Het verhaal van La Samaritaine is er een van uitzonderlijke liefde, gedeeld door een echtpaar, hun liefde voor het zaken doen, de liefde voor de kunst en de liefde voor de medemens. Zo begint het boek La Samaritaine Pont Neuf. Zij is Marie-Louise Jaÿ, wat je uitspreekt als ‘Jyee’, hij is Ernest Cognacq.
Marie-Louise wordt in 1838 geboren in Samoëns, een klein dorp in de Haute-Savoie. Afkomstig uit een arm gezin verlaat zij haar ouders op 15-jarige leeftijd om te gaan werken in Parijs. Ernest zag het levenslicht een jaar later in Saint-Martin-de-Ré, een van de tien gemeenten op het eiland Île de Ré. De dood van zijn vader, uitgekleed door een verkeerde zakenpartner, noopte hem om met zijn studie te stoppen en te gaan werken als assistent verkoper in een winkel in La Rochelle. Net als Marie-Louise trok zijn hart en ambitie naar de Franse hoofdstad om eveneens op 15-jarige leeftijd te gaan werken in het warenhuis ‘Magasin du Louvre’.
Parijs in de jaren vijftig van de 19e
eeuw. Haussmann was nog maar net begonnen met het transformeren van de stad
Parijs. Marie-Louise werkte 12 uur per dag als hulp in de keuken in naburige
cafés. Ernest, zonder verkoopervaring en armoedig gekleed, zag zijn droom om te
gaan werken in het Magasin du Louvre uiteenspatten. Om te overleven in de hoofdstad
zag hij zich gedwongen te gaan werken in tweede- en derderangs winkels.
Inmiddels was het Marie-Louise wel gelukt om een job te vinden in het warenhuis
’La Nouvelle Héloïse’ waar ze opviel door haar ijver en al snel werd benoemd tot
assistent verkoper op de damesafdeling. Ook Ernest viel op door zijn ambitie en
ook hij werd aangenomen bij hetzelfde warenhuis. Zij kenden elkaar toen nog
niet. Stiekem verliefd op Marie-Louise, maar te verlegen om zijn liefde aan
haar te verklaren.
Marie-Louise’s reputatie als hardwerkende en talentvolle verkoopster viel ook Aristide Boucicaut op, die haar wegkaapte om te komen werken in zijn warenhuis ‘Le Bon Marché’. Ernest kon niet wennen aan het loonslaaf zijn en begon met ambulante handel op diverse markten in en rond Parijs. Succes bleef niet uit en al snel had hij een eigen plaats op een van de balkons op de Pont-Neuf waar zijn kraam opviel door een grote rode parasol. Snel vindt hij met zijn handel onderdak in een café vlakbij de Pont-Neuf. De handel is ‘booming’ maar dan volgt het beleg van Parijs. De Belegering van Parijs duurde van 19 september 1870 tot 28 januari 1871. Het uiteindelijke resultaat was de definitieve Franse nederlaag in de Frans-Pruisische Oorlog en de totstandkoming van het Duitse Keizerrijk. Gedurende het oorlogsgeweld heeft Ernest weer een ontmoeting met Marie-Louise. Hun wederzijdse liefde voor elkaar en de handel is het begin van hun gezamenlijke droom; La Samaritaine. Ze trouwen op 18 januari 1872 in het stadhuis van het 5e arrondissement en voor de kerk in de Saint-Étienne-du-Mont twee dagen later.
Dankzij haar opgebouwde netwerk bij Le
Bon Marché weet Marie-Louise klanten te lokken naar hun nog kleine warenhuis. 1871
Samaritaine was nog een winkeltje, slechts 47 m² groot met 2 werknemers en een
omzet van 300.000 francs. Wat eens begon met het succesvol verkopen van
stropdassen in een klein zaakje op de hoek van de rue Pont Neuf en de rue de la
Monnaie groeide 10 jaar later uit tot een warenhuis met 80 werknemers en meer
dan 3 miljoen francs omzet. Toen Cognacq in 1883 hoorde dat de aangrenzende
middenstands-woningen te koop kwamen was dit de aanzet tot de eerste winkel van
de ‘Grand Magasins de la Samaritaine’.
Al snel, in 1886, wordt het gebouw aan
de overkant van de rue de la Monnaie geconfisqueerd. Ernest Cognacq is als het
ware de uitvinder van het shop in a shop concept. Verschillende middenstanders
wiens pand hij opkocht kregen de kans om een winkel te openen is zijn
warenhuis. La Samaritaine werd zo een beduchte concurrent voor Galeries
Lafayette, in 1893 geopend door Theophile Bader en Alphonse Kahn, en het oudste warenhuis van Parijs, Le Bon
Marché, opgericht in 1852 door Aristide en Marguerite Boucicaut.
In 1905 wordt de gehele rue de la
Monnaie onderkelderd door middel van een metalen vloer tot aan de rue de
Rivoli. Verder worden links en rechts grote polychrome koepels geplaatst aan de
zijden van de la rue des Prêtres-Saint-Germain-l’Auxerrois en de rue de
l’Arbre-Sec naar een ontwerp van de architect Henri Sauvage. Het interieur
wordt voorzien van een grote glazen koepel, hangende galerijen die verbonden
worden met een immense art-deco trap. In 1907 en 1910 krijgen de gevels een
gelijkwaardig uiterlijk door middel van geëmailleerde panelen die heden ten
dage weer te bewonderen zijn aan de zijdes van de rue de la Monnaie en de rue
de l'Arbre Sec.
La Samaritaine breidt steeds verder uit.
Tussen 1922 en 1932 verrijst een enorme stalen structuur aan de voorzijde
tegenover de pont Neuf, wederom een creatie van de architect Frantz Jourdain.
De Parijse gemeenteraad staat op zijn achterste poten. Om de bouwvergunning
goedgekeurd te krijgen worden de eerdere polychrome koepels afgebroken en het
gehele pand bekleed met steen en voorzien van goudkleurige ramen. Op de
bovenste etage wordt een restaurant gevestigd met een fenomenaal uitzicht over
de gehele stad. Gelukkig is deze architectuur tot de dag van vandaag bewaard
gebleven.
In 1928 wordt het pand aan de
achterzijde van passage de Baillet uitgebreid met 'magasin' nr. 4. De vier winkels bestrijken met al hun etages
een oppervlakte van 270.000 m² en bieden werk aan ruim 5000 medewerkers. De verbouwingen onder leiding van Henri
Sauvage blijven doorgaan tot 1933. Niet alle verbouwingen na de Tweede
Wereldoorlog waren een succes, maar gelukkig werden tussen 1984 tot 1987 alle
originele art deco ornamenten gerestaureerd en in ere hersteld. In 1990 wordt
La Samaritaine geclassificeerd als cultureel erfgoed.
Een passie voor filantropie
Gesteund door hun zakelijk succes in de
hoofdstad, vergaten de Cognacqs echter nooit hun provinciale afkomst. Ernest
Cognacq financierde de oprichting van een lokaal historisch museum op het Île
de Ré in 1907, terwijl Marie-Louise Jaÿ de Jaÿsinia stichtte, een botanische
alpentuin in haar geboorteplaats Samoëns. Naast hun commerciële activiteiten,
zette het paar zich actief in voor tal van filantropische projecten, in de
eerste plaats gericht op de werknemers van La Samaritaine, waaronder een
verzorgingshuis voor gepensioneerde werknemers, een kinderopvang voor de
kinderen van personeelsleden, sociale woningbouw en een sportschool. In 1916 werd de Fondation Cognacq-Jay opgericht.
Een herstelcentrum en een verpleeghuis in Rueil-Malmaison, een school in
Argenteuil, een kraamkliniek in Parijs, een weeshuis en verpleeghuis in de
Haute-Savoie en een hofje in Levallois-Perret. in 1920,
De Cognacq-Jay-collectie
Ernest en Marie-Louise bleken niet
alleen briljante ondernemers te zijn maar ook verzamelaars van 18e eeuwse
Europese kunst’ die weer werd tentoongesteld in het warenhuis. Al in 1925 begon
Ernest Cognacq met tijdelijke tentoonstellingen van werken uit zijn
privécollectie in de ‘Samaritaine de Luxe’, een uitloper van de oorspronkelijke
winkel die in 1917 werd gelanceerd aan de Boulevard des Capucines 25-29. Dit
gebouw, gebouwd in de wijk Opéra door architect Frantz Jourdain, was gewijd aan
luxegoederen voor de huizen van de Parijse haute bourgeoisie. Cognacq koos
ervoor niet zijn gehele collectie in zijn Parijse huis te laten, maar hij gaf
er de voorkeur aan om een selectie van achttiende-eeuwse werken in een aparte
ruimte tentoon te stellen, geïnspireerd door het Musée Carnavalet. In 1927
verwierf Ernest Cognacq achttiende-eeuwse houten panelen waarmee hij de muren
van zijn nieuwe museum, dat in het gebouw naast de ‘Samaritaine de Luxe’ zou
worden ondergebracht, wilde versieren, die zouden passen bij de tentoongestelde
kunstwerken. Helaas overleed hij in 1928, op 88 jarige leeftijd, hij was toen
al weduwnaar. Aangezien het echtpaar geen kinderen had werd de gehele
kunstverzameling nagelaten aan de stad Parijs. Vervolgens werd het project
overgenomen door Edouard Jonas, een antiekexpert en adviseur van Cognacq, in
samenwerking met de begunstigde van het testament van de verzamelaar - de stad
Parijs. Officieel ingehuldigd door president Gaston Doumergue op 4 juni 1929 -
was het museum verdeeld over drie verdiepingen en werd de Cognacq-collectie in
zijn geheel tentoongesteld in kamers die bedoeld waren om de stijl van een
achttiende-eeuws herenhuis te reproduceren. Na de sluiting van ‘La Samaritaine
de Luxe’ in 1981 en de verkoop van het gebouw in 1983, vond de stad Parijs een
nieuw onderkomen om de Cognacq-collectie te bewaren en te presenteren, in de
buurt van het Musée Carnavalet in het hôtel Donon, een zestiende-eeuws
herenhuis in het hart van de Marais.
De architect die het hôtel Donon
ontwierp, koos voor een regelmatig symmetrisch ontwerp, met gebouwen rond een
rechthoekige binnenplaats. Het hoofdgebouw heeft een binnenplaats ervoor en een
tuin erachter, met twee vleugels die zich uitstrekken naar de straat. In de
zuidvleugel waren waarschijnlijk de stallen en garages gehuisvest, terwijl de
noordvleugel als één lange galerij was ingericht. Zowel de binnenplaats als de
tuin worden geflankeerd door twee kleinere vleugels. De structuur van het sobere
hoofdgebouw is typerend voor de statige herenhuizen die in de zestiende eeuw in
de Marais werden gebouwd: Twee verdiepingen onder de trap, waarvan één wordt
ingenomen door de keukens en de verblijven voor de bedienden en twee
verdiepingen van gelijke grootte boven de grond. De verhoogde begane grond werd
gebruikt als ontvangstruimten, terwijl
de bovenverdieping een hoog balkenplafond heeft, een van de meest magnifieke
voorbeelden die uit deze periode gelukkig bewaard zijn gebleven. De
architectuur van de gevel aan de straatkant, met zijn boog bekroond met een
gebeeldhouwd schelppaneel, is waarschijnlijk ook een toevoeging uit het einde
van de zeventiende eeuw.
De Cognacq-Jay-collectie is verre van
'in steen gebeiteld', zoals bij andere grote instellingen op basis van
privécollecties, maar wordt jaar na jaar verrijkt door aankopen die passen in
de geest, smaak en perspectief van de verzamelaar, gevormd in een periode
waarin de achttiende eeuw werd beschouwd als het absolute hoogtepunt van de
interieurvormgeving van de haute bourgeoisie. Door de aard van deze collectie,
die voornamelijk bestaat uit kleine werken en werken waarvan het onderwerp vaak
de intimiteit van de privésfeer raakt, van portretten, erotische kunst, tot
interieurs, biedt het museum een unieke boeiende visie op de Franse
achttiende eeuw zoals die werd ervaren in het begin van de twintigste: een eeuw
die het tijdperk van de Verlichting in onze tijd nog steeds oproept.
Hôtel Donon, MuséeCognac-Jaÿ, rue Elzévir 8, 3e arrondissement, metrostation
Saint-Paul, lijn 1
La Samaritaine, rue
de la Monnaie 9, 1e arrondissement, metrostation Pont Neuf, lijn 7
Geen opmerkingen:
Een reactie posten