Het stadhuis van Parijs was in shock toen de Franse minister van Cultuur, Roselyne Bachelot, aankondigde dat het Centre Pompidou eind 2023 de deuren zou sluiten voor een drie jarige broodnodige renovatie van het gehele pand. Maar dan zou een van de grootste publiektrekkers van Parijs gesloten zijn gedurende de Olympische Zomerspelen van 2024? Het Centre Pompidou trekt zo’n drie miljoen bezoekers per jaar, zo’n 10.000 bezoekers per dag. Er volgde koortsachtig overleg en nu wordt de verbouwing uitgesteld tot na de Olympische Zomerspelen van 2024. Alleen ontstond er meteen een nieuw dilemma; het Franse nationale museum voor moderne en hedendaagse kunst, ontworpen door Richard Rogers en Renzo Piano en ingehuldigd in 1977, viert in 2027 zijn 50e verjaardag. Er worden nu vraagtekens geplaatst of alle werkzaamheden dan wel zijn afgerond?
Het Centre Pompidou is een van de grootste publiektrekkers van Parijs
De werkzaamheden omvatten het
verwijderen van al het asbest, zo’n 120.000 vierkante meter. Tevens is het
gebouw onderhevig aan slijtage en corrosie, wat goed is waar te nemen aan de
buitenzijde. En wat ooit werd gezien als een symbool van schokkende moderniteit
is nu hopeloos verouderd, waaronder het verwarmings- en koelsysteem, roltrappen
en liften die kapot gaan of uitvallen. Het monumentale pand is ook nauwelijks
toegankelijk voor mensen met een beperkte mobiliteit. De kosten zijn volgens de
krant Le Figaro geraamd op 243 miljoen euro. De laatste keer dat het gebouw
werd gesloten was tijdens het 20-jarig bestaan in 1997. Toen werd ook besloten
voor een renovatie van drie jaar waarin de beschikbare tentoonstellingsruimte
binnen werd vergroot. Maar groot onderhoud heeft sinds de opening in 1977 nooit
plaatsgevonden. Daarover is de volgende anekdote bekend: Kort nadat het Centre
Pompidou na de renovatie werd heropend, stelde Renzo Piano in 2000 voor, en dit
was als grap bedoeld, om het centrum om de 25 jaar te sluiten zodat de functie
ervan zou kunnen worden heroverwogen. Met die opmerking toentertijd zat hij
niet ver weg van de waarheid.
Een symbool van schokkende moderniteit
Project 493
Het iconische gebouw ontworpen door
Renzo Piano en Richard Rogers had bijna het levenslicht niet gezien. Project
493 was het dossiernummer van de inzending in 1970 van deze tot nu toe
onbekende architecten. Een van de 681 inzendingen die naar de jury van
vooraanstaande persoonlijkheden, waaronder architect en ontwerper Jean Prouvé
en architecten Oscar Niemeyer, Philip Johnson en de Nederlander Willem Sandberg,
waren gestuurd. Het idee van een multicultureel centrum hing al langer in de
lucht en in het bijzonder in het hoofd van André Malreaux, de schrijver die
door generaal de Gaulle tot minister van cultuur werd benoemd. Tijdens zijn
mandaat als minister van cultuur, werden kunst en cultuur een staatszaak. Het
was echter de Gaulles opvolger, Georges Pompidou, een groot liefhebber zowel
van verandering als van moderne kunst, die het verwezenlijkte, aangemoedigd
door Madame Pompidou, die zelf veel voor de kunsten heeft gedaan. In 1969
droomde hij er al van om zijn land een kunst- en cultuurcentrum te schenken,
waarvan een groot deel gereserveerd zou worden voor de hedendaagse kunst. Hij
wilde Parijs zo opnieuw aan de top van het artistieke en culturele leven
brengen met een cultuurcentrum dat uitnodigt tot een dialoog met de kunsten en
de bezoekers.
De plek was ook al bekend: Beaubourg, een oude vervallen krottenwijk met smalle schilderachtige straatjes tussen de kerk Saint-Merri en de hallen. Ooit was Saint-Merri het centrum van de garen- en bandindustrie.
Plateau de Beaubourg - 1914 Autochrome Stéphane Passet © Musée Albert Kahn
Op het plateau de Beaubourg waren de vishallen, een uitloper
van de markthallen. De hallen werden in 1969 verplaatst naar Rungis, de
kledingindustrie naar de wijk Sentier en de garen- en bandnegotie naar de rue
de Turenne en omstreken. Woningen werden
gesloopt en het lege terrein was in gebruik als parkeerplek. Een vreemd
Italiaans-Brits duo haalde de opdracht binnen. In hun ontwerp nam het gebouw
slechts een gedeelte van de ruimte in zodat er nog plaats over bleef voor de
aanleg van een glooiend plein.
Echter de deadline voor de inzending was
28 juni 1970. Tot op het laatste moment waren Rogers en Piano nog bezig met de
laatste loodjes en een van hun medewerkers kreeg de opdracht om de tekeningen
te versturen vanuit het centrale postkantoor in Londen. Maar drie dagen later
komt de buis met tekeningen weer terug bij de afzender met vermelding van
“onvoldoende porto”. De paniek was groot want de dag van de deadline was verstreken.
Het pakket werd opnieuw verstuurd met de juiste hoeveelheid postzegels en de
architecten zorgden ervoor dat de datumstempels onleesbaar werden. Maar opnieuw
sloeg het noodlot toe. Een staking verlamde de Engelse post en alle projecten
van over het Kanaal werden gediskwalificeerd. Gelukkig besloten de juryleden
vervolgens unaniem om hen toch mee te laten strijden. Het winnende project had
dus theoretisch niet mee mogen doen”!
Het verhaal gaat dat Piano & Rogers
unaniem wonnen, maar in werkelijkheid was het Jean Prouvé die als enige
tegenstemde. In juni en juli 1971 worden alle ontwerpen getoond aan het grote
publiek in het Grand Palais. George Pompidou en zijn echtgenote gingen ook in
het geheim naar het Grand Palais en waar iedereen dacht dat men een keuze had
was het de president die koos voor project 493. Op 19 juli 1971 wordt de
winnaar bekend gemaakt, maar Parijs was in shock. Een olieraffinaderij in het
hart van Parijs. De Parijzenaars vonden het resultaat afschuwelijk, zelfs
ronduit monsterlijk. Maar weer anderen kwamen woorden te kort om de wel heel
bijzondere architectuur te loven. De rest is historie.
Een olieraffinaderij in het hart van Parijs, de Parijzenaars vonden het resultaat afschuwelijk
Richard Rogers en Renzo Piano ontwierpen een eenvoudig blokvormig gebouw van vijf verdiepingen, gemaakt van staal en glas met nauwelijks ruimteverlies aan de binnenzijde, doordat alle functionaliteiten van het gebouw naar de buitenkant zijn verplaatst. Dit zorgt voor een curieuze gevel met een wirwar van stalen steunen, dragers, leidingen, spankabels en kruisverbanden, aangevuld met pijpen en liften. Verder transparante roltrappen die naar alle verdiepingen leiden als een soort reuzerups die langs de gevel naar boven klimt. Dit alles voorzien van brutale kleuren die ook nog eens de functionaliteit aangeven. Rood staat voor transport, blauw voor de airconditioning, geel voor de elektriciteit, groen voor de waterleidingen en wit voor de luchtreiniging en afvoer. Een ding is zeker, het is niet de zoveelste glazen eierdoos.
Het gebouw in cijfers
Het
gebouw strekt zich uit over 10 niveaus van elk 7.500 m²
Lengte:
166 mtr / breedte: 60 mtr / hoogte: 42 mtr
12.210 m² is gewijd aan de collectie van het Musée national d'Art moderne, niveau 4 & 5. Met zijn bijna 60.000 werken is dit een van de grootste musea voor moderne kunst ter wereld
5.900
m² gewijd aan tijdelijke tentoonstellingen, niveau 6
2
zalen met respectievelijk 315 en 144 zitplaatsen
Een
theater met 384 zitplaatsen en een conferentiezaal met 158 zitplaatsen
Een
openbare leesbibliotheek groot 10.400 m², geschikt voor maximaal 2.200 personen,
niveau 1, 2 & 3
Een
museumdocumentatie- en onderzoekscentrum, de Kandinsky-bibliotheek, open voor
onderzoekers en met een oppervlakte van 2.600 m²
Aansluitend aan het museum kan sinds
1997 het gereconstrueerde atelier van Constantin Brancusi worden bezocht. De
van oorsprong Roemeense kunstenaar die vanaf 1904 in Parijs leefde en korte
tijd werkzaam was bij Auguste Rodin. Brancusi hield zich zijn leven lang bezig
met het principe van de vereenvoudiging. In juni 2022 schreef ik hier een
uitgebreide blog over. (klik hier) Het atelier vormt een buitengewone
kennismaking met de vormentaal en de rijkdom aan materialen in Brancusi’s werk.
En nog mooier de toegang is gratis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten