Ik vind het heerlijk om in mijn eentje te wandelen over Parijse dodenakkers
‘Demortuis nil nisi
bene’, van de doden niets dan goeds. Ik moet bekennen dat ik op onbekende wijze
wordt aangetrokken door een dodencultus waarbij schoonheid en verval, grafkunst
en grafkitsch, hand in hand blijken te gaan. Ik vind het heerlijk om in mijn
eentje te wandelen over Parijse dodenakkers en een ontdekkingstocht te maken
langs al dat versteend verdriet. Ik moet er meteen bij zeggen; moderne
begraafplaatsen doen mij niets, maar juist die, waar de geschiedenis zowat van
afdruipt. Van die dodenakkers vol eindeloos slingerende rijen grafkapellen,
grafkelders, grafstenen en grafbeelden. Bemost, vervallen en vergeten. Achter
al die stenen schuilen vast en zeker heel interessante verhalen. Père Lachaise
is bijvoorbeeld dè vierde toeristische attractie van Parijs. Samen met die van
Montparnasse en Montmartre.
Maar dit keer wil ik het
eens niet hebben over deze Parijse begraafplaatsen maar over die van
Batignolles. Niet geliefd bij toeristen en zelden bezocht door Parijzenaars. Met
een grootte van 10 ha de vierde grootste begraafplaats van Parijs. In gebruik
genomen in 1833 speciaal voor de nieuwe stad Monceau-Batignolles. Dit gedeelte
werd pas in 1860 geannexeerd door het grote Parijs en inmiddels telt deze
dodenakker zo’n 15.000 graven.
Cimetière des Batignolles
ligt in de wijk Épinettes, in het noordoostelijke deel van het 17e
arrondissement. De toegang ligt op dit moment verscholen achter de gigantische
nieuwbouw die er plaatsvindt in deze snel opkomende wijk. In de schaduw van het
‘T.G.I de Batignolles’ - Het Tribunal de Grande Instance de Paris, naar een
initiatief, in 2009, door de toenmalige President van de Republiek; Nicolas
Sarkozy. Hij nam het besluit om het huidige Paleis van Justitie, gevestigd op
het Île de la Cité, en alle aanverwante gerechtelijke diensten, waaronder het
hoofdkantoor van de politie, te consolideren in één groot gebouw op een oud
rangeerterrein, gelegen tussen de boulevard de Douaumont, parallel aan de
boulevard Périphérique en de avenue de la Porte Clichy.
Cimetière des Batignolles niet geliefd bij toeristen en zelden bezocht door Parijzenaars
Tussen de enorme
bouwkranen, vind je vlak bij de metro uitgang van Porte de Clichy, de
lommerrijke avenue du Cimetière des
Batignolles. Helaas even omgeven door bouwhekken waarachter de bouw van het
nieuwe metrostation plaatsvindt. Aan het einde van de avenue aan de rue
Saint-Just ligt de enige ingang. Naast de slagboom zit in een schamele
eenmanskeet een dame wat voor zich uit te staren. Ik denk dan bij mij zelf;
“hoe gelukkig ben je daar”? Laten we eerlijk zijn; het is niet een baan die
hoog bij jou of bij mij op het verlanglijstje zal staan. En daarbij, Cimetière
des Batignolles is geen Père Lachaise. Rondkijkend ben ik de enige bezoeker.
Het duurt dan ook even voordat ik wordt opgemerkt en echt storen wilde ik haar
ook niet. In mijn beste Frans vraag ik om een plattegrond van de begraafplaats.
Met een wat verbaasde blik, zo van, ‘nou wat denkt u wat daar rechts hangt’,
wijst ze naar de zijkant van het raam. Daar hangt een geplastificeerde map aan
een koperen haakje. Wat mij dan weer brengt bij het volgende dilemma; moet ik
die hier bekijken of mag ik die even lenen en hoe zeg ik dit in weer goed Frans?.
“Permettez” stamel ik en wijs met een arm richting de graven. “Oui oui oui”,
klinkt het uit de eenmanskeet.
Inmiddels telt deze dodenakker zo’n 15.000 graven
Ik neem plaats op een
bankje om mij te oriënteren op de kaart en de diverse beroemdheden die hier
begraven liggen. Weinig voor mij bekende namen passeren de revue, wel
bijzondere beroepen zoals: Danseuse de cabaret, courtisane, fondateur de la
course Paris-Strasbourg, aviateur, actrice, romancier (denk ik aan romanticus
maar het is een romanschrijver) en opvallend veel poètes. De bekendste is die
van Paul Verlaine en André Breton.
Het graf van Paul Verlaine: Een groot blok zandsteen; vier namen: Mijn vader, Mijn moeder en ik, later mijn zoon (uit Batignolles)
Zoals Vincent van Gogh in
de schilderkunst zo is Paul Verlaine (1844-1896) onder de dichters een klassiek
voorbeeld van een kunstenaar-bohémien die zijn leven gaf voor de kunst en die
schoonheid voortbracht vanuit een diep ellendig leven. Daar houdt de
overeenkomst wel zo ongeveer op, want Van Gogh bleef de steun houden van vooral
zijn broer en had meer last van zichzelf dan van zijn drankzucht. Bij Verlaine
waren het echt ‘seks, drugs (alcohol) en poëzie’ die hem op de rand van afgrond
deden balanceren en hem uiteindelijk ook over de rand duwden. Nog net geen 52
was hij, toen hij totaal uitgeleefd en in bittere armoede in Parijs overleed. Na
zijn dood in januari 1896 werd zijn lichaam begraven in het familiegraf op het
Cimetière des Batignolles, zoals hij voorspelde in zijn gedicht ‘Batignoles’. Paul
Verlaine wordt, in de geest van Baudelaire, gezien als een van de grootste
Franse dichters.
Batignolles
Un grand bloc de grès ; quatre noms : mon père
Et ma mère et moi, puis mon fils bien tard,
Dans l'étroite paix du plat cimetière
Blanc et noir et vert, au long du rempart.
Vrij vertaald
Een groot blok
zandsteen; vier namen: Mijn vader
Mijn moeder en ik,
later mijn zoon,
Krap en vredig op de
vlakte van de begraafplaats
Wit, zwart en groen,
langs de wal.
Achter al die stenen schuilen vast en zeker heel interessante verhalen
Ook op de begraafplaats
vond Verlaine geen rust want het familiegraf moest worden verplaatst door de
aanleg van een nieuwe rondweg om Parijs: De boulevard Périphérique. Met de
aanleg ervan werd in 1958 begonnen wat in 1989 leidde tot de verplaatsing van
het graf naar een meer centrale plaats bij de rotonde bij de avenue
Transversale. De rondweg doorkruist het oude gedeelte van de begraafplaats. De
graftombes daar nog zwarter door het neerdalende fijnstof. Maar zelfs de kadans
van het drukke verkeer geeft dit deel van de dodenakker een aparte sfeer.
De boulevard Périphérique doorkruist de begraafplaats
Tussen al het zwart trekt een bos plastic rode anemonen mijn aandacht. De
verweerde platen op de graven dragen de namen
van de Russische en Oekraïense culturele diaspora. Namen zoals Demidov,
Naryshkin-Witte, Trubetskoy, Nelidova, Volkonsky en Bakhmetiev. Volgens de
kaart een Russisch diplomaat. Vóór de opening van de Russische cimetière
Sainte-Geneviève-des-Bois, op 8 februari 1879, zo’n 25 kilometer buiten Parijs,
was Batignolles een populaire
begraafplaats voor leden van de Russisch-orthodoxe gemeenschap.
Tussen al het zwart trekt een bos plastic rode anemonen mijn aandacht
In alle rust zet ik mijn
zoektocht voort langs onbekende grafstenen. Jammer genoeg mist de begraafplaats
de aangename hoogteverschillen die je ziet bij Père Lachaise en Montmartre.
Deze plek doet mij meer denken aan die van Montparnasse. De immense kastanjes,
esdoorns en platanen bieden de overledenen de nodige schaduw. Op de
begraafplaats staan er meer dan 900. De indeling van de sectoren in het oudste
gedeelte zit heel onsamenhangend in elkaar. Sectie 1 loopt over naar sectie 5,
vervolgens van 13 naar 6. Ik ben op zoek naar sectie 31 naar het graf van André
Breton, Frans schrijver en dichter, studeerde medicijnen, ontdekte de werken
van Sigmund Freud en hield zich bezig met allerlei proefnemingen op het gebied
van hypnose en psychoanalyse.
André Breton, op zijn simpel graf in goud geschreven ‘Je cherche l’or du temps’ – Ik ben op zoek naar het goud van de tijd.
In 1924 publiceert hij de vrucht van vijf jaar
systematische proefnemingen, hoofdzakelijk op het gebied van het 'automatisch
schrijven', maar ook op dat van de hypnotische slaap; het Manifeste du
surrealisme. In 1932 verschijnt zijn
tweede. De verschijning van 'Nadja' (1928), de roman die door sommigen
hooggeprezen, door anderen verworpen werd, is een ingrijpende gebeurtenis
geweest in de geschiedenis der letterkunde van de eerste helft van de 20ste
eeuw. Het boek, een soort dagboek, is een van de boeiendste literaire
voortbrengselen van het surrealisme. In "Nadja" verhaalt Breton van
zijn kortstondige romance met Nadja, een onvoorspelbare jonge vrouw. Samen
zwerven ze door de straten van Parijs. Nadja's onconventionele en spontane
levenswijze is voor Breton, de oprichter van het surrealisme, hét voorbeeld van
hoe een surrealist door het leven zou moeten gaan. Als ze later wordt opgenomen
in een sanatorium begint hij echter te twijfelen (bron: Kunstbus). André Breton stierf in Parijs in 1966 toen hij
zeventig jaar was. Op zijn simpel graf in goud geschreven ‘Je cherche l’or du
temps’ – Ik ben op zoek naar het goud van de tijd.
De hemelpoort lijkt vandaag even te zijn gesloten
De verzengende zon
tijdens mijn bezoek dwingt mij weer het oude gedeelte op te zoeken waar ik kan
genieten van de schaduw van de eeuwenoude bomen. Op een bijzonder graf de
tekst: ‘Il dépend de celui qui passe, que je sois une tombe ou un trésor’ – Het
hangt af van diegene die mij passeert, of ik een graf ben of een
schatkamer. Tijdens mijn zoektocht op
het internet kwam ik een artikel tegen van Le Figaro dat in de nachten van 16
tot en met 20 maart 2017 22 graven waren bezocht door grafschenners op zoek naar
kostbaarheden. Ik hoop dat dit graf ongeschonden is gebleven.
Het hangt af van diegene die mij passeert, of ik een graf ben of een schatkamer
De dame in de eenmanskiet
knikt vriendelijk wanneer ik de geplasti-ficeerde plattegrond terughang op het
haakje. Misschien was ik wel de enige bezoeker die dag. In het kleine
dichtbundeltje dat ik bij mij draag kom ik ‘de doodgraver’ tegen van George Brassens vertaald door Karel van Deuren.
De doodgraver
God weet dat ik niet
boosaardig ben,
Dat ik 't sterven van
geen stervling wens,
Maar als 'r niet werd
doodgegaan,
Lag ik al lang onder
d'aard'.
't Heeft als
doodgraver geen naam.
Mensen denken dat het
me niet stoort,
Van d'een zijn dood,
d'andere zijn brood,
Maar 't is me één
grote smart,
'k Begraaf ze, de dood
in 't hart.
't Heeft als
doodgraver geen naam.
'k Maak me wijs dat er
niets eeuwig is,
Maar denk niet dat ik
't natuurlijk vind,
'k Kom daar helemaal
niet toe,
'k Ben met 't sterven
niet verzoend.
't Heeft als
doodgraver geen naam.
En hoe meer ik me
zomaar laat gaan,
Hoe meer ik, nietwaar,
voor gek ga staan.
Vrienden zeggen: vent,
je plicht
Geeft j'een
lijkbiddersgezicht.
't Heeft als
doodgraver geen naam.
Vaarwel, dode, wie
niet weet niet deert,
Zie je in je kuil Onz'
Lieveheer,
Zeg hoe pijnlijk 't
voor me is
Die laatst' aarde op
de kist.
't Heeft als
doodgraver geen naam.
Vertaling: Karel van Deuren
Hopelijk is dit geen slecht voorteken
Cimetière Batignolles, rue Saint-Just, 17e arrondissement,
metrostation Porte de Clichy, lijn 13, RER-C.