhuis voortaan Hôpital
Lariboisière zou heten, de naam waaronder het vandaag de dag nog steeds bekend
is. Het ziekenhuis werd geopend in 1854.
Niet voor niets werd dit ziekenhuis in 1854 het Versailles van de armen genoemd
Een
rijk erfgoed
Het gebouw
bestaat uit tien parallelle vleugels die met elkaar zijn verbonden door
galerijen en rond een rechthoekige binnenplaats zijn gerangschikt. Op drie
niveaus zijn zes vleugels gereserveerd voor de zieken, gescheiden door
binnenplaatsen, waardoor een beschermde circulatie op alle niveaus mogelijk is.
De hygiënistische vormgeving zorgde voor veel lucht en licht, en dat is
voortdurend zichtbaar in de centrale binnentuin en de gangen en terrassen
eromheen. Centraal gelegen is de kapel, met drie beelden, 'La Foi',
'L'Espérance', et 'La Charité' (geloof, hoop en naastenliefde) - alle drie
werden ze gezien als cruciaal voor het leven van patiënten in die tijd, en waar
op instigatie van haar echtgenoot in 1853 een monument ter nagedachtenis aan de
Comtesse werd opgericht. Het is het werk van de beeldhouwer Carlo Marochetti.
In de kapel een monument ter nagedachtenis aan de Comtesse
Het ziekenhuis
verwelkomde zijn eerste patiënten op 13 maart 1854. Het kreeg al snel de
bijnaam het Versailles van de arme man, omdat het grotendeels werd bezocht door
de achtergestelde bevolking van de omliggende wijken, wier algemene medische
aandoeningen vaak verband hielden met alcoholisme of verband hielden met
ernstige endemische ziekten. Door de oprichting in 1905 van een kraamafdeling
kon de capaciteit worden vergroot en de functies worden gediversifieerd.
Inmiddels is het met ongeveer 1.000 bedden een van de grotere ziekenhuizen van
Europa. Samen met twee andere ziekenhuizen in de buurt, het Hôpital Saint-Louis
en het Hôpital Fernand Widal, maakt het Hôpital Lariboisière deel uit van de ‘Groupe
Hospitalier Universitaire Saint-Louis, Lariboisière, Fernand Widal’. Onderdeel
van de AP-HP; ‘Assistance publique-Hôpitaux de Paris’.
Een artist impression van de nieuwe hoofdingang aan de boulevard de la Chapelle
Inmiddels
heeft het ziekenhuis een 315 miljoen kostende verbouwing achter de rug. De
nieuwe hoofdingang is verplaatst van het zuiden, van de rue Ambroise-Paré naar
het noorden op de hoek van de boulevard de la Chapelle en de rue Maubeuge. Maar
wil je net als ik een bezoek brengen aan de oudbouw dan pak je de oude
hoofdingang aan de rue Ambroise Paré. Metrostation Gare du Nord, lijn 4 & 5.
Hôpital
Saint-Louis
Mocht
je de smaak nu te pakken hebben breng dan ook een bezoek aan het Hôpital
Saint-Louis. Ingesloten tussen rue de la Grange aux Belles, rue Juliette Dodu,
avenue Claude Vellefaux, rue Alibert en de rue Bichat ligt het meer dan 400
jaar oude ziekenhuis Saint-Louis. De eerste steen werd gelegd door koning Henri
de IV en hij vernoemde het ziekenhuis naar Saint Louis omdat die aan de pest
was overleden. Het gebouw werd gefinancierd uit een deel van het koninklijk
monopolie op de handel in zout. We schrijven de 16e en 17e eeuw. De Zwarte
Dood ook wel bekend als de oosterse pest
of builenpest, ontleende haar naam aan het oosten. Verondersteld werd dat de
ziekte ontstaan was in het oosten en vanuit Nederland naar Londen en Parijs was
gebracht. Dit ziekenhuis, gelegen buiten de stad, diende om het Hôtel Dieu op
Ile de la Cité in tijden van de pest te
ontlasten. Midden in de nacht werden de
zieken, herkenbaar aan een zwarte tong,
ontstoken builen, klierzwellingen en zwarte vlekken, met karren en
kruiwagens vervoerd. Oorspronkelijk had het Hôpital Saint-Louis slechts 300
bedden. Als de pest woedde, deelden twee of drie slachtoffers een bed. Tussen
de epidemieën door werd het ziekenhuis gebruikt als verblijf voor bedelaars en
vagabonds. Van 1731 tot 1740 als tarweopslag en sinds 1773 is het hospitaal
permanent in gebruik als ziekenhuis en een van de 22 openbare ziekenhuizen
binnen de grenzen van Parijs. Aan de pest heeft het ook zijn specialisatie te
danken. Het was het eerste ziekenhuis in de wereld gespecialiseerd in dermatologie.
Het Carré Saint-Louis - foto's genomen op een ijskoude winterdag
Het
oude gedeelte lijkt sinds zijn bouw in 1607 praktisch onveranderd. In het
centrum een prachtige binnentuin met veel bomen, gras, verharde paden en
bloemperken. Het Carré Saint-Louis, omgeven door gebouwen opgetrokken uit
natuursteen en baksteen met steile daken en dakkapellen. De tijd lijkt hier
stil te staan. Deze voor Parijs bijzondere bouwstijl is ook te zien op de place
Dauphine en de place des Vosges. Dit
nauwelijks bekende complex uit de 17e eeuw is een bezoek meer dan waard. Bezoek
ook de kapel, open op woensdag, donderdag en vrijdag van 14.30 uur tot en met
16.30 uur. In het weekend is de binnentuin niet toegankelijk. Metrostation
Goncourt, lijn 11.
Het oude gedeelte lijkt sinds zijn bouw in 1607 praktisch onveranderd
Liefhebbers
kunnen nog een bezoek brengen aan het ‘Musée des Moulages Dermatologiques’
(museum van dermatologische afgietsels) binnen de muren van het Hôpital
Saint-Louis. Een buitengewone ervaring, maar zeker niet een die ik zou aanraden
aan iedereen! Het zicht dat je begroet als je de deuren open duwt is
opmerkelijk. Een grote rechthoekige kamer met aan alle vier de kanten een
dubbel niveau van houten vitrines met letterlijk duizenden afgietsels. De
vroegste dateert uit 1867 en de meest recente 1958 maar alle delen zijn
gruwelijk gedetailleerd. De collectie bevat volledige hoofden, mond, tongen,
neuzen (of gebrek aan), armen, voeten... en meer intieme delen van het lichaam.
Voor een bezoek op afspraak: biblio.dermato@sls.aphp.fr.
Het ‘Musée des Moulages Dermatologiques'
Hôpital de la Salpêtrière
En dan is er nog La Pitíé-Salpetière. Wanneer
Lodewijk de XIV, comfortabel in zijn koets, de Pont Neuf oversteekt wordt hij
geconfronteerd met mensen met één been, één arm, of helemaal geen benen of
blinden. Allemaal invaliden die hun krachten op het veld van eer hebben
achtergelaten en een armoedig en beschamend bestaan als bedelaar leiden. Maar
ook gestoorde mannen en vrouwen, prostituées en ander gespuis. De koning is
geschokt. Dit addergebroed, boeventuig,
gajes, plebs, rapaille, schorremorrie, tuig van de richel, uitschot moet
zo snel mogelijk verwijderd worden uit het centrum, worden weggestopt, want ze
zijn de schaduwzijde van zijn bewind, een smet op zijn koninklijke uitstraling.
En zijn wil geschiedde. De Invalides krijgt als bestemming dakloze oorlogsveteranen
en het Hôpital de la Salpêtrière aan de rand van de stad wordt een gesticht
voor de circa veertigduizend zwervers, bedelaars, geesteszieken die volgens de
koning een bedreiging vormen voor de openbare veiligheid.
Het ontwerp van het hoofdgebouw met links en rechts twee lange vleugels is vergelijkbaar met dat van het Hôtel des Invalides
De
Salpêtrière was oorspronkelijk een buskruitfabriek. Salpeter, waar de naam van
is afgeleid, is een bestanddeel van buskruit.
Het instituut, aanvankelijk Hôpital Général genoemd, werd gebouwd op de
plek van een voormalige kruitfabriek, net ten zuiden van de Parijse buitenwijk
Saint-Victor. Een koninklijk bevelschrift van 27 april 1656 verklaarde
duidelijk een einde te maken aan alle bedelarij en ledigheid als bron van alle
wanorde in de stad. De Salpêtrière werd omgezet in een soort gigantisch
aalmoeshuis, een duivels depot voor de droesem van de samenleving. De mannen
werden opgesloten in Asylum de Bicêtre, zo’n 4,5 kilometer van het centrum van
Parijs en de vrouwen in La Salpêtrière. Alleen daar al werden maar liefst
10.000 vrouwen geïnterneerd waardoor het het grootste hospice ter wereld was.
Prostituées, gehandicapten, geestelijk zieken, geveegd van de straten van
Parijs werden opgeborgen onder erbarmelijke omstandigheden in gebouwen die
werden overspoeld door vraatzuchtige ratten. In de nacht van drie op vier
september 1792 viel het ongebreidelde gepeupel van de Faubourg Saint-Marcel La
Salpêtrière binnen, aanvankelijk om de wreed vastgehouden straatmeisjes te
bevrijden. Terwijl inderdaad 183 prostituees werden bevrijd werden 45
geestelijk gestoorde vrouwen aan hun kettingen de straat opgesleurd en in het
zicht van de dronken bevolking afgeslacht.
Nog steeds te zien in de binnentuin; de vroegere afdeling voor de ongeneeslijke
krankzinnigen
De
bouw van het ziekenhuis Salpêtrière was een creatie van de koninklijke
architect Louis Le Vau. Hij was echter te druk met andere projecten waaronder
de bouw van het Louvre, Palais de Versailles en de uitbreiding van het château
de Vincennes en moest de werkzaamheden doorgeven aan Duval en Le Muet.
Een
compound in perfecte geometrische volgorde rond een vierkante binnenplaats, La
Cours Saint-Louis. Het ontwerp van het hoofdgebouw met links en rechts twee
lange vleugels is vergelijkbaar met dat van het Hôtel des Invalides. Een vrij
sobere gevel alleen geaccentueerd door monumentale poorten die zijn versierd
met frontons en reliëfs.
‘Les
loges’ de gebouwen met smalle zuilen en bankjes voor de cellen. Dit was de
afdeling voor de ongeneeslijke krankzinnigen
De uit
1670 daterende kapel Saint Louis, voorzien van een koepel die bekroond wordt
met een achthoekige lantaarn, domineert de façade van het tegenwoordige ziekenhuis.
De kapel is van de hand van Libéral Bruant en heeft een traditionele
plattegrond in de vorm van een Grieks kruis met vier gelijke vleugels. Met dit
ontwerp konden vier groepen aanbidders voor wie de kapel werd opgericht apart
worden geplaatst, vrouwen, dementen, zwakzinnigen, daklozen en verdorvenen,
ieder had zo zijn eigen plaats om te luisteren naar de preek en de Heilige
Schrift.
La
Salpêtrière is werkelijk een stad in de stad. Je vindt er zowel de sporen van
het verleden als hypermoderne bouwwerken. Metrostation Saint-Marcel, lijn 5.
De binnentuin van het ouste ziekenhuis van Parijs het Hôtel Dieu
Hôtel
Dieu
Werd
opgericht in het midden van de 7e eeuw, wat het tot het oudste
ziekenhuis van Parijs maakt. Het staat op het Ĩle de la Cité op de Parvis de
Notre Dame, naast zijn meer prestigieuze buur; de Cathédrale de Notre-Dame de
Paris, die ongeveer 400 jaar later werd opgericht. Natuurlijk is het niet
helemaal waar om te zeggen dat het Hôtel Dieu werd opgericht als ziekenhuis. In
de 7e eeuw kende men geen ziekenhuizen als zodanig . Het voorzag wel in zekere
zin in de behoeften van de zieken, maar het werd meer opgericht als
toevluchtsoord voor de armen en het bleef een toevluchtsoord voor Parijzenaars
tot de 17e eeuw . Tegen die tijd had het echter een vreselijke reputatie en ten
tijde van de Revolutie in 1789 stierf een kwart van de opgenomen ‘patienten’
vaak aan ziektes die ze binnen de muren hadden opgelopen. Zoals de meeste
ziekenhuizen uit de 19e eeuw zijn ook hier de gebouwen rondom een centrale
binnenplaats gebouwd, die met elkaar verbonden zijn door zuilengalerijen. Tegenwoordig
heeft het Hôtel Dieu 350 bedden en is het het belangrijkste spoedeisende
hulpcentrum voor maar liefst negen arrondissementen van Parijs. Verder is het
ziekenhuis gespecialiseerd in onderzoek en behandeling van diabetes en
oogheelkunde. Metrostation Cité, lijn 4.