Paris FvdV is een niet commercieel weblog speciaal voor kenners en liefhebbers van de stad Parijs - en voor hen die dat willen worden. Parijs is een stad met een gewichtig verleden, respectabel en gerespecteerd. Het is totaal niet nostalgisch. Parijs is er in geslaagd om, soms op brutale maar altijd op elegante wijze, om te gaan met zijn grootse monumenten. Ze te beschermen en te integreren in de nieuwe dynamiek van de stad. Parijs is een meester op het gebied van herstel en transformatie. U zult er nooit in slagen een volledig overzicht te maken van plekken en verhalen, die allemaal op hetzelfde punt uitkomen en de glorie van deze stad bezingen. toch wil ik een poging wagen. Wekelijks wil ik u niet alleen informeren over wat Parijs nog meer te bieden heeft, maar ook wil ik mijn liefde voor deze stad op u over dragen. In de hoop dat het raakt aan iets wat u herkent of voelt. Ferry van der Vliet.

Privacy verklaring: Indien u weblog Paris FvdV, dat bij Google-Blogger is ondergebracht, leest en reageert op de blogs van Paris FvdV, doet u dat vrijwillig en is uw IP-adres en mailadres - indien u dat vermeld - bekend en wordt opgeslagen. Ook uw schuilnaam waaronder uw reageert wordt opgeslagen. Paris FvdV zal uw gegevens nooit aan derden doorgeven. We houden uw gegevens privé, tenzij de wet of rechtelijke macht ons dwingt uw gegevens aan hen te verstrekken. Datalekken in het systeem vallen onder de verantwoordelijkheid van Google-Blogger. Door weblog Paris FvdV te bezoeken en/of de op of via deze weblog aangeboden informatie te gebruiken, verklaart u zich akkoord met de toepasselijkheid van deze disclaimer. Google gebruikt cookies om services te leveren en verkeer te analyseren dus uw IP-adres en user-agent zijn bij Google bekend, samen met prestatie- en beveiligingsstatistieken om servicekwaliteit te garanderen, gebruiksstatistieken te genereren, misbruik te detecteren en maatregelen te treffen.

zaterdag 7 juni 2025

ONBEKEND PARIJS PARC KELLERMANN

 

Wat ik iedereen kan adviseren is om Parijs te bekijken, te ontdekken door middel van de trams die de stad binnen de Périphérique bijna omcirkelen: Tramlijn T3a, T3b. Laatst zat ik in tramlijn T3a die de zuidkant van Parijs bedient, vanaf Pont du Garigliano tot aan Porte de Vincennes. Zo reis je ongestoord door het autoverkeer, bovengronds, van het 15e arrondissement, door het 13e en het 12e arrondissement. En zo kwam ik langs het Parc Kellermann, vrijwel onbekend bij elke Parijzenaar. Reden voor mij om op onderzoek uit te gaan.



De ingang naar het bovenste park is een voorbeeld van de typische art-deco landschapstijl uit de jaren ’30 
 

Parc Kellermann

Oorspronkelijk de locatie van verschillende paviljoens van de Wereldtentoonstelling van Parijs van 1937 waarvan de belangrijkste locatie zich op de place du Trocadéro bevond tegenover de Eiffeltoren die toen 48 jaar bestond. Na de tentoonstelling transformeerde de hoofdarchitect van de Wereld-tentoonstelling, Jacques Gréber, het tot een openbaar park. Net als de square René Le Gall werd het Parc Kellermann in 1937 over de Bièvre aangelegd en gebouwd op de voormalige Thiers-muur; de ‘Enceinte de Thiers’, de laatste verdedigingsmuur van Parijs, gebouwd tussen 1841 en 1844. Diepe loopgraven en muren tot wel 10 meter hoog omringden de hele stad, met poorten, portes, die er nog steeds zijn. Ze werden uiteindelijk vernietigd en grotendeels verwijderd in de jaren 1920, maar sommige delen zijn nog steeds aanwezig in het Parc Kellermann.



Het 87 jaar oude park is omzoomd door moderne architectuur



Het park beslaat een oppervlakte van 5,5 hectare en bestaat uit twee delen in twee verschillende stijlen. Het bovenste park is een voorbeeld van de typische art-deco landschapstijl uit de jaren ’30 en het onderste park, langs de rivierbedding, heeft de meer pittoreske stijl van Napoleon III. Hoewel sommige delen de geometrische vormen weerspiegelen die typisch zijn voor art-deco tuinen, was dit park niet bedoeld om te ontspannen en te wandelen. Het werd aangelegd om sport te promoten, iets wat sinds een decreet uit 1920 van het 'Ministère de l'Hygiène et de la Prévoyance' verplicht was geworden voor schoolkinderen. 



Twee neoclassicistische bas-reliëfs, kenmerkend voor de jaren 30 van de hand van Élie Ottary, verbeelden dit ideaal bij de ingang van het park van rode baksteen – één met atleten en de andere met dansers. Deze ingang leidt je naar een brede laan omzoomd door rijen lindebomen. Het bovenste plateau biedt een prachtig uitzicht over het  onderste park en de stad, maar kijkt ook uit over de Périphérique waarvan het geluid tot in het park doordringt.


 




Een beekje stroomt vanaf het bovenste niveau door vijvers en een waterval van kunstmatige rotsen naar het onderste park waar het uitkomt in een groot bassin met een fontein. Een eerbetoon aan de inmiddels verdwenen Bièvre. Het westelijke deel is gewijd aan speeltuinen en sport. Sinds 2017 is het park ook de thuisbasis van een educatieve stadsboerderij waar kinderen en gezinnen allerlei dieren kunnen ontdekken, waaronder schapen, dwerggeiten, kippen, kalkoenen en konijnen. Het park ligt tussen de boulevard Kellermann, de rue de la Poterne-des-Peupliers en de rue Max-Jacob. Het dichtstbijzijnde metro- en tramstation is Porte-d'Italie.


Een oase van rust in het 13e arrondissement onbekend bij menig Parijzenaar




Een monument voor het moederschap

Ik verlaat het park daar waar ik het ook ben binnengegaan en sla linksaf naar de boulevard Kellermann. Aan de linkerkant ontwaar ik een tuin met een paar lindebomen en een grindpad dat de aandacht vestigt op een immens monument.


Jardin du Monument aux Mères Françaises


De schaal is haast Stalinistisch, het lijkt net of je in de tuin staat van een obscuur Oost-Europees land. Raar, dit voelt helemaal niet als Parijs. Het is zwaar en sober, maar ook plechtig met grijze, grauwe verweerde gezichten van enorme beelden. Het monument bestaat uit een lange muur, versierd met beelden van vrouwen, verstijfd van bewondering voor hun kinderen van verschillende leeftijden. Aan weerszijden van het hoofdbeeld staan beelden van dankbare mannen en vrouwen, die respectvol naar de moeders kijken. Op de muur de tekst ‘Aux Mères Françaises’ , aan Franse moeders.

 


Aan weerszijden van het hoofdbeeld staan beelden van dankbare mannen en vrouwen




Later onderzoek leert mij dat ik terecht ben gekomen in de ‘Jardin du Monument aux Mères Françaises’. Het monument is ontworpen in 1938 door architect Paul Bigot. De beelden zijn gehouwen uit zogenaamd Euville kalksteen, afkomstig uit het departement Meuse. Sculpturen gemaakt door Henri Bouchard en Alexandre Descatoire. In het midden staat een moeder die een baby in haar armen draagt met links en rechts een knielende zoon en een dochter, waarbij de een haar boeken aanbiedt, de ander bloemen. Aan elke kant weer beelden van moeders van verschillende generaties met hun kinderen.


In het midden staat een moeder die een baby in haar armen draagt met links en rechts een knielende zoon en een dochter



Aan elke kant weer beelden van moeders van verschillende generaties met hun kinderen




Het monument schijnt te zijn opgericht ter bevordering van het Franse geboortecijfer door al die moeders te eren, die tijdens en na de Eerste Wereldoorlog, hun kinderen alleen moesten opvoeden nadat hun echtgenoten waren gesneuveld.  De tuin werd geopend op 25 oktober 1938 door de Franse president Albert Lebrun. Op het monument staat veel tekst gebeiteld: citaten van Edmont Labbé (adviseur van het Ministerie van Nationaal Onderwijs), president Albert Lebrun en een vers van Victor Hugo: “Oh l'amour d'une mère, amour que nul n'oublie” – “Oh, de liefde van een moeder, liefde die niemand vergeet", afkomstig uit het gedicht ‘Ce siècle avait deux ans’, uit de bundel Les Feuilles d'automne. Tijdens de inauguratie demonstreerden suffragettes van de Ligue Française du Droit des Femmes, de Liga voor Vrouwenrechten, om het stemrecht voor vrouwen op te eisen door een krans te leggen met de tekst: “Ter ere van de Franse moeders, subliem, maar nog geen kiezers”.

 


Tot 2006 was de tuin van het Monument voor de Franse Moeders slechts één dag per jaar geopend, namelijk op Moederdag. Nu kan het publiek er het hele jaar terecht. Officieus is de tuin nu omgedoopt tot Tuin van de Moeders van Gezinnen. De oude naam prijkt echter nog steeds op de tuinhekken. Tegenwoordig heeft het Monument aux Mères Françaises een ietwat zieltogende uitstraling. De gevel is verweerd en het kleine park waarin het staat, lijkt weinig gebruikt. Toch is het een stukje onbekende geschiedenis van Parijs.


dinsdag 27 mei 2025

HET PARIJSE MUSEUM VAN DE MISDAAD


Een beetje verdwaasd loop ik door de rue de la Montagne Sainte-Geneviève in het vijfde arrondissement. Hier moet volgens het boek ‘Achter de Façade’*  het Politie museum gesitueerd zijn. Natuurlijk had ik het huisnummer niet genoteerd in mijn ‘Paris To-Do-Lijst’, dus ten einde raad maar even het terrein opgelopen van het politiebureau ter plaatse. Een lelijke betonnen kubus aan het begin van de straat die ik inmiddels twee keer had belopen.

*Achter de Façade, een cultuur-historische ontdekkingsreis door Parijs van Kees en Chrisje Brants.+


Alom verbazing;  in dit schuwlelijke gebouw is het 'museum van de Misdaad' gevestigd

 

“Mais c’est ici monsieur!”  Verbaasd kijk ik de agente aan die mij uiterst vriendelijk te woord staat maar ook nog even in mijn fototas wil kijken. Het politiemuseum is dus gehuisvest in een werkend commissariaat.  Je moet dus moedig langs de politieagenten lopen die buiten de wacht houden. Vervolgens de trap op naar de lobby waar je indien nodig in de rij moet staan met de lokale bevolking die daar zijn voor andere, maar meestal politie-gerelateerde zaken. Het museum bevindt zich namelijk op de derde verdieping. Dus eerst langs de ‘accueil’ en vervolgens langs de hekjes met de klok mee. Een agent begeleidt je naar de lift die alleen bediend kan worden door zijn of haar inbreng. Een klein belletje geeft aan dat je op de juiste verdieping bent gearriveerd waarna de liftdeur zich langzaam opent. Curieus, maar ik ben dan ook eindelijk in het ‘Musée de la Préfecture de Police’, ook wel bekend als het ‘Musée des Collections Historiques de la Préfecture de Police de Paris’, wat eenvoudigweg museum voor historische collecties van de Parijse politie betekent.



De politie is er voor iedereen ook voor de daklozen
 

Het museum werd oorspronkelijk opgericht in 1909 door Louis Jean-Baptiste Lépine, (tweemaal Préfet de Police bij de Parijse politieprefectuur, van 1893 tot 1897, en opnieuw van 1899 tot 1913) met de stukken die hij verzamelde voor de Wereldtentoonstelling van 1900. Om de politie dichter bij de mensen te brengen, wilde de prefect bezoekers over de hele wereld de menselijkheid van de Parijs politie laten zien, door middel van portretten en diverse erfgoedobjecten die verband hielden met het politiewerk. De officiële opening vond plaats op 20 december 1909, op de zolder van 36 quai de Orfèvres, het adres wat we zeker herkennen als het hoofdkantoor van inspecteur Jules Maigret, een fictieve commissaris van de Parijse recherche en het hoofdpersonage in 75 detectiveromans en 28 korte verhalen die de Belgische schrijver Georges Simenon tussen 1930 en 1972 heeft geschreven. In juni 1975 verhuisde het museum naar de huidige locatie in het vijfde arrondissement.



Dit museum in een wereldstad heeft een heerlijk provinciaal tintje
 

Jaren geleden begon men aan een renovatie, maar deze werd onderbroken toen het idee ontstond om het te verplaatsen naar het hoofdbureau van de Parijse politie op het Īle de la Cité, nadat de hoofdkantoren in 2018 waren verhuisd naar het nieuwe Tribunale de Justice in Batignolles in het 17e arrondissement.  2/3 Van het museum is daardoor nog steeds in de ouderwetse staat, wat ook iets heerlijks provinciaals heeft maar weer niet hoort bij een grote stad als Parijs. 

Eenmaal gearriveerd wordt je opgewacht door een medewerkster die je uitleg geeft over de te lopen route die verspreid ligt over een oppervlakte van ongeveer 520 M², links en rechts onderbroken door kamers die weer in gebruik zijn als kantoor. Zoals vaak in kleine Franse musea is niet alles voorzien van een tweetalig label, maar gelukkig wijst de vriendelijke medewerkster je op een QR-code die je kunt scannen waarin je uitleg krijgt bij diverse maar lang niet bij alle onderwerpen, in de taal van jouw herkomst. Let er wel op dat je het volume van je telefoon op laag zet.


Er is ook een schaalmodel te zien van de guillotine, plus een echt mes
 

Een reis langs vier eeuwen geschiedenis van de Parijse politie vanaf de 17e eeuw kan beginnen. Vier eeuwen bloedige misdaden, aanslagen, politieke moorden, bloedmisdrijven, gifmoorden, zwendel-praktijken of oplichterij en terroristische aanslagen. 


Het doel is om te laten zien hoe grote maatschappelijke problemen, zoals gerelateerd aan armoede, drugs, pooierschap, zware criminaliteit en de omgang met gedetineerden in openlijke hechtenis door de tijd, de Parijse politie ertoe hebben aangezet om zich aan te passen en gespecialiseerde brigades op te richten. Dit aan de hand van de belangrijkste gebeurtenissen uit de Franse geschiedenis (samen-zweringen, arrestaties, enz.) hun beroemde personen en strafzaken  die de krantenkoppen hebben gehaald.  


De ruim 2.000 tentoongestelde stukken, waarvan sommige uniek zijn, roepen de gebeurtenissen op waaraan de politie deelnam. Herinneringen aan de geschiedenis van Parijs maar ook die van Frankrijk. Je maakt kennis met enkele van Frankrijks grootste criminelen die nog steeds het gesprek van de dag zijn, zoals Louis Dominique Cartouche*, Henri-Désiré Landru* of Docteur Petiot*

 

*Cartouche, de gentleman inbreker, niet zomaar een dief. Hij had een erecode. Hij vermeed zinloos geweld en behandelde zijn slachtoffers met een zeker respect. Deze aanpak leverde hem een ​​zekere bewondering op bij het volk, vooral onder de minder bevoorrechte klassen, die hem zagen als een wreker tegen de onderdrukking door de elite.

Cartouches einde was net zo dramatisch als zijn leven. Nadat hij was gearresteerd, volgde er een sensationeel proces. Hij weigerde zijn kameraden te verraden en bleef stil. Daarmee werd zijn imago als tragische held versterkt. Hij werd in 1721 geëxecuteerd. Zijn dood was een ingrijpende gebeurtenis die enorme menigten trok.



Cartouche, de gentleman inbreker

 

*Henri-Désiré Landru, (1869 – 1922) was een Franse seriemoordenaar ook wel de Franse  Blauwbaard genoemd. In 1914 was Landru actief als handelaar in tweedehandsmeubels. Hij begon met het plaatsen van contactadvertenties in Franse kranten, waarbij hij zichzelf voordeed als een rijke weduwnaar die verlangde naar een eenzame weduwe om met haar zijn laatste dagen te delen. Wel 283 vrouwen reageerden en Landru koos de rijksten uit. Met hen begon hij een korte relatie en hij lokte hen naar de huizen die hij gehuurd had, aanvankelijk een huis in Vernouillet, later een in Gambais. Daar bracht hij hen om het leven. Hun lichaam hakte hij waarschijnlijk in stukken en verbrandde hij (gedeeltelijk) in zijn oven. Op 30 november 1921 werd Landru schuldig bevonden en tot de guillotine veroordeeld.


Originele politiefoto's van Henri-Désiré Landru

 

*Marcel Petiot (1897-1946) werkte als arts in Parijs. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette hij een gefingeerd ontsnappingsnetwerk op. Hij bood aan mensen te laten ontsnappen via Vichy-Frankrijk naar Argentinië tegen betaling. In werkelijkheid doodde Petiot zijn slachtoffers met een injectie. Hij pikte hun kostbaarheden in en versneed hun lijken. De resten dumpte hij in ongebluste kalk of verbrandde hij in een oven. Gealarmeerd door omwonenden die klaagden over een walgelijke caramelgeur die uit de schoorsteen kwam, vond de Parijse brandweer in maart 1944 de resten van zijn slachtoffers. Petiot ontkwam echter aan arrestatie door zich aan te sluiten bij de Franse Binnenlandse Strijdkrachten. Na de bevrijding van Parijs werd Petiot in oktober 1944 alsnog gearresteerd. Toen men hem kort na zijn arrestatie onder de neus wreef dat hij zou worden aangeklaagd wegens het uit de weg ruimen van ten minste zevenentwintig mensen, riep Petiot verontwaardigd: “Dan wel correct blijven hè: het waren er drieënzestig,” zei hij lachend. Hij werd ter dood veroordeeld in mei 1946 voor de moord op minstens 27 personen, waarvan 12 joden, en werd geëxecuteerd. Zijn buit, de gestolen kostbaarheden, werd nooit teruggevonden.


Docteur Marcel Petiot

 

Tijdens je bezoek ontdek je hoe banale bewijsstukken het mogelijk hebben gemaakt om grote zaken op te lossen. Een huiveringwekkende verzameling moordwapens – hamers, ijsbijlen, messen boksbeugels en zelfs het pistool waarmee president Doumer in 1932 werd vermoord. Minder gevaarlijke items zoals een apparaatje waarmee bankbiljetten uit de zakken van marktkooplieden konden worden gejat. Een museum vol gekke, duistere, wrede en spannende verhalen.

 

Een uniek museumstuk; een origineel mes van de guillotine


De hoofdroute door het museum begint met het Ancien Régime, toen koning Lodewijk XIV in 1667 het ambt van luitenant van politie instelde. Na de Franse revolutie in 1871 herstelde Napoleon de orde door de functie van prefect van politie in te stellen, waarmee een einde kwam aan de instabiliteit en corruptie. In 1829 kwamen de eerste politieagenten in uniform. Vervolgens gaat het over de oprichting van de Nationale Garde en de oprichting van het Vredeskorps. Verder wordt ook uitgebreid uitgelegd hoe de politie zich ontwikkelde naarmate de stad groeide. Je loopt langs glazen kasten vol met wapens (zowel van politie als van criminelen) namaakartikelen en kranten artikelen van beroemde zaken en gebeurtenissen. Er is ook een schaalmodel te zien van de guillotine, plus een echt mes. 


Een oude celdeur uit 1836 afkomstig van de 'Prison de Mazas', gevestigd aan de boulevard Diderot


Glazen vitrines vol met wapens


Het laatste deel van het museum is het modernste. Dit gaat uitgebreid in op de ontwikkeling van forensisch onderzoek. Er is een reconstructie van het Atelier van Alphonse Bertillon. Hij ontwikkelde in 1879-1880 een systeem om personen te identificeren. Dit systeem werd wereldwijd gebruikt en naar hem ‘Bertillonage’ genoemd.

 

Het Atelier van Alphonse Bertillon




Vier zones leggen op een leuke en leerzame manier het gespecialiseerde werk uit van de forensische politie met DNA, vingerafdrukken en andere nieuwe technieken waaronder odorologie. Odorologie, ofwel de wetenschap van geuren, is een techniek die voornamelijk wordt gebruikt in de forensische wetenschap voor justitiële identificatie. De techniek is gebaseerd op geuranalyse door honden om criminelen op te sporen of de geur van objecten te identificeren (explosieven, verdovende middelen en lichamen van vermiste personen).

Vier zones leggen op een leuke en leerzame manier het gespecialiseerde werk uit van de forensische politie

 
In 1967 bracht George Simenon een bezoek aan dit museum. In de vitrine een origineel reçu uit 1936 voor een identiteitskaart uitgegeven door de Préfecture de la Police. Wie weet was hij ook op zoek naar materiaal voor zijn boeken. Misschien ben jij wel een beginnend schrijver of een fervent lezer, kenner  van de avonturen van de gentleman-inbreker of  de onderzoeken van Commissaris Maigret, je bent hier aan het juiste adres. De beroemde Parijse politie leidt je naar de onderwereld van de Franse hoofdstad.


In 1967 bracht George Simenon een bezoek aan het museum


Een origineel reçu uit 1936 voor een identiteitskaart van George Simenon, uitgegeven door de Préfecture de la Police

 

Musée de la Préfecture de la Police, rue de la Montagne Sainte Geneviève 4, 5e arrondissement. Metrostation Maubert-Mutualiteit, lijn 10.

Het museum is gratis te bezoeken van maandag t/m vrijdag van 09.30 uur – 17.00 uur.


vrijdag 16 mei 2025

VAN FLO NAAR FLODERER PARIJS, VERLEDEN, TOEKOMST

 

Brasserieën verschenen voor het eerst in Parijs rond 1870, toen veel vluchtelingen vanwege de Frans-Pruisische Oorlog uit de Elzas en Lotharingen naar Parijs trokken. Twee gebieden die tot aan 1918 in Duitse handen zouden blijven. De eerste nieuwkomers openden grote drukke eethuizen met diverse biersoorten en wijnen uit de Elzas. Brasserie betekent brouwerij. Tegenwoordig zijn er in Parijs zo’n vijftigtal brasserieën. Waarvan er veel in handen zijn van grote bedrijven, zoals Grandes Brasseries de l’Est* en Groupe Bertrand*,   

Zo ook Louis Floderer, ook hij ontvluchtte de Elzas om die opnieuw te creëren in Parijs, maar idylischer, rustiger en weelderiger. Terwijl hij in 1909 door de cour des Petites-Écuries wandelt, een piepklein straatje dat een rechte hoek maakt tussen de drukke rue du Faubourg Saint Denis en de ’s avonds vaak verlaten rus des Petites-Écuries, daar raakt hij gefascineerd door een vreemd,  ietwat afgelegen taveerne. De geschiedenis gaat terug tot 1886 toen Jean Voitenleitner een opslag voor bier begon. In 1901 ging hij een compagnonschap aan met brasserie Hans waarvan hij de naam overnam. Hij deed zijn zaak in 1909 over aan Floderer. Na een grondige verbouwing opent hij zijn brasserie onder de naam Floderer en is daarmee de oudste Elzasser brasserie in Parijs. Maar de naam wekt in die troebele tijden niet enkel sympathie. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog gooiden anti Duitse Parijzenaars de ruiten met Duitse opschriften in en de brasserie werd geplunderd. Koppig bouwde Floderer zijn zaak weer op, maar door ervaring wijzer geworden gaf hij deze een verkorte versie van zijn naam mee: Flo.

 

Foto: Guild of Saint-Luke – Oskar Proctor


Het schitterende decor, rijkelijk versierde plafonds, houtwerk, koper, leren banken, glas-in-lood-ramen, verfijnde fresco’s in groen en goud, wandpanelen beschilderd met landschappen uit de Elzas, draaiorgel en koperen hoedenstandaard laten het interieur zijn nostalgie herleven naar een verloren Elzasser Gasthaus. In die tijd werd de brasserie bezocht door Parijse Elzassers en niet door toeristen. De acteurs van de naburige theaters bestelden hun gerechten bij Louis Floderer en lieten ze in hun loge bezorgen. Zo was Sarah Bernard klant bij Floderer toen ze in het La Renaissance theater de rol van  Phèdre, een klassiek tragisch personage uit de oude Griekse mythologie, speelde. Flo bleef tot 1964 in handen van de familie.

 


Details van het schitterende decor van het oude Flo Paris







In 1968 kwam het restaurant in handen van Jean-Paul Bucher. Parijs dankt zijn mooiste brasserieën  aan één man; Jean Paul Bucher (1938-2011), een voormalige kok uit de Elzas en tot 2005 eigenaar van de acht mooiste brasserieën van Parijs. Op 27-Jarige leeftijd besloot hij te investeren in oude Parijse, in verval geraakte brasserieën. Brasserie Flo was zijn eerste aanwinst. Bucher kreeg de smaak te pakken en kocht in de jaren daarna, in een rap tempo, nog zeven zaken, waaronder Balzar, Le Bœuf sur le Toit, Bofinger, La Coupole, Terminus Nord, Le Vaudeville en Julien. Hij initieerde de Groupe Flo, eigenaar van vele restaurantketens. De restaurantzaal van Flo werd in 1997 geclassificeerd als historisch monument.  In 2005, zes jaar voor zijn overlijden op 73 jarige leeftijd, verkocht hij zijn geesteskind aan de Belgische miljardair Albert Frère.

 


Brasserie Flo na restauratie door The Guild of Saint Luke - Foto: Guild of Saint-Luke – Oskar Proctor


Foto: Guild of Saint-Luke – Oskar Proctor


Jean Paul Bucher; "Monsieur Savoir Vivre". Hij creëerde de Esprit Brasserie. In april 2017 wordt de Groupe Flo na het lijden van forse verliezen in de jaren daarvoor overgenomen door de Bertrand Group en komt Brasserie Flo in handen van Jean-Noël Dron. Dron is tevens eigenaar van diverse andere brasserieën onder andere in Nantes. In 2015 krijgt ‘The Guild of Saint Luke’ de opdracht van Dron om Flo weer in oude glorie te herstellen. 



In de tweede zaal vier schilderijen met bergmeren.  Deze schilderijen, in 1913 geschilderd door Charles Morel de Tangry - Foto: Guild of Saint-Luke – Oskar Proctor



Foto: Guild of Saint-Luke – Oskar Proctor



Foto: Guild of Saint-Luke – Oskar Proctor

‘The Guild of Saint Luke’ is een samenwerkingsverband van kunstenaars en ambachtslieden onder leiding van de oprichter John Whelan. Ze restaureren en herontwerpen historische monumenten in Londen en Parijs om ze weer relevant te maken voor de 21e eeuw, en ze trachten de ziel van de plek met grote zorgvuldigheid bloot te leggen. Alles wat mooi en authentiek is behouden en alles verwijderen wat lelijk is. Ook de brasserie Julien behoren tot hun lijst met giganten. Samen met brasserie Flo een van de mooiste en meest typische Parijse etablissementen. Tot voorjaar 2024!

 

De nieuwe entree van Floderer na de verbouwing in 2024 - Foto Brasserie Floderer


Een renovatie? Het lijkt meer op een revolutie!

Nadat de eigenaar, de Grandes Brasseries de l’Est, in januari 2024 een werkvergunning had gekregen voor het uitbreiden van de luifel, het opnieuw schilderen van het houtwerk en het aanpassen van de voorgevel, werd het geheel in een gele kleur overgeschilderd, wat afbreuk deed aan de oorspronkelijke ziel van de plek. Deze werkzaamheden waren weliswaar goedgekeurd door de afdeling stadsontwikkeling, maar dat gold niet voor de werkzaamheden die ook het interieur van het pand aantastten. In de eerste zaal zijn een groot beschilderd paneel en een plafond bewaard gebleven, terwijl in de tweede zaal vier schilderijen met bergmeren zijn verwijderd. Deze schilderijen, in 1913 geschilderd door Charles Morel de Tangry, de beroemde auteur van uitzichten op de Côte d'Azur, zijn vervangen door eigentijdse doeken. Een houten scheidingswand, versierd met een prachtig glas-in-loodraam, heeft plaatsgemaakt voor een bar. De oude banken en fauteuils werden vervangen door zogenaamd stijlvol meubilair en het donkere houtwerk werd overgeschilderd in gebroken wit. Het stalen buisvormige ijzerwerk uit de jaren 1900 is grotendeels verdwenen. Hetzelfde geldt voor kroonluchters en wandlampen, die vervangen werden door moderne schuwlelijke verlichting. Naast het verdwijnen van al deze monumentale decoratieve elementen is het meest ernstige feit dat ze waren opgenomen in de lijst van 'bijzonder beschermde elementen' in het geldende lokale stedenbouwkundige plan. Sporen van meer dan honderd jaar, bewonderd door duizenden bezoekers zijn vervangen door een zeer twijfelachtig decor dat helaas snel vergeten zal worden.



 Het nieuwe interieur van Brasserie Floderer - Foto's Brasserie Floderer







Maar waar de vaste gasten, zoals ik, een cultuurshock zullen ervaren wordt hier duidelijk nieuw publiek aangesproken met lagere prijzen en een bistrorepertoire dat zijn rol vervult onder leiding van chef-kok Christophe Moisand. Floderer behoudt weliswaar zijn oorspronkelijke naam maar wordt nu gepositioneerd als bouillon, net als Julien, de buurman in het 10e arrondissement. Plateau de charcuterie om te delen, escargots au beurre persillé, œuf mayonnaise, poireaux vinaigrette et mayonnaise, salade de lentilles au foie gras râpé, rumsteck au poivre, dorade sauce vierge of steak tartare frites zijn een vast onderdeel van het menu. Tot slot voegen we de ondeugende Bretonse zandkoekjes toe met citroencrème  (lemon curd stijl ), crème brûlée, profiteroles of île flottante met roze pralines. En ook wat de wijnen betreft, zijn er enkele aangename zeer betaalbare verrassingen. Klik hier voor de uitgebreide menu kaart. Drie jaar geleden veranderde ook de formule van Julien van restaurant naar bouillon. Binnen een paar weken ging het restaurant van 60 à 70 maaltijden per dag naar 500.

De eerlijkheid gebiedt, eenmaal bekomen van mijn cultuurshock, heb ik genoten van een uitstekende maaltijd in goed gezelschap. 

Brasserie Floderer, cour des Petites-Écuries 7, 10e arrondissement, metrostation Chateau d’Eau – lijn 4, Strasbourg-Saint-Denis – lijn 4, 8 & 9.

 

Les Grandes Brasseries de l’Est*  Paris

Brasserie Floderer

Bouillon Julien

Pharamond

 

Groupe Bertrand* Paris

La Coupole

Procope

Au Pied de Cochon

La Lorraine

Brasserie Lipp

Boginger

Le Grand Café Capucines

Terminus Nord

L’Alsace

Vaudeville

 

woensdag 7 mei 2025

PRINTEMPS HAUSSMANN ACHTER DE SCHERMEN


Eind februari 2025 deelde ik een blog met de titel ‘PRINTEMPS SYMBOOL VAN HET GROTERE PARIJS’. Het was mij opgevallen dat er in diverse reisgidsen relatief weinig of zelfs helemaal geen aandacht werd besteed aan de prachtige architectuur en de indrukwekkende geschiedenis van het Parijse warenhuis Printemps Haussmann.  Nog even als herinnering: 

Jules Jaluzot was een voormalig werknemer van het warenhuis Bon Marché op de linkeroever. In 1865 opende hij samen met Jean-Alfred Duclos een winkel in nieuwigheden, met innovaties zoals grote etalages, op de hoek van de rue de Provence, rue du Havre, rue de Caumartin en boulevard Haussmann. De ligging was strategisch, vlak bij het treinstation Saint-Lazare en de Opéra Garnier. Het gebouw werd in 1874 enorm uitgebreid en voorzien van liften afkomstig van de Wereldtentoonstelling van 1867, destijds een grote noviteit. Deze eerste winkel werd in 1881 door brand verwoest. De architect Paul Sédille herbouwde de winkel van 1881 tot 1885 met overdadige luxe. Het was het eerste warenhuis voorzien van elektrische verlichting. Klanten konden vanachter een glazen wand de werking van de energiecentrale observeren. De voorgevel aan de Rue du Havre is bewaard gebleven: boven de arcaden die de ingang van de winkel markeren, zijn beelden van de vier seizoenen geplaatst , werk van de  beeldhouwer Henri Chapu. De winkel werd beroemd vanwege de vier hoekzuilen, waar in mozaïek de naam van de winkel te lezen is. Printemps was in 1904 ook een van de eerste warenhuizen met een directe toegang tot de metro.


In 1904 ging het bedrijf bijna ten onder en dit leidde tot het ontslag van Jules Jaluzot. Hij werd opgevolgd door Gustave Laguionie, die het jaar daarop de bouw van een tweede winkel aankondigde. Deze locatie, ontworpen door architect Rene Binet, werd vijf jaar later geopend De bouwstijl is gebaseerd op het zelfde principe van de hoekrotondes van de eerste winkel. Ze zijn versierd met beelden van de beeldhouwer Anatole J. Guillot. Binnenin bevindt zich een indrukwekkende, centrale, achthoekige hal die verlicht wordt door een dubbele koepel. In 1912 breidde architect Georges Wybo de winkel aan de rue Charras uit en creëerde een tweede hal. Winkel nummer twee werd in 1921 door brand verwoest en tussen 1921 en 1924 volgens hetzelfde ontwerp, herbouwd door Georges Wybo. De schitterende koepel van René Binet, zichtbaar op de 6e verdieping, is wonderbaarlijk genoeg intact gebleven en is een omweg waard. 

Ik eindigde mijn blog met de volgende informatie: Ontdek de geheimen van dit unieke warenhuis en breng een bezoek achter de schermen bij Printemps Haussmann. Wist je dat je een exclusieve rondleiding kunt boeken?  Duik onder begeleiding van een deskundige gids in de geheimen van deze baanbrekende architectuur en de buitengewone geschiedenis van het warenhuis. Deze tour begint met een uitzonderlijk panoramisch uitzicht over de daken van Parijs, voordat je door de ondergrondse galerijen wordt geleid.

Via privé-ingangen tot verborgen doorgangen, krijg je de kans om emblematische bezienswaardigheden van Printemps Haussmann te ontdekken, zoals de Grand Escalier Patrimonal en de achterkant van de majestueuze glas-in-loodkoepel te ontdekken die in 1923 werd ontworpen. Van de ‘7e hemel’ tot de kelder, van het Tweede Keizerrijk tot de 21e eeuw, via Art Nouveau en Art Deco, deze tour is een wandeling door het erfgoed van het ‘Grand Magasin’ en zijn transformaties in de afgelopen 160 jaar.


Op ontdekkingstocht langs de verborgen geheimen van Printemps Haussmann


Welnu vorige maand heb ik zelf deelgenomen aan deze rondleiding door het warenhuis, die begint in het oudste gebouw dat wordt ingesloten door de boulevard Haussmann, rue du Havre, rue de Provence en de rue de Caumartin. Het gebouw staat bekend als Printemps de l’Homme en de ingang bevindt zich op nummer 70 van de boulevard Haussmann. Nadat je je hebt aangemeld bij de informatiebalie (midden begane grond) kan de rondleiding beginnen. Allereerst ga je achter de coulissen via de dienstlift naar een deel van het dakterras waar normaal geen enkele toerist kan komen. Het trakteert je op een ongekend uitzicht over de daken van Parijs en de rue Tronchet met aan het einde de indrukwekkende Madeleine kerk.



Allereerst ga je achter de coulissen via de dienstlift naar een deel van het dakterras waar normaal geen enkele toerist kan komen



De exclusieve rondleiding trakteert je op een ongekend uitzicht over de daken van Parijs






De rue Tronchet met aan het einde de indrukwekkende Madeleine kerk


 

Vervolgens weer negen verdiepingen omlaag met roltrappen die lijken te zweven acher een driedimensionale verticale koepel ontworpen door het Canadese architecten-bureau UUfle. De ‘sluier’ is een eerbetoon aan de iconische glas-in-lood koepel uit 1894. Het weegt 24 ton, maar lijkt te zweven door de verticale wand met een glazen vloer en spiegelplafond. Het is 25,5 meter hoog en 12,5 meter breed en bestaat uit wit geschilderde aluminium platen die gelamineerd zijn om een floraal reliëf te creëren. Het patroon is een interpretatie van afbeeldingen uit de originele glas-in-loodramen, omgezet in een opeenvolgend patroon. 

Het respecteert de traditie van het Art Nouveau-motief dat in de natuur voorkomt en het lijkt op een vuurwerkexplosie of vallende bloesems. Het is vervolgens willekeurig verdeeld om zo ongeveer 17.200 bloemblaadjes- vormige openingen te vormen. Dit onthult een transformerende reeks kleuren door het gebruik van zogenaamd dichroïsch glas, als hedendaagse interpretatie van glas-in-lood. Dit unieke glas vertoont twee verschillende kleuren, die steeds van kleur veranderen afhankelijk van de lichtomstandigheden  (Foto: Printemps Haussmann - Michel Denance).



Beneden aangekomen begeven we ons naar buiten voor uitleg over de architectuur van het gebouw aan de buitenzijde ter hoogte van rue du Havre. Deze prachtige gevel vol met koper en bladgoud dateert uit 1865 en is gelukkig na de brand in 1881 gepaard gebleven. Deze prachtige Art Nouveau gevel is erkend als historisch monument van de stad Parijs. De figuren van de Vier Jaargetijden op de gevel zijn het werk van beeldhouwer Henri Chapu. Daarnaast zijn er veel details in goud, modieuze kleuren uit de glorietijd van het modernisme en de Belle Époque in Frankrijk. De mozaïeken met de naam van het etablissement zijn blauw, groen en rood om details uit de lente te symboliseren.


Beelden van de beeldhouwer Anatole J. Guillot


Weer naar binnen dalen we af naar kelder niveau -1 om, zonder te weten, de rue Caumartin te kruisen naar de tweede winkel; Printemps Femme. Deze locatie, ontworpen door architect Rene Binet, werd geopend in 1909. De bouwstijl is gebaseerd op het zelfde principe van de hoekrotondes van de eerste winkel. Winkel nummer twee werd in 1921 door brand verwoest en tussen 1921 en 1924 volgens hetzelfde ontwerp, herbouwd door Georges Wybo. Op de begane grond een expositie over de huisstijl, designontwerpen van het iconische warenhuis door de jaren heen. 

Vervolgens worden we meegevoerd naar weer een verborgen parel binnenin Printemps: de Grand Escalier Patrimonal. Een trappenhuis dat na veertig jaar gesloten te zijn geweest voor het publiek in juni 2024, na een grondige restauratie, opnieuw geopend is voor het publiek. Een waar architectonisch hoogstandje uit de jaren ’20. Een stukje geschiedenis dat verdient om herontdekt te worden. na een minutieuze restauratie. Ontworpen door architect Georges Wybo tussen 1922 en 1924, symboliseert het een uniek stukje erfgoed dat zichzelf elk jaar opnieuw uitvindt. Na de sluiting in de jaren ’80, de trap diende toen alleen als noodtrap, werd deze zorgvuldig gerestaureerd en is nu open voor bezoekers.


De onlangs gerestaureerde Grand Escalier Patrimonal




De 156 treden tellende ‘zwevende’ trap verbindt een van de hoofdingangen van ‘Printemps Femme’, (hoek rue Caumartin, boulevard Haussmann) met het panoramische terras op de 7e verdieping. Een unieke klim naar de hemel, die begint met een marmeren trap, die vervolgens verdubbelt. Smeedijzeren leuningen met arabeske rondingen en verborgen patronen met de P van Printemps. Volg het spel van rondingen dat doet denken aan de rationele lijnen van Art Deco. Als je deze trap neemt, krijg je een heel licht gevoel, omdat er geen pilaren zijn die de trap ondersteunen. Het is onzichtbaar met haken aan de gevel bevestigd. Spiegels op elke overloop creëren een gevoel van ruimte en licht, wat de schoonheid van de plek en die van haar bezoekers weerspiegelt.  De trap is bedekt met een blauw en groen tapijt, de historische kleuren van Printemps.



Om te zien hoe het trappenhuis er uit zag voor de restauratie worden we geleid naar de hoektoren, gelegen aan de rue de Provence, waar dezelfde trapstructuur aanwezig is die wacht op restauratie. Bijzonder om te zien is dat de traptreden niet geheel vervaardigd zijn van marmer maar in het midden gewoon voorzien zijn van een houten structuur. Zuinigheid met vlijt zullen we maar zeggen. Ook hier is het wachten op restauratie.

 

De monumentale Charras Dome zichtbaar op de zesde etage


Op de zesde etage bevindt zich de monumentale koepel van Printemps. De zogenaamde ‘Charras Dome’ die kan wedijveren met de koepel van Galeries Lafayette. Het is het enige overblijfsel uit vroegere geschiedenis van de winkel. Gebouwd in 1923 door de meester-glasblazer Eugène Brière en herinnert ons aan het meesterlijke decor van het Printemps van weleer. Met zijn 3.185 glas-in-loodramen in 22 kleurtinten; geel, groen, oranje waarin blauw overheerst stelt het een bloemenlucht voor, het thema van de lente.




Het geheel wordt onderbroken door acht spindels met bloeiende stengels die op uitstekende kroonlijsten rusten. Deze constructie vormde een waar symbool van de heropleving van het warenhuis. 



Via een verborgen gangenstelsel komen we achter de koepel terecht waar we een uniek binnenkijkje krijgen op de constructie van deze koepel.

 

De achterzijde van de Charras Dome


De constructie aan de buitenzijde


Ik waarschuw van tevoren, het is een aardige tippel met ook vele malen lang stilstaan en luisteren naar de verhalen. Dus makkelijke schoenen worden geadviseerd. De rondleiding eindigt op de zevende etage en wordt bekroond met weer een prachtig uitzicht over Parijs. De rondleiding is te boeken bij Manatour. Voor boekingen klik hier.