Ik herinner me nog mijn eerste
kennismaking met het Musée des Beaux-arts de la ville de Paris in het Petit
Palais. Het was de tentoonstelling l'Art de Cartier van 20 oktober 1989 tot 28
januari 1990. Het was, denk ik, een van de best bewaakte tentoonstellingen van
de stad Parijs. De opening werd verricht door de toenmalige burgemeester van
Parijs Jacques Chrirac en toonde een overzicht van Cartier in de periode van
1860 tot 1986 met meer dan 600 juwelen uit de genoemde periode. Echter het
mooiste getoonde juweel was het gebouw zelf.
Exposition Universelle 1900
Het Petit Palais is een overblijfsel van
de Exposition Universelle van 1900 en die werd door meer dan 50 miljoen mensen
bezocht, wat destijds een wereldrecord was. De Franse overheid verdiende 7
miljoen frank aan deze tentoonstelling. In totaal stonden er 76.000 exposanten,
verspreid over een gebied van 1.12 km². Een aantal andere bouwwerken die Parijs
heeft overgehouden aan deze wereldtentoonstelling zijn de treinstations Paris
Lyon, d'Orsay, de Pont Alexandre III en het Grand Palais. De eerste twee lijnen
van de metro werden tijdens de tentoonstelling in gebruik genomen. Lijn 1 liep
van Vincennes naar Maillot met acht stations en een lengte van 10,3 km en lijn
2, van Etoile naar Dauphine met een lengte van 1,5 km. Op de tentoonstelling
demonstreerde Rudolf Diesel zijn dieselmotor, die liep op puur plantaardige
olie. De tentoonstelling van 1900 noteerde ook een triest feitje; tijdens de
wijnwedstrijd die op de tentoonstelling werd gehouden, versloeg een Russische
wijn alle Franse wijnen voor de titel 'Grand Prix de Champagne'.
Het Petit Palais is een schoolvoorbeeld van eclectische architectuur
Het Petit Palais, dat na de
wereldtentoonstelling direct in handen kwam van de stad Parijs, is gebouwd door
Charles Girault, die overigens ook tekende voor het ontwerp van het Grand
Palais. Beide 'paleizen' zijn het schoolvoorbeeld van eclectische architectuur.
Een slimme combinatie van stijlen die zijn gecombineerd tot een nieuw geheel.
Dit keer werden elementen gecombineerd uit historische Parijse architectuur,
zoals de colonnade van het Louvre, de dome van de Dôme des Invalides en de
spiegelzaal van het Louvre. Zo ontstond een buitengewoon elegant bouwwerk met
een indrukwekkende voorgevel. Vanaf 1902 werd het Petit Palais het Musée des Beaux-Arts
de la Ville de Paris. Girault
bleek bij de bouw over visie te beschikken, want hij zorgde voor enorme glazen
vlakken, extra hoge ramen en een naar de binnentuin gerichte zuilengalerij,
zodat het daglicht overal overvloedig naar binnen kan, zelfs door de immense
koepel in de entreehal.
Monumentale trappen, rijkelijk voorzien van smeedwerk sieren het Paleis
Het gebouw is in 2005 nog eens voor de
lieve som van 264 miljoen gerestaureerd en is nu een van de architecturale
parels van Parijs. Monumentale trappen, rijkelijk voorzien van siersmeedwerk,
mozaïeken vloeren en beschilderde koepels. Een groot bordes aan de voorzijde
leidt je naar een indrukwekkend portaal met glazen koepels, erkers en een
immense zuilengang. Deze grenst weer aan een halfronde weelderige binnentuin
met een prachtige colonnade met rondlopende fresco's en een grote vijver. Hier
zit ook het museumcafé dat je zeker moet bezoeken, een oase van rust.
De weelderige binnentuin van het Paleis die vrij is om te bezoeken
De colonnade met rondlopende fresco's
De Cours de la Reine-vleugel (rechts)
wordt vooral gebruikt voor tijdelijke tentoonstellingen. Hier was onder andere
ook, in 2010, de
overzichtstentoonstelling van het werk van Frankrijks grootste couturier: Yves
Saint Laurent te zien, Hij heeft sinds 2017 zijn eigen museum. De zijde van de
Champs Elysées (links) wordt gebruikt voor meer permanente tentoonstellingen.
Deze zijn verdeeld in secties met een tijdspanne van de klassieke oudheid tot
begin 20e eeuw. Wie een chronologische volgorde wil maken kan het beste
beginnen in het souterrain. Zo doorloop je de (kunst)geschiedenis van de
Griekse- en Romeinse tijd naar de middeleeuwen, de Renaissance en de 19e eeuw.
Delacroix, Jan Steen, Rembrandt, maar ook meesterwerken van Rodin, Maillol,
Bonnard, Renoir, en Cézanne. Een prachtige veelzijdige collectie die vooral te
danken is aan privéschenkingen en nalatenschappen. Zo ontstaat een volledig
beeld van wat er door de eeuwen heen op artistiek niveau werd bereikt. Dit in
een overtuigend en betoverend samenspel met de rijke, maar vooral overvloedige
architectuur.
Betoverende kunst
Voor mij hoog tijd om weer eens een
bezoek te brengen aan dit Parijse pareltje. Dit keer viel mijn oog op de
tijdelijke tentoonstelling, 'Le Théorème de Narcisse', van de Franse
glaskunstenaar Jean-Michel Othonel, die nog te zien is tot en met 02 januari
2022. Dit is de grootste solotentoonstelling van de kunstenaar in Parijs sinds
zijn retrospectief ‘My Way’in het Centre Georges Pompidou in 2011. Deze, voor
het publiek gratis te bezoeken tentoonstelling, met maar liefst 70 nieuwe
werken, kwam tot stand met de steun van de beroemde Parijse kunstgalerie
Perrotin en het parfumhuis van Christian Dior.
De ingang van de tentoonstelling 'Le Théorème de Narcisse', van de Franse glaskunstenaar Jean-Michel Othonel
Jean-Michel Othonel werd geboren in 1964
in Saint-Étienne, is afgestudeerd aan de École des Beaux-arts in Cergy-Pontoise
en woont en werkt in Parijs. Sinds 1980 varieert hij van tekenen tot
beeldhouwen en fotografie. In 1993 begint hij te werken met glas. Het markeert
een belangrijk keerpunt in zijn werk waar hij samenwerkt met ambachtelijke
glasblazers uit het Italiaanse Murano. De kwetsbaarheid en de subtiele kleuren
van het glas passen bij het verlangen van Jean-Michel om te wereld te
romantiseren en opnieuw te betoveren. Grootse tentoonstellingen volgen zoals in
1994, waar hij deelneemt aan de tentoonstelling ‘Feminin - Masculin’ in het
Centre Georges Pompidou. Vervolgens begint hij met het maken van werken die
integreren met het landschap zoals in 1996 toen hij gigantische kettingen van
glas ophing in de tuinen van de Villa Medicis te Rome. Het zelfde deed hij in
1997 in de bomen buiten bij de Peggy Guggenheim Collection in Venetië of in het
Alhambra in Granada (1999). Als verboden vruchten gaan zijn werken op in het
landschap en gebladerte. Alsof ze organisch groeien, schaduwen absorberen en
het licht verspreiden.
De kunstenaar weeft als het ware een web van onwerkelijkheid, betovering en illusie, sculpturen die de schoonheid van een plek weerspiegelen
In Parijs kennen we zijn werk onder
andere van de ingang van het metrostation Palais Royal, op de place Colette
voor La Comédie Française. In 2000, precies 100 jaar na de ingangen van Hector
Guimard, kreeg Jean-Michel Othonel zijn eerste openbare opdracht; het omvormen
van de ingang van het Parijse metrostation in het 1e arrondissement.
Met zijn installatie: ‘Le Kiosque des Noctambules – de kiosk van de
nachtwandelaars – verbergen twee kronen, een van glas en een van aluminium. een
bankje dat uitnodigt tot willekeurige ontmoetingen terwijl de stad slaapt. Zijn
creaties sieren sindsdien zowel openbare pleinen, tuinen en museumzalen.
Ingang van het metrostation Palais Royal
In 2003 volgt de tentoonstelling
‘Crystal Palace’ in de Fondation Cartier te Parijs, het MOCA - Museum of
Contemporary Art North Miami, gevolgd in 2004 door een tentoonstelling
‘Contrepoint’id de spectaculaire Mesopotamische kamers van het Louvre. Het daar
getoonde kunstwerk ‘Rivière Blanche’, gemaakt van kralen versierd met tepels
werd aangekocht door het Museum van Moderne Kunst van de stad Parijs.
De huidige tentoonstelling in het Petit
Palais is een absolute aanrader. De kunstenaar weeft als het ware een web van
onwerkelijkheid, betovering en illusie, sculpturen die de schoonheid van een
plek weerspiegelen: Rivieren van blauw glazen stenen, gouden lotussen en
kettingen en kostbare glinsterende muren. Dit allemaal ingebed in het paleis of
in de exotische tuin tussen de planten en op het water. Zijn kunstwerken
integreren met de rijke architectuur van het Petit Palais en de theorie van
reflecties die Jean-Michel in bijna tien jaar heeft ontwikkeld met de hulp van
de Mexicaanse wiskundige Aubin Arroyo. Othonel wordt vaak ingeschakeld door
hedendaagse architecten, waaronder Peter Marino en Jean Nouvel om speciale
on-site kunstwerken te maken op historische locaties zoals de ‘Schatkamer’ van
de kathedraal van Angoulême, een monumentaal kunstwerk waar de kunstenaar acht
jaar aan heeft gewerkt.
Gouden lotusbloemen ingebed in de toch al weelderige paleistuin
Jean-Michel Othoniel wordt
vertegenwoordigd door verschillende galeries waaronder Perrotin (Parijs, New
York en Hong Kong); Karsten Greve (Keulen en Sankt Moritz); Kukje (Seoel). Zijn
werken zijn tevens te vinden in belangrijke musea voor hedendaagse kunst,
stichtingen en privécollecties over de gehele wereld.
Neem, eenmaal weer buiten, de moeite om een
rondje om het Petit Palais te lopen. Aan de rechter zijde wordt het Paleis
'bewaakt' door een bronzen beeld van een grimmig kijkende Winston Churchill.
Aan de achterzijde het eeuwenoude driesterren Michelin restaurant Ledoyen
(1791). Ooit was Ledoyen, een uitspanning waar melk vers van de koe gedronken
kon worden. Nu is het een restaurant in een parkachtige omgeving, waar
Robespierre in 1791 al kind aan huis was en u heerlijk kunt dineren onder de
kastanjebomen met uitzicht op een sprookjesachtig paleis.
Jeff Koons 'Bouquet of Tulips'
Achter het paleis werd op 4 oktober 2019
het ‘Bouquet of Tulips’ -Tulpenboeket -
van Jeff Koons onthuld in aanwezigheid van de kunstenaar en de Amerikaanse
ambassadeur in Frankrijk. Het werk is een eerbetoon aan de slachtoffers van de
aanslagen op 13 november 2015 in het Bataclan theater. De sculptuur zou
eigenlijk voor het Palais de Tokyo komen te staan. Maar het ontwerp, een
reusachtige hand met elf kleurige tulpen, kreeg heel wat kritiek te verduren.
Het twaalf meter hoge, dertig ton zware kunstwerk. staat nu op een wat
discretere plek achter het Petit Palais. Koons heeft het ontwerp geschonken, de
bouwkosten van ongeveer 3,5 miljoen dollar kwamen van private schenkers. De
bronzen tulpen hebben een polychrome aluminium coating en worden gekenmerkt
door hun heldere kleuren. De Parijse burgemeester Anne Hidalgo, die de
sculptuur in het bijzijn van de kunstenaar mocht onthullen, toonde zich content
met Koons’ geschenk. Hidalgo noemde het ‘een mooi cadeau van het Amerikaanse
volk aan Parijs’ en ‘een magnifiek symbool van vrijheid en vriendschap’.
Musée des Beaux-arts de la ville de Paris Petit Palais,
Avenue Winston-Churchill, 8e arrondissement, metro Champs Elysées
Clémenceau, geopend van dinsdag tot en met zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur
en op vrijdag tot 21.00 uur. Toegang gratis, geen reservering noodzakelijk.