Al jaren heeft Ferdinand Foch een van de
mooiste uitzichten in Parijs. Gezeten op zijn paard, hoog boven op de heuvel
van Chaillot, kijkt hij uit over het place du Trocadéro, officieel place du
Trocadéro et du 11 Novembre, de officiële datum van de wapenstilstand van de
Eerste Wereldoorlog. Foch speelde daarin, als geallieerd opperbevelhebber, een
belangrijke rol. Hij was niet alleen maarschalk van Frankrijk, Brits
veldmaarschalk maar ook maarschalk van Italië en Polen. Hij was de meest
gelauwerde generaal van de Eerste Wereldoorlog met de hoogste onderscheidingen
van vrijwel alle geallieerde landen. Vóór hem twee vleugels van het Palais de
Chaillot, een overblijfsel van de Wereldtentoonstelling van 1937, op de plek waar eerder het Palais du
Trocadéro stond. Dat gebouw was indertijd gebouwd voor de Wereld-tentoonstelling
van 1867. In de linkervleugel is het Cité de l'Architecture et du Patrimoine
gevestigd en de ingang naar het Théatre national de Chaillot, een theater onder
de esplanade. In de rechter vleugel het Musée national de la Marine en het Musée
de l'Homme.
Het uitzicht van Ferdinand Foch
In het midden de esplanade Joseph Wresinski, met een ongekend
uitzicht op de Eiffeltoren. De acht vergulde figuren op het terras worden
toegeschreven aan de beeldhouwers Alexandre Descatoire, Marcel Gimond, Jean
Paris dit Pryas, Paul Cornet, Lucien Brasseur, Robert Couturier, Paul Niclausse
en Félix-Alexandre Desruelles. Het paleis zelf in neoclassicistische architectuur is een ontwerp van de Franse architecten
Louis-Hippolyte Boileau, Jacques Carlu en Léon Azéma.
Het monument voor de gevallenen van de Eerste Wereldoorlog
Een groots monument aan mijn rechter
zijde, met daarachter indrukwekkend hoge steunmuren, trekt mijn aandacht. Op
een van die muren bevindt zich namelijk het monument voor de Franse soldaten,
gesneuveld in de Eerste Wereldoorlog. Het is een creatie van de beeldhouwer
Paul Landowski en het was de Franse President Coty die op 11 november 1954, 36
jaar na de wapenstilstand, de eerste steen legde. Het monument werd officieel
ingewijd op 13 mei 1956. Het resultaat: een minimalistisch kale stenen gevel,
onderbroken door twee inscripties, een aan de linkerkant, ‘A NOS HEROS’ en een aan
de rechterkant, ‘A NOS MORTS’. In het midden een groep gebeeldhouwde figuren,
met de tekst ‘À LA GLOIRE DE L’ARMEE FRANÇAISE 1914 – 1918’. Zij getuigen van het prachtige ambacht van
Landowski, een bekwame en ervaren meester in de uitoefening en vervaardiging
van herdenkingsmonumenten. Veel van zijn werken en studies zijn te zien in Le Musée des Années Trente, het Museum van de jaren 1930 gevestigd in het Espace
Landowski aan de avenue André Morizet 28 in Boulogne-Billancourt.
Cimetière de Passy
De necropool van de aristocratie
Achter die hoge steunmuren, ligt
verheven boven de place du Trocadéro, een kleine begraafplaats: de cimetière de
Passy. De muren zijn ooit gebouwd zijn door de Franse industrieel François
Coignet een Franse uitvinder. Coignet, begon aan het begin van de 19e
eeuw te experimenteren met gewapend beton.
In het begin van de 19e eeuw werden in
de Franse hoofdstad verschillende nieuwe begraafplaatsen aangelegd. Na Père
Lachaise, de begraafplaats van Montmartre en de begraafplaats van Montparnasse,
werd de begraafplaats van Passy in 1820 geopend als vervanging van de oude
gemeenschappelijke begraafplaats van Passy, gesloten in 1802. De centrale
ligging in het centrum van een van de duurste arrondissementen van Parijs en
vlakbij de wereldberoemde avenue des Champs Elysées, verklaart waarschijnlijk
waarom de begraafplaats de bijnaam heeft als de necropool van de aristocratie.
Meer dan 290 bomen, voornamelijk kastanjebomen, dragen bij aan een romantische sfeer
Binnen de ringweg kent Parijs vijftien
begraafplaatsen, allemaal gesitueerd in de buitenste arrondissementen; het 12e
tot en met het 20e arrondissement. Gek genoeg is er geen begraafplaats in
het 13e arrondissement. Zou dat te maken hebben met bijgeloof met betrekking
tot het ongeluksgetal?
De unieke toegang tot deze
begraafplaats, aan de rue du Commandant Schlœsing 2, is een monumentale ingang
in art-decostijl, die in de jaren dertig van de vorige eeuw door de Franse
architect en decorateur René-Félix Berger werd ontworpen. De kroonlijst van het
elegante paviljoen is versierd met drie bas-reliëfs van beeldhouwer Janthian.
Cimetière de Passy heeft een oppervlakte
van 1,7 hectare en omvat ongeveer 2.615 begraafplaatsen die voor altijd worden
gehouden, verdeeld over 15 divisies. Sommige zijn eenvoudige grafstenen, andere
weer monumentale graven en familiemausoleums. Meer dan 290 bomen, voornamelijk
kastanjebomen, dragen bij aan een romantische sfeer. Net als bij andere Parijse
begraafplaatsen is het erg moeilijk om hier begraven te worden. Er zijn strikte
regels; alleen mensen die in Parijs zijn gestorven of daar hebben gewoond,
mogen hier worden begraven. Tegenwoordig maakt de begraafplaats van Passy
administratief deel uit van de begraafplaats Montparnasse.
De intieme begraafplaats staat vol met monumentale graven en familiemausoleums
Begraafplaatsen in Parijs zijn het
honderste-en-een museum, volgens de Franse kunst-historicus Marcel le Clère,
die in 1978 alle Parijse kerkhoven in kaart bracht en er een boek over schreef:
‘Cimetières et sépultures de Paris’ - Begraafplaatsen en begrafenissen in
Parijs. En inderdaad, het ligt misschien niet zo voor de hand, maar
begraafplaatsen zijn ware vindplaatsen van kunst en kunstenaars. Op hun laatste
rustplaatsen zijn soms uitzonderlijke staaltjes van beeldhouwkunst te zien.
Cimetière de Passy is een ware vindplaats van kunst en kunstenaars
Op de begraafplaats van Passy zijn
bepaalde beroepsgroepen goed vertegenwoordigd, zoals bijvoorbeeld de vliegerij
en de industrie. Vliegtuigbouwer Marcel Dassault ligt hier sinds zijn dood in
1986, maar ook Maurice Bellonte (1896 – 1984), die in 1930 als eerste Fransman
de Atlantische Oceaan overstak, samen met zijn co-piloot Dieudonné Costes. Een
inmiddels vergeten Franse
vliegenier, vliegtuigontwerper en -bouwer Henry Farman (1874 – 1958) is
eveneens op Passy te vinden.
Het graf van Maurice Bellonte die in 1930 als eerste Fransman de Atlantische Oceaan overstak
Marcel Renault (1872 – 1903), coureur en
medeoprichter van Renault, ligt hier samen met zijn broers Fernand en Louis.
Verder Jacques Guerlain (1874 – 1963), een van de meest productieve en
invloedrijke parfumeurs van de 20e eeuw. Meer dan tachtig van Guerlain's
parfums zijn nog steeds bekend, hoewel bepaalde schattingen suggereren dat hij
er zo'n vierhonderd heeft gecomponeerd.
Volgens de gedenksteen rust hier Harry Sharon
Ook de Franse politiek en het leger zijn
goed vertegenwoordigd. Generaal Huntziger, die in 1940 de smadelijke overgave
van de Fransen aan de Duitsers in het bos van Compiègne (in het zelfde
treinrijtuig waarin de Duitsers in 1918 hun overgave ondertekenden) moest
accepteren, heeft er een monumentaal graf. Hij kwam een jaar na de Duitse
invasie om bij een vliegongeluk. Van de ministers vallen de graven op van
Georges Mandel die in 1944 in Fontainebleau werd vermoord en dat van Gabriel
Hanotaux, Frans diplomaat, historicus en politicus, die in hetzelfde jaar
stierf.
De laatste rustplaats van de burgemeester van het 16e arrondissement
Pierre-Christian Taittinger (1926 –
2009) was een Frans politicus voor de Républicains Indépendants en vervolgens
voor de UMP. Hij was senator voor Parijs, staatssecretaris voor buitenlandse
zaken in de regeringen van Raymond Barre en ten slotte burgemeester in het 16e
arrondissement van Parijs.
Pierre-Christian Taittinger
Niet te vergeten de graven van de vele
componisten, als Claude Debussy, Andre Messager en Gabriel Faure, de schrijvers
Octave Mirbeau en Jean Giraudoux of de acteurs Tristan Bernard en Fernandel.
Dat zijn weliswaar geliefde namen, maar hun graven zien er weinig interessant
uit. Kunstenaars met visie worden zelden begraven en geëerd door andere
kunstenaars met visie.
De eenvoudige grafsteen van Fernandel
Ook een groot deel van de familie Manet
ligt hier begraven waaronder Frankrijk’s grootste impressionist Édouard Manet
(1832-1883). De kunstschilder Manet stierf aan de ziekte locomotorische ataxie,
die het centraal zenuwstelsel aantast en verlamming veroorzaakt. De oorzaak was
syfilis, die Manet mogelijk al in 1848 had opgelopen. Vlak voor zijn dood in
1883 kreeg hij ook nog koudvuur in zijn been, dat afgezet moest worden. Antonin
Proust sprak op de begrafenis en Monet en Zola droegen de kist. Verder waren
onder meer Alfred Sisley, Camille Pissarro, Pierre Renoir en Eugène Boudin
aanwezig.
Frankrijk’s grootste impressionist Édouard Manet
Weinigen weten dat Manet getrouwd was
met de Nederlandse Suzanne Leenhoff, concertpianiste, die opgroeide in
Zaltbommel. Haar vader was daar beiaardier. Aan het eind van 1840 vertrok zij
met haar moeder en broers en zussen naar Parijs, waar haar oma woonde. Het was
zelfs Franz Liszt die haar zou hebben
aangeraden haar pianostudie in Parijs voort te zetten, toen hij haar in 1842
had horen spelen tijdens een reis door Nederland.
In Parijs gaf Leenhoff pianolessen aan
onder anderen de jongere broers van Édouard Manet. Rond 1849 kreeg zij een
relatie met deze schilder. In 1852 beviel Suzanne Leenhoff van een zoon, Léon.
Als vader gaf zij ene Koëlla op, over wie verder niets bekend is. Er zijn
theorieën dat Manet, die peetoom van het kind werd, de vader was. Er zijn ook
vermoedens dat het kind van Manets vader, Auguste, was. Leenhoff en Manet
trouwden op 28 oktober 1863 in Zaltbommel. Suzanne Manet stierf in 1906 en ligt
ook hier begraven. (bron wikipedia)
Ook Eugène Manet (1833-1892 zijn broer
en tevens kunstschilder. Zijn echtgenote Berthe Morisot (1841-1895),
impressionistische kunstschilderes en Julie Manet (1878-1966), model,
kunstschilder, kunstverzamelaar en de dochter van Eugène Manet en Berthe
Morisot. Na de dood van haar vader is zij een dagboek gaan bijhouden. Het werd
na haar dood uitgegeven en in het Nederlands gepubliceerd als ‘De
impressionistische wereld van Julie Manet’. Gevieren rusten ze in een
familiegraf dat bekroond wordt door de buste van Edouart Manet, die nog door
Suzanne Leenhoff is gebeeldhouwd.
Marie Bashkirtseff, of haar echte naam Maria Konstantinovna Bashkirtseva
Marie Bashkirtseff
Vlak na binnenkomst op de begraafplaats
kom je oog in oog te staan met iets wat er uit ziet als een klein Russisch
kerkje. Het is een mausoleum opgedragen aan de Oekraïense kunstenares Marie
Bashkirtseff.
“Als ik niet jong sterf, hoop ik voort
te bestaan als een groot kunstenares; maar als ik jong sterf, wil ik mijn
dagboek, dat alleen maar interessant kan zijn, in de openbaarheid laten brengen
maar gaat u maar uit van de veronderstelling dat ik beroemd ben”; schreef de ambitieuze jonge Oekraïense
Marie Bashkirtseff. Helaas stierf ze jong en de roem, die ze had willen
vergaren, is dan ook min of meer uitgebleven. Ze stierf op 25-jarige leeftijd
als gevolg van tuberculose. Haar moeder zorgde ervoor - geheel volgens de
eerdergenoemde wensen van de kunstenares - dat haar openhartige dagboek
inderdaad gepubliceerd werd. “Waarom
zou ik liegen en me anders voordoen dan ik ben?’' Zo luidt de eerste zin
van het dagboek dat zij op haar twaalfde jaar begon en voortzette tot tien
dagen voor haar dood.
Het mausoleum opgedragen aan de Oekraïense kunstenares Marie Bashkirtseff
Maria Konstantinovna Bashkirtseva, haar
echte naam (1858-1884) was een Oekraïens - Franse dagboekschrijver, schilder en
beeldhouwer, woonde en werkte vele jaren in Parijs. Bashkirtseff zou in haar
korte leven een opmerkelijk, zij het vrij conventioneel oeuvre produceren, dat
al in 1880 en daarna elk jaar tot haar dood op de Parijse Salon zou worden
tentoongesteld. Schilderijen van Marie Bashkirtseff bevinden zich o.a. in het
Louvre en het Musée d’Orsay in Parijs, in het Musée des Beaux-Arts Jules Chéret
in Nice, het Staatsmuseum Dnepropetrovsk en het Kunstmuseum Kharkov (beide in
Oekraïne), het Russisch Museum in Sint Petersburg, en het Rijksmuseum
Amsterdam. Marie Bashkirtseff maakte geen groot oeuvre. Zij liet ongeveer
honderd schilderijen na. Haar grote vriend Prins Bojidar Karageorgevitch was
bij haar sterfbed aanwezig. Haar monument is door de Franse regering tot
historisch monument verklaard, reden: Binnen in het mausoleum hangt haar
laatste werk, te weten, ‘De Heilige Vrouwe bij het graf’. Dit om te voorkomen
dat het schilderij kan worden opgeëist door de familie in het buitenland.
Het familiegraf van Baron de Perény met een prachtige wit marmeren kopie van Michelangelo’s Piëta
Het is van hier een kleine wandeling
naar een graf met een prachtige wit marmeren kopie van Michelangelo’s Piëta. Wandelen
over deze Parijse dodenakker is meer dan een ontdekkingstocht van versteend
verdriet. Alle graven hebben zo hun eigen verhaal. De een leeft voort door zijn
schilderkunst, films, boeken en muziek. De ander blijft in herinnering, bekend
of onbekend. Verse bloemen geven aan dat zij in ieder geval niet onopgemerkt
zijn gebleven.
Wandelen over deze Parijse dodenakker is meer dan een ontdekkingstocht van versteend verdriet
Één graf wordt wekelijks bedolven onder
verse bloemen, dat van Leila Pahlavi. Prinses Leila was de jongste van wijlen
Shah van Iran, vijf kinderen, en de vierde van zijn derde vrouw, koningin
Farah. De sjah en zijn familie werden in 1979, na de islamitische revolutie,
gedwongen tot ballingschap. Na de dood van de sjah door kanker in 1980 vestigde
de familie zich in Amerika. Leila was ooit topmodel voor Valentino en leed
later aan anorexia nervosa. Als gevolg van een laag zelfbeeld en een zware
depressie, ze werd vaak behandeld in klinieken in de Verenigde Staten en
Groot-Brittannië, pleegde zij op 10 juni 2001 vermoedelijk zelfmoord in een
Londense hotelkamer. Er waren 16 soorten medicatie in haar luxe suite gevonden
waaronder krachtige opioïdes zoals Palfium, Rohypnol en Seconal. Ook was er een
kleine hoeveelheid cocaïne aanwezig. Er was geen briefje, alleen een
ongedateerd stukje papier met wat gekrabbelde poëzie. In een la lag de foto van
de sjah en haar moeder en de kinderen die allemaal televisie zaten te kijken in
het paleis in Teheran. Leila, de kleine prinses, zit bij haar vader op schoot. Hoewel
een autopsie de oorzaken van Pahlavi's dood niet aan het licht bracht, gaf haar
moeder, de voormalige keizerin Farah Pahlavi, een verklaring uit waarin stond
dat haar dochter in haar slaap was gestorven en dat ze 'erg depressief' was
geweest.
Één graf wordt wekelijks bedolven onder verse bloemen, dat van Leila Pahlavi
Ongeveer 3.000 rouwenden, waaronder
leden van de voormalige Iraanse keizerlijke familie, Frederic Mitterand, de
neef van de wijlen Franse President François Mitterand en vrouwen gekleed in
zwarte kanten hoofdbedekking, verzamelden zich die zaterdag, in juni 2001, in
Passy voor de begrafenis van de dochter van de overleden Sjah van Iran. Haar
moeder, de voormalige Keizerin Frah, was in het zwart gekleed en liep achter de
lijkwagen. Leila Pahlavi ligt begraven
in de buurt van haar grootmoeder Farideh Ghotbi Diba. Ze werd slechts 31 jaar.
Op haar website staat vermeld: ‘Speciale
dank aan Mylene Farmer voor het opdragen van dit lied ter nagedachtenis aan
onze geliefde ‘Leila’’ .
Voor Leïla
In de tuin
bij de rozen
staat geschreven
"Alsjeblieft pluk de bloemen
niet"
Maar...
De wind kan niet lezen
Een andere wat minder bekende grootheid
is Bảo Đại, de 13de en laatste keizer van de Nguyen-dynastie in Vietnam. Op 23
augustus 1945 trad hij af en leefde vervolgens in ballingschap in Hongkong en
Frankrijk. In 1949 werd hij door de Fransen weer als staatshoofd geïnstalleerd,
ditmaal als president. In 1955 werd hij bij verkiezingen verslagen en sindsdien
woonde hij in Parijs, waar hij op 30 juli 1997, op 83 jarige leeftijd,
gestorven is in het militaire ziekenhuis Val-de-Grâce.
Nog een zwart marmeren grafzerk trekt
mijn aandacht met de simpele tekst ‘GHISLAINE’. Ghislaine Princesse de Monaco,
1900 -1991. En wat blijkt? Ghislaine Marie Françoise Dommanget was een Franse
actrice en de prinses-gemalin van Monaco van 1946 tot 1949.
In eerste instantie
trouwt ze op 17 juli 1923 in Parijs met Paul Diey, beeldhouwer, schilder en
zangleraar, van wie ze in 1925 scheidde. Haar huwelijk bleef kinderloos.
Vervolgens krijgt ze als weduwe in 1931 een relatie met André Brulé, acteur,
theaterregisseur, met wie ze een zoon kreeg, Jean-Gabriel, geboren in 1934 in
Nice. Vervolgens dumpt ze Brulé om op 24 juli 1946 te kunnen trouwen met de
regerende prins van Monaco, Louis II, lid van het Huis van Grimaldi. Louis II
had uit een vorig huwelijk twee kinderen, namelijk prins Rainier III en zijn
zus Antoinette. Louis II sterft drie jaar later. In zijn testament had Louis de
helft van zijn landgoed aan Ghislaine nagelaten maar dit werd betwist en
gewonnen door Rainier en zijn zus. Ghislaine wordt afgescheept met een klein
pensioen van de Monegaskische regering, al werd dat later stopgezet door prins
Rainier. Ze handhaaft wel haar positie als ‘Princesse de Monaco’. Eind jaren
vijftig keert ze terug naar het podium waar het vorstendom haar toestemming geeft
om op te treden zonder de naam prinses van Monaco te gebruiken. Simpel
aangekondigd als Ghislaine. Later trekt ze zich terug in Parijs , waar ze in
1960 haar memoires schrijft, ‘Sois princesse… dit-il’ – Wees een prinses…. zei
hij’, opgedragen aan prinses Grace van Monaco met wie zij een goede band onderhoud.
Ze overlijdt op 30 april 1991 in Neuilly-sur-Seine. Op haar overlijdensakte
staat ‘Prinses-weduwe van Monaco’. Ze wordt begraven in haar trouwjurk.
Cimetière de Passy, rue du Commandant
Schlœsing 2, 16e arrondissement, metrostation Trocadéro, lijn 6 & 9. Voor
openingstijden raadpleeg de website.