Atelier Brancusi
Parijs kent vele kunstenaarsateliers die
er nog zo uitzien dat het lijkt of de kunstenaar heel even zijn atelier heeft
verlaten. Voorbeelden zijn het schildersatelier van Susanne Valadon in het
musée Montmartre, musée (Antoine) Bourdelle, fondation (Alberto) Giacometti en
het musée (Ossip) Zadkine. Zo ook het Atelier Brancusi dat een inkijkje geeft
in de werkruimte van een van Europa’s grootste modernistische beeldhouwers;
Constantin Brancusi (Brâncuși in het Roemeens). Hij woonde van 1904 tot 1957 in
Frankrijk en maakte de meeste van zijn kunstwerken in zijn ateliers in het 15e
arrondissement op nummer 8 aan de Impasse Ronsin daarna op nummer 11. Hij
gebruikte eerst twee en later drie ateliers, maar verwijderde de muren om zo
ruimtes te creëren waar hij zijn werk kon tentoonstellen. Zijn atelier groeit
in de loop der jaren uit tot zijn persoonlijk museum. Alles is er zelf gemaakt,
van de stoelen tot zijn bed. In 1936 en
1941 voegde hij twee aangrenzende panden toe die hij gebruikte om te werken en
om zijn werkbank en gereedschappen te huisvesten. Brancusi vond de relatie
tussen zijn sculpturen en de ruimte die ze innamen van cruciaal belang. Zo
vormden de ruimtes en de werken, die hij ‘mobiele groepen’ noemde, een
kunstwerk op zich. Als hij een werk verkocht verving hij het door een gipsen
model om de eenheid van de groep niet te vernietigen. Hij ontvangt tijdgenoten,
zoals Duchamp, Léger en Man Ray. Maar ook vrienden vanuit de muziek en de
architectuur zoals Satie en Le Corbusier, die geïnteresseerd zijn in zijn werk.
De ateliers van Brancusi zijn gratis te bezichtigen
In 1956 liet Brancusi 137 sculpturen, 87
sokkels, 41 tekeningen, 2 schilderijen en meer dan 1.600 glazen negatieven en
originele foto’s na aan de Franse staat. De kunstenaar fotografeerde zijn
sculpturen op de manier waarop Brancusi wilde dat ze gezien werden; steeds
vanuit een bepaalde zichthoek, met een precieze lichtinval. Ook nam hij foto’s van zichzelf in zijn
atelier, als trotse kunstenaar tussen zijn werken. Het was de fotograaf Man Ray
die hem leerde hoe hij grootformaat negatieven moest gebruiken. Ze kochten een
statief, een houten camera en glasplaten waarmee Brancusi zijn foto’s maakte.
Omdat de beeldhouwer de negatieven zelf wilde ontwikkelen en afdrukken
beschikte hij ook over een donkere kamer.
Het huidige Atelier Brancusi is een exacte kopie van zijn atelier in de impasse Ronsin
Over de nalatenschap bestaan twee
versies: Volgens de testamentaire beschikkingen van de beeldhouwer waren zijn
enige erfgenamen, Natalia Dumitresco en Alexandre Istrati, en zij schonken de
gehele inventaris van zijn atelier, met uitzondering van de contanten,
waardepapieren en aandelen, aan de Franse staat ten bate van het Musée National
d”Art Moderne, dus niet Brancusi zelf. Voorwaarde was wel dat de Franse Staat
zich ertoe verbond het atelier zodanig te reconstrueren zoals het was bij de
dood van de kunstenaar.
Het was de fotograaf Man Ray die hem leerde hoe hij grootformaat negatieven moest gebruiken
Na een gedeeltelijke reconstructie in 1962, binnen de muren van het Palais de Tokyo, werd in 1977 een exacte replica van zijn atelier geconstrueerd door architect Renzo Piano, tegenover het Centre Pompidou. Het probleem voor Piano lag in het openstellen van de ruimtes voor het publiek met respect voor de wensen van de kunstenaar. De huidige reconstructie wordt gepresenteerd als een lichte museumruimte met daarin het atelier. Een intieme ruimte waar bezoekers worden geïsoleerd van de straat en het plein. In het bijzonder door een omheinde plaats, van waaruit een deel van het atelier kan worden gezien door een glazen wand.
Mede dankzij de nauwkeurige reconstructie van zijn atelier krijg je een prachtig overzicht van zijn gehele oeuvre
Het lijkt net of de kunstenaar even zijn werkplaats heeft verlaten
Constantin Brancusi
Parijs
Eenmaal afgestudeerd en zijn legerdienst
gedaan stelt hij vast dat Roemenië hem geen toekomst meer kan bieden. Hij wil
naar Parijs, hèt kunstcentrum van Europa. Wegens geldgebrek zou Brancusi te
voet naar de Franse hoofdstad zijn gereisd, maar dat is een zelf gecreëerde
legende. Hij reist via München, Rorschbach, Zürich en Bazel naar Parijs. Hier
en daar blijft hij plakken om geld te verdienen en af en toe neemt hij de
trein. Als hij op 14 juli 1904 in Parijs aankomt zet hij zichzelf graag in de
markt als de pelgrim die te voet van Roemenië naar de lichtstad vertrok. Hier pakt
hij zijn studie op aan de École des Beaux-Arts in de beelhouwklas van Antonin
Mercié. In korte tijd vertoeft hij in de kringen van plaatselijke kunstenaars
waaronder Léger, Modigliani en Rousseau. Zo leert hij ook Auguste Rodin kennen
die op dat moment al bekend was in het binnen- en buitenland. Rodin maakt
kennis met het werk van Brancusi op de 17e Salon van de Société
nationale des Beaux-Arts en vraagt hem zijn assistent te worden. Maar omdat hij
zich geremd voelt in zijn creativiteit beslist hij al na een maand om alleen
verder te gaan. Hij wil zelf bewijzen dat hij een groot kunstenaar is, de
grenzen van de beeldhouwkunst verleggen en zelf een grootmeester worden. Zijn
eigen visie uitwerken en dat kan niet in de schaduw van een artistieke reus.
“Rien ne pousse à l’ombre d’un grand arbre” – er kan niets groeien in de
schaduw van een grote boom. Hij heeft er genoeg van om zijn werken eerst
waarheidsgetrouw te boetseren naar model en dan af te gieten in brons of uit te
kappen. Hij wil direct het blok te lijf gaan.
Aanvankelijk werkt Brancusi voornamelijk in hout. Hij had aandacht voor de natuur maar ook voor de karakteristieke vormen van de Roemeense boerencultuur. Voorwerpen zoals deurposten, balken, wijnpersen, handmolens en gegroefde molenstenen die hij soms onveranderd gebruikte in sommige sokkels. Maar in 1907 verandert hij zijn manier van werken drastisch. In dat zelfde jaar vervaardigt Picasso ‘Les Mademoiselles d’Avignon’dat een stijlbreuk betekent met zijn oeuvre. Net als Picasso verandert ook Brancusi zijn werkwijze ingrijpend. Voor het eerst gaat hij rechtstreeks in steen werken.
De Kus
“Eenvoud is de oplossing van complexiteit”, was een van zijn slogans. In 1907 maakte hij op die manier ‘De Kus’. Als je zijn werk naast ‘De Kus’ van Rodin zet zie je meteen wat Brancusi anders wil doen. Breken met de realistische weergave van voorwerpen door middel van reductie. Hij gaat voor de meest pure vorm die symbool staat voor de eeuwige liefde. Hier komt zijn streven naar minimalisme duidelijk tot uiting. Met slechts een paar lijnen geeft hij een koppel weer dat innig verstrengeld is in een omhelzing. Hij probeert daarbij zo veel mogelijk de oorspronkelijke kubusvorm van het materiaal te behouden. Hiermee bereikt hij het omgekeerde van wat beeldhouwers eeuwen nastreefden: In plaats van een vorm te scheppen waar bij nader inzien het materiaal in te herkennen is, schept hij een kunstwerk dat op het eerste gezicht een steen lijkt en vervolgens de minimale eigenschappen van het uitgebeelde onderwerp toont. Zo werkt hij veertig jaar lang zijn eeuwige zoektocht naar de essentie. Bij De Kus blijft op den duur enkel een lijnenspel over dat hij gebruikt om zijn liefdesbrieven te ondertekenen. Na ‘De Kus’ werden zijn beelden steeds abstracter.
De Slapende Muze
Een ander vaak terugkerend thema in het werk van Brancusi is het liggende eivormige hoofd. In 1908 stemt hij bij hoge uitzondering toe om een portret te maken van barones Renée Irana Franchon. Hij probeert eerst nog min of meer een gelijkend portret te maken, maar hij is niet tevreden. Dan komt hij op het idee om het hoofd neer te leggen, de hals weg te laten en maar een paar gelaatstrekken over te houden. Wat nog overblijft is een perfect gepolijste eivorm in marmer, een symbool van zuiverheid. Het werk wordt gepresenteerd op een spiegelende schijf, waardoor het lijkt te zweven boven zijn stenen sokkel. Brancusi wil hiermee een spiritueel effect bereiken. Hij wil zijn sculpturen laten opstijgen en losmaken van de realiteit. Zijn ‘slapende muze’ is geboren.
In 1912 reist hij met Fernand Léger, kunstschilder en beeldhouwer, hij wordt beschouwd als een belangrijke vertegenwoordiger van het kubisme en Marcel Duchamp, eveneens kunstschilder en beeldhouwer, naar de Verenigde Staten. Hij hoopt op een roemrijk leven, maar de Amerikaanse kunstliefhebbers zijn ‘gechoqueerd’ door zijn pure vormen. Teleurgesteld keert hij terug. Met Duchamp bezoekt hij een luchtvaarttentoonstelling in het Grand Palais. Deze wandelt zwijgend langs alle vliegtuigmodellen, totdat hij plotseling uitroept: “Het is gedaan met de schilderkunst, wie kan er nog iets mooier maken dan een propeller?” Het antwoord gaf Brancusi stilzwijgend in 1919 met het beeld l’Oiseau d’Or - “mijn ‘vogels’ zijn een gestroomlijnde vlucht door de lucht”.
Zijn abstracte vogel was zo puur dat de Amerikaanse
douane zijn ‘’ l’Oiseau d’Or’ niet als kunstwerk beschouwde en beschuldigde de
kunstenaar van metaalsmokkel. Het kunstwerk zou daar tentoongesteld worden op
een grote overzichtstentoonstelling in New York 1926. Voor import van
kunstwerken gold in de VS toen een vrijstelling van invoerrechten. De douane
kwalificeerde zijn werk echter onder de categorie ‘kitchen utensils and
hospital supplies’, en legde een importheffing op van $ 600. Brancusi is kwaad
en start een proces dat ruim twee jaar voort sleept. Het proces doet veel stof
opwaaien en zorgt voor een pittige discussie over wat kunst is en wat niet. In
de Amerikaanse kranten staan titels zoals, "Whatever this may be, it is
not art" - Wat dit ook mag zijn, het is geen kunst, "Don't laugh,
now! This is art with a capital A" -Niet lachen nu! Dit
is kunst met een grote K en "How they know it's "A bird" and are
sure it is art" - Hoe ze weten dat het "Een vogel" is en zeker
zijn dat het kunst is. - waarbij "ze", kunstenaars en bewonderaars
zijn die het op het proces opnemen voor Brancusi.
Uiteindelijk beslist de rechter dat het
werk wel degelijk kunst is. Het voldoet dan wel niet aan de historische
definitie van beeldhouwkunst, zoals die in de Amerikaanse wetgeving staat, maar
de rechter erkent dat er ondertussen een nieuwe stroming ontstaan is in de
kunst.
“The
object now under consideration is shown to be for purely ornamental purposes,
its use being the same as that of any piece of sculpture of the old masters. It
is beautiful and symmetrical in outline, and while some difficulty might be
encountered in associating it with a bird, it is nevertheless pleasing to look
at and highly ornamental, and as we hold under the evidence that is the
original production of a professional sculptor and is in fact a piece of
sculpture and a work of art according to the authorities above referred to, we
sustain the protest and find that it is entitled to free entry.”
“De Amerikanen zijn de enigen die mij
begrijpen”, roept de kunstenaar uit. Dankzij al deze publiciteit zijn het in
eerste instantie Amerikaanse musea en verzamelaars die zijn werk aankopen.
Studies van barones Franchon en l'Oiseau d'Or in het atelier Brancusi
Princesse X
Een ander Incident met een beeld van
Brancusi deed zich voor in januari 1920 tijdens de Salon des Independants waar
een werk van hem werd afgewezen nadat Henri Matisse tijdens de installatie had
uitgeroepen: “Kijk een fallus”! Het betrof het beeld ‘Princesse X’. Het beeld
wekt met haar ronde borsten en lange haar de indruk van een mannelijk
geslachtsdeel, een fallus. Volgens Brancusi was het de beeltenis van een
Roemeense prinses wier naam hij geheim hield. Er wordt gespeculeerd dat het
ging om prinses Marie Bonaparte, een psychoanalyticus en een kennis van Sigmund
Freud. Paul Signac, de toenmalige voorzitter van de Salon zei tegen Brancusi
dat hij problemen met de politie zou krijgen als het beeld geplaatst zou
worden. Brancusi dreigde toen hoogst persoonlijk naar het bureau van de
commissaris te stappen. Het liep met een
sisser af en het beeld werd alsnog geplaatst.
Nee het is geen fallus maar een beeltenis van een Roemeense prinses
De Eindeloze Zuil
Brancusi was al sinds 1917 bezig met het
motief van een eindeloze zuil en zijn ideel zou pas in november 1937 vorm
krijgen. Een gietijzeren zuil met 15 ruitvormige elementen alsmede een half
element en een driekwart element. De zuil is 29,33 meter hoog en heeft een
totaalgewicht van 29 ton. De stalen kern weegt alleen al 15 ton. In juli 1938 werd
de zuil, die staat in een park te Targu Jiu door een Zwitsers bedrijf met
verguld messing bekleed. In de jaren vijftig zou de Eindeloze Zuil, die door de
communistische regering als ‘te bougeois’ werd beschouwd, worden
afgebroken. Inmiddels is het beschermd
erfgoed.
Brancusi was al sinds 1917 bezig met het motief van een eindeloze zuil
Het begin van de Wereld
Het beroemdste werk van Brancuși dat in
Nederland te zien is, is ‘Het begin van de wereld’ ook wel ‘Het ei van Brancuși’
genaamd. Een bronzen sculptuur in de vorm van een ei, dat bij nader inzien
volledig asymmetrisch blijkt te zijn. Volgens de kunstenaar stelt deze vorm de
volmaakte schoonheid voor. Zowel in ruimtelijke als in overdrachtelijke zin,
omdat al het leven uit een ei(cel) voortkomt. Deze gedachte wordt benadrukt
door de sculptuur van een kinderhoofdje dat hij tegelijkertijd maakte, en dat
samen met het ei tentoongesteld wordt. Het kunstwerk behoort tot de vaste
collectie van het Kröller-Müller Museum in het Nationaal Park De Hoge Veluwe.
In dat museum staan nog meer van zijn werken.
Kort voor zijn dood, op 13 juni 1952
wordt Brancusi genaturaliseerd tot Fransman. Hij sterft kinderloos op 16 maart
1957 in zijn atelier aan de Impasse Ronsin in Parijs. Brancusi was een
overtuigd vrijgezel maar toch gaan er geruchten dat de beeldhouwer een lange
verhouding had, zoals blijkt uit brieven van 1911 tot 1937, met Margit Pogány,
een Hongaarse schilderes met wie hij in een pension woonde. Zij stond model
voor de sculptuur ‘Mademoiselle Pogany I’ uit 1912.
Op 19 maart wordt Brancusi begraven op
het kerkhof van Montparnasse, divisie 18. In zijn graf rusten ook de Roemeense
schilders Alexandre Istrati (1915-1991) en Natalia Dumitresco (1915-1997).
Het graf van Brancusi op de begraafplaats van Montparnasse - Foto Wikimedia
Eindig je bezoek aan de begraafplaats
Montparnasse met een graf voor de buitenmuur in de hoek van de 19e en 22e
divisie. Drie beveiligingscamera’s houden de laatste rustplaats van Tanioucha
Rachevskaïa in de gaten. Geboren op 6 april 1887, overleden 22 november 1910.
De beeldhouwer graveerde haar naam en de woorden dierbaar, beminnelijk en
geliefd in Cyrillische letters in de voet van de tombe. Het beeld op het graf
van de onbekende Russin die zichzelf van het leven beroofde wegens een
ongelukkig huwelijk blijkt tientallen miljoenen euro’s waard te zijn en is de
inzet van een hooglopende ruzie tussen haar familieleden en de Franse staat. In
een vierkant blok zijn net voldoende inkepingen aangebracht om er een kussend
paartje in te zien. Nog nooit werd een kus zo mooi en minimalistisch
voorgesteld.
De laatste rustplaats van Tanioucha Rachevskaïa
De ouders van het 23-jarige meisje
kochten dit beeld voor het graf van hun dochter van Brancusi voor slechts 200
Franse franc. Inmiddels is de geschatte
waarde van ‘De Kus’ tussen de 40 en 50 miljoen euro. In 2005 meldden zich
ineens familieleden van de overledene bij de gemeente Parijs. Zij waren
opgespoord door de Franse kunstkenner Guillaume Duhamel die de familie aanbood
om het beeld terug te halen. Eerder dat jaar ging bij Christie’s een Brancusi
van de hand voor een record bedrag van 27,5 miljoen euro. Echter de toenmalige
minister van Cultuur gooide roet in het eten en verklaarde ‘De Kus’ tot
nationale kunstschat, wat betekende dat het beeld niet het land uit mag. In
2010 werd de hele tombe nog eens tot historisch monument benoemd. Sinds die
tijd vindt er een gerechtelijk gevecht plaats tussen de familie en de stad
Parijs over wie het werk mag behouden. Bij mijn laatste bezoek was het beeld
afgedekt met een houten kist zogenaamd om het te beschermen voor invloeden van
het milieu. Gelukkig had ik de foto’s nog van een eerder bezoek.
'De Kus' van Brancusi op de begraafplaats van Montparnasse voor het werd afgedekt
Atelier Brancusi, Place Georges Pompidou. Alle dagen geopend van 14.00 uur tot 18.00 uur met uitzondering van dinsdag. Op dinsdag gesloten. Toegang gratis. Metrostation Rambuteau – lijn 11.
Cimetière Montparnasse, 3 Boulevard Edgar Quinet, 14e
arrondissement, Metrostation Edgar Quinet – lijn 6, Raspail – lijn 4 & 6