‘Pique puce’; het zou een vreemde puistenepidemie zijn geweest die een groot deel van de bewoners van dit deel van Parijs in de 16e eeuw trof. Ik heb het over het 12e arrondissement dat toen nog geen onderdeel was van het grote Parijs. Letterlijk betekent het; vlooienbeet. In het huidige straatnamenboek van Parijs toebedeeld aan een straat, boulevard, metrostation en…. een begraafplaats.
Cimetière
de Picpus, onbekend,
zelfs bij de meeste Parijzenaars. Sinds 1998 geklasseerd als historisch
monument en de enige privé-begraafplaats in Parijs die nog steeds actief is.
Tevens een van de vier begraafplaatsen van het Parijs van de revolutie, waar
lichamen, onthoofd door de guillotine, gedumpt zijn in massagraven. Het is
misschien wel de meest trieste plek in de Franse hoofdstad en je moet even
zoeken om het te vinden in de rue de Picpus. Op nummer 35 achter een grote
bruine poort ging ik, in de pre-coronatijd, op zoek naar het martelarenveld ontstaan
door het schrikbewind van Maximilien-Marie-Isidore
de Robespierre.
Nadat Frankrijk in de zomer van 1793
tijdens de opstand in de Vendée, uiteen dreigde te vallen, werd de republiek
aan het einde van dat jaar op straffe wijze door hem geleid. Hij stuurde
tegenstanders van de revolutie, gematigden, iedereen die hem dwars zat en
corrupte politici naar de guillotine. Maar vooral de adel werd gestraft voor
hun losbandige en puissant rijke leven dat door de arbeidersklasse moest worden
gefinancierd. Uiteindelijk eindigde ook hij onder de guillotine, op 28 juli
1794. De executie van Robespierre
markeerde het eindpunt van de radicale fase van de Franse Revolutie.
Op deze begraafplaats liggen twee
massagraven met 1306 slachtoffers die geguillotineerd zijn tussen 13 juni en 28
juli 1794 op de nabij gelegen Place du Trône het huidige Place de la Nation.
Place du Trône omdat Lodewijk de XIV hier in 1660 zijn triomfantelijke intocht
maakte samen met zijn jonge vrouw, infante Maria Theresia. Tijdens de revolutie
werd het plein omgedoopt tot de Place du Trône-Renversé, het plein van de
omvergeworpen troon. Daarvoor stond de Guillotine op de Place de la Révolution
(het huidige Place de la Concorde) maar de chique bewoners van de aangrenzende
rue de Saint-Honoré klaagden dat de karren met de veroordeelden voortdurend
onder hun raam passeerden. Terwijl daar in 13 maanden zo’n duizend slachtoffers
vielen, werden hier in slechts 45 dagen 1300 executies uitgevoerd. De
uitvoering was in handen van Charles-Henri Sanson en het beroep werd
doorgegeven van vader op zoon. Charles-Henri was inmiddels de vierde in een zes
generaties familie-dynastie van beulen. Sanson
voerde 2.918 executies uit, waaronder die van Louis XVI. Een executie bij hem duurde
gemiddeld 30 seconden en vond steeds plaats rond 17.00 uur. Op 17 juni
onthoofdde hij naar het schijnt 54 mensen in 24 minuten.
De kapel die toebehoort aan de zusters
van de ‘Adoration perpétuelle du Sacré-Cœur, ooit ingewijd door Koning Lodewijk
XIV
Maar waarom deze begraafplaats de enige
privé-begraafplaats is werd mij pas later duidelijk. Het begon met het betalen
van een toegangsprijs van slechts € 2.
Na het passeren van de kassa, een
openstaande deur waar ik uiterst vriendelijk werd ontvangen, sta ik op een
sobere binnenplaats met grind, een oude waterput en een kapel die toebehoort
aan de zusters van de ‘Adoration perpétuelle du Sacré-Cœur, ooit ingewijd door
Koning Lodewijk XIV op 7 juli 1658 als dankbaarheid voor een wonderbaarlijke
genezing. Het interieur is uiterst sober maar achterin de kapel, links en
rechts van het altaar marmeren plaquettes met daarop een lijst van alle
slachtoffers minutieus bijgehouden door de zusters van de congregatie. Op deze
wanden staan alle namen van de slachtoffers vermeld met hun beroepen van kok
tot tuinman, van advocaat tot minister. Zelfs jonge kinderen, simpele
huisvrouwen, priesters en 16 nonnen, maar vooral edelen werden schuldig
bevonden en terechtgesteld.
Op de wanden van de kapel staan alle
namen van de slachtoffers vermeld inclusief hun beroepen
Naast de kapel een grote poort die je
brengt naar een grote ommuurde binnentuin. Links en rechts van het gazon een
lange laan omzoomd door bomen. Een wonder dat zoiets nog bestaat midden in
Parijs ondanks de buitensporige grondprijzen en de nieuwbouw die in de omgeving
uit de grond wordt gestampt. Ik neem het rechter pad waar de kippen vrij
rondlopen. Midden op het gazon een standbeeld dat lijkt op de aartsengel
Michaël. Aan het einde van de lange laan en blauwe toegangspoort naar een klein
ommuurd stukje kerkhof vol met graven zoals je ze ziet op elk Frans kerkhof.
Sommige sober, weer anderen monumentaal, andere verweerd omgeven door een
roestig hek die duidelijk een laatste rustplaats markeert. Aan de namen af te
lezen op de graven gaat het hier om Franse adel, leden van de hoogste Franse
aristocratie met namen als De Noailles, La Rochefoucauld-Doudeville,
Montmorency, Harcourt, Polignac, Montalembert, Nicolai, Narbonne, Rohan-Rochefort
en zo kan ik nog een hele tijd doorgaan. Prinsessen, markiezen, graven en
gravinnen. Het blijken allemaal nakomelingen te zijn van de slachtoffers van de
revolutie.
Naast de kapel een grote poort die je
brengt naar een grote ommuurde binnentuin
Het lijkt of de begraafplaats hier
ophoudt, maar er is nog een poort die toegang geeft tot nog een kleine
dodenakker met een viertal grafstenen, toebehorend aan de familie van de prins
van Salm en in het gras twee langwerpige vakken met grind. Ernaast twee bordjes
waarop ‘Fosse 1’ en ‘Fosse 2’. Hier liggen de resten begraven van 1306
slachtoffers van de laatste dagen van de revolutie.
Het is moeilijk voor te stellen hoe
Parijs er in die tijd moet hebben uitgezien. Rond 17.00 uur rijden de karren af
en aan richting de Place du Trône. Een voor een worden de ‘misdadigers van de
revolutie’ geleid naar de Guillotine waar de beul zonder enige emotie vakkundig
zijn werk doet. Het is tenslotte zijn werk. De onthoofde lichamen worden een
voor op een kiepwagen gegooid en voorzien van rode verf. De nonnen die hier in
het toenmalige klooster woonden vervoerden ’s nachts de lijken van Place du
Trône naar de kuilen die gegraven waren in hun achtertuin. Grote putten van acht bij zes meter en zes
meter diep. Daar ontkleedden de helpers van de beul de dode lichamen. De kapel
van het oude klooster werd door de grafdelvers gebruikt als een kantoor om de
kleding te inventariseren die vervolgens weer moest worden overhandigd aan het
Hôtel de Dieu. De eerste put wordt gevuld met 1000 lijken, de tweede met zo’n
300. Onder hen 16 nonnen van de Karmelietengemeenschap van Compiègne omdat zij
weigerden hun geloof af te zweren. Op 17 juli werden ze veroordeeld en
diezelfde avond geguillotineerd. Hun namen vereeuwigd op een grote gedenkplaat
aan de muur. Op 27 mei 1906 volgt hun heiligverklaring.
Helemaal achterin de tuin ligt
verscholen de enige privé-begraafplaats van Parijs
In 1797 wordt de grond in het geheim
aangekocht door de Duitse prinses Amalie Zephyrine of Salm-Kyrburg, wiens broer
en minnaar slachtoffer waren van de guillotine. Sinds juni 1802 is deze
begraafplaats eigendom van de familieleden van de slachtoffers. En ook vandaag
nog kunnen alleen hun nakomelingen begraven worden op het Picpus-kerkhof.
Rechtsachter in de hoek wappert een
Amerikaanse vlag. Hier bevindt zich het graf van Marquis de Lafayette, een
beroemde Franse officier die in de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog heeft
gevochten. Zijn eigenlijke naam Marie-Joseph Paul Yves Gilbert du Motier, maar
dat was waarschijnlijk te veel naam voor op de grafsteen. Naast hem rust zijn
echtgenote Adrienne de Noailles. Zij verloor haar grootmoeder, moeder en zus op
het schavot. Elk jaar op 4 juli, de verjaardag van de onafhankelijkheid van de
Verenigde Staten wordt Lafayette opnieuw geëerd en de vlag boven zijn graf
vernieuwd.
Rechtsachter in de hoek wappert een
Amerikaanse vlag. Hier bevindt zich het graf van Marquis de Lafayette
Sinds 1805 zijn het de zusters van de
congregatie van de Heilige Harten van Jezus en Maria van Altijddurende Bijstand
die waken over de nagedachtenis van de slachtoffers en hun familieleden.
Rondkijkend zie je vele namen,
familiewapens en de motto’s toebehorend aan talrijke Franse aristocratische
families. Onder de indruk van zoveel geschiedenis verliet ik de begraafplaats
om mijn stappenteller te vullen met een wandeling over de Promenade Plantée
waarvan een ingang zich bevindt aan de rue de Picpus.
Er is nog een poort die toegang geeft
tot nog een kleine dodenakker
Twee massagraven. Hier liggen de resten
begraven van 1306 slachtoffers van de laatste dagen van de revolutie
De Promenade Plantée is een wandeling
over een vroegere buurtspoorweg, die de wijk Bastille verbond met de
voorsteden. Ooit stond op de Place de la Bastille een groot station, dat in de
jaren tachtig werd gesloopt om ruimte te maken voor een ambitieus, monumentaal,
openbaar gebouw, de Opéra Paris Bastille. Het oude spoorwegtracé, dat in
gebruik was van 1858 tot 1969, is nu een park dat zich uitstrekt van de Place
de la Bastille via de Jardin le Reuilly tot aan de périphérique, vlakbij het
Bois de Vincennes. Een traject van 4,5 kilometer dat begint achter de Opéra
Bastille, boven op een spoorwegviaduct met maar liefst 71 bogen, op zes meter
hoogte, aan de Avenue Daumesnil. Dit idee is later gekopieerd door de stad New
York met de High Lane uit 2009. Boven loop je, terwijl je af en toe kunt
binnenkijken in een huis- of slaapkamer, tussen de lavendel, rozen en wuivend
bamboe. Onder, een vijftigtal ateliers vol met kunstambachten of zoals de
Fransen zeggen; "les arts et métiers".
Aan de namen af te lezen op de graven
gaat het hier om Franse adel, leden van de hoogste Franse aristocratie
Rondkijkend zie je vele namen,
familiewapens en de motto’s toebehorend aan talrijke Franse aristocratische
families
Onder de noemer van ‘les arts et métiers’ valt misschien ook de
uitvinding van de guillotine. De Franse overheid heeft aan het eind van de
achttiende eeuw dringend behoefte aan een machine om het leven te beëindigen
zonder dat daar martelen aan te pas komt; vierendelen is niet meer van deze
tijd, vindt men. Dokter Joseph Ignace Guillotin levert in 1789 met zijn
uitvinding vakwerk. Voorheen was dood door het zwaard weggelegd voor de adel,
de kogel voor de militairen en ordinair opknopen en vierendelen voor het
gepeupel.
Een Duitse klavecimbelbouwer en
ingenieur genaamd Tobias Schmidt leverde het ‘fijne handwerk’ voor de bouw op aanwijzingen van de dokter zelf. Toen het
prototype van de guillotine voor het eerst werd getest op 17 april 1792 in het
Bicêtre-ziekenhuis in Parijs, leidde opperbeul Sanson zelf de inspectie. Snelle
en efficiënte onthoofdingen van strobalen werden gevolgd door levende schapen
en uiteindelijk menselijke lijken. Binnen een week had de Assemblee het gebruik
ervan goedgekeurd en op 25 april 1792 kreeg ene Nicolas Jacques Pelletier, een
veroordeeld straatrover, de primeur op het plein voor het Hôtel de Ville. Alleen
al in Frankrijk zal de valbijl 50 duizend keer neersuizen, zonder mankeren. De
laatste executie met de guillotine in Frankrijk vond plaats in Marseille op 10
september 1977, toen de moordenaar Hamida Djandoubi werd onthoofd.
Les Misérables, onder hen 16 nonnen van
de Karmelietengemeenschap van Compiègne. Hun namen vereeuwigd op een grote
gedenkplaat aan de muur
De laatste vraag die mij bezighield
tijdens mijn wandeling was; wat is er uiteindelijk gebeurd met onze opperbeul? Charles-Henri
Sanson stierf op 4 juli 1806 een natuurlijke dood en ligt begraven op de
begraafplaats van Montmartre. De kleinzoon van Charles Henri, Henry-Clément
Sanson , was de zesde en laatste in de dynastie van beulen, die tot 1847
diende.
Onder de indruk van zoveel geschiedenis
verliet ik de begraafplaats om mijn stappenteller te vullen met een wandeling
over de Promenade Plantée
Wat een interessante plek! Indrukwekkend, net als de Chapelle Expiatoire, die ook weinig bekend is.
BeantwoordenVerwijderenSuper interessant artikel. Nog een tijdje gewoond in de nabijheid van Picpus en de coulée verte (promenade). Interessant om te weten waarvan die nasm komt (heb ik immers altijd raar gevonden)
BeantwoordenVerwijderen