Als ik in Parijs ben verblijf ik altijd in een hotel in het 19e arrondissement en dat heeft zo zijn voordelen. Zo zit ik slechts tien minuten van de rondweg, kan ik mijn auto onder het hotel parkeren en heb ik op loopafstand twee metrostations die mij overal naar toebrengen: Riquet verbonden met lijn 7 die noord- en zuid Parijs met elkaar verbindt. Stalingrad die met lijn 2 de oost- en westkant bedient. Waar ik ook naar toe wil in Parijs ik hoef hooguit maar een keer over te stappen. Als ik uitstap bij deze twee stations heb ik altijd zicht op zeer bijzondere architectuur die bekent staat als ‘Les Orgues de Flandre’ eens het ‘Cité des Flamands’.
Les Orgues de Flandre
Het negentiende-eeuwse Frankrijk wordt vaak omschreven als een land van immigranten in een continent van emigranten. Onder hen bevonden zich veel Belgen, waarvan de meesten zich vestigden rond Lille, om te werken in de kolenmijnen van Pas-de-Calais maar ook Parijs trok tegelijkertijd veel Belgen aan. In Parijs was de Belgische kolonie, tussen 1861 en 1901 de eerste buitenlandse groep, qua nationaliteit. Ze vestigden zich in het ‘Cité des Flamands’, een oude arbeidersstad die hier halverwege de 19e eeuw werd gesticht.
De meesten waren werkzaam in de slachthuizen van La Villette of werkten als spoorwegarbeiders op de Petite Ceinture. Zo rond 1850 werd besloten om een spoorbaan aan te leggen langs de toenmalige stadsgrenzen. De 'Chemin de fer de Petite-Ceinture', voorloper van de metro maar dan grotendeels bovengronds. In 1848 had Parijs vijf grote stations, gerund door vijf verschillende spoorwegbedrijven: la Compagnie des chemins de fer de l'Ouest (de stations Gare Saint-Lazare -1837 en Gare du Nord - 1846), la Compagnie du chemin de fer de Paris à Strasbourg (Gare de l'Est - 1849), la Compagnie des chemins de fer de Paris à Lyon et à la Méditerranée (gare de Lyon - 1847) en la Compagnie du chemin de fer de Paris à Orléans (Gare d'Austerlitz - 1840). Ieder spoorbedrijf onderhield zijn eigen spoorlijn zonder enige aansluiting op een concurrerende lijn, want dit zou hun regionale monopolies in gevaar brengen. Aangezien er in Parijs geen enkele spoorverbinding bestond tussen de diverse grote treinstations, moesten goederen door de nauwe straten, met paard en wagen worden vervoerd, om elders hun weg per spoor te vervolgen. Een ringlijn bood de mogelijkheid om de stad te omzeilen en aftakkingen zorgden ervoor dat alle stations bereikbaar werden.
Begin jaren zestig van de
twintigste-eeuw werden er plannen gemaakt om deze arbeiderswijk vol met
vervallen woningen te renoveren. Slechts 3% van de huizen beschikte over een
douche of een bad, 15% had een toilet en slechts een op de vijf had verwarming.
De Duitse, in Parijs wonende architect Martin Schultz Van Treeck kreeg de
opdracht voor de bouw van een nieuw sociaal wooncomplex. Op een grondgebied van
6 ha tussen de avenue de Flandre, rue Riquet, rue Curial en rue Mathis creëerde
hij een complex bestaande uit verschillende gebouwen oplopend tot 118 meter
hoog met 1.950 sociale appartementen.
Architectuur met een haast onmogelijke trapconstructie die elke vorm van perspectief lijken te tarten
‘Orgues de Flandre’, geïnspireerd door
de vorm van een liturgisch orgel. De bouw van de vier torens en twee lineaire
gebouwen duurde van 1974 tot 1980. Met hun spectaculaire balcons blijven twee
gebouwen, die ook de ingang vormen, sinds de jaren zeventig indruk maken op
fotografen met een passie voor architectuur. Met een haast onmogelijke
trapconstructie die elke vorm van perspectief lijken te tarten.
Zoals veel grote woningbouw projecten
uit de jaren zeventig moesten ook de gebouwen van ‘Orgues de Flandre’ voldoen
aan de aanbevelingen van hoogbouw en woningdichtheid volgens een Parijse
stedenbouwkundigplan dat eind jaren vijftig was opgesteld. Met als gevolg de
bouw van grote, monotone appartementencomplexen voor de armste sociale
categorieën, vooral in de Parijse buitenwijken, de banlieues, waarvan de
eentonigheid eindeloos bleek. Echter Martin Schulz Van Treeck besloot te breken
met de wat hij noemde de banaliteit van de sociale woningbouw van zijn tijd.
Ondanks de gigantische omvang van zijn project probeerde hij een menselijke
benadering te integreren in zijn ontwerp van de omgeving en woonruimtes.
Twee van de vier torens: de Prelude (na restauratie) en de Cantate (voor restauratie)
Om zijn concept te visualiseren
ontwikkelde Van Treeck een hulpmiddel dat omschreven kan worden als de
voorganger van het 3D-model; de relatoscoop, een equivalent voor de
architectuur van de medische endoscoop. Het concept was simpel. In een
kartonnen doos bewoog hij een miniatuurcamera waarmee hij zijn project op de
schaal van een voetganger kon visualiseren. Zo kon hij de relatie tussen vaste
en lege ruimtes beter begrijpen en observeerde zo het pad van een wandelaar
tussen de gebouwen door. Zo creëerde hij
een centrale groene ruimte, een soort cocon, om de bewoners een beschermde
omgeving te bieden, om ze als het ware te beschermen tegen de straat. De
uitkragende gevels beschermen de voetganger en geven een intieme kant aan het
geheel en in het midden van de torens biedt een groene ruimte, ter grootte van
een hectare, kinderen de mogelijkheid om in alle veiligheid te spelen.
De ‘Orgues de Flandre’-constructies
kregen namen van instrumentale of vocale vormen van klassieke muziek: Prélude
(123 meter hoog), Fuga (108 meter), Cantata (101 meter) en Sonata (90 meter
hoog). Die hun symfonie van gewapend beton in de wijk spelen, stijgend naar de
grijze lucht van Parijs, zoals orgelpijpen zich uitstrekken naar de gewelven
van een kathedraal. De architect liet zich inspireren door het tegelsysteem van
Buchtal op het Sidney Opera House. Buchtal is een Duitse fabrikant van
hoogwaardige, keramische producten. Maar budgettaire beperkingen zorgden ervoor
dat hij zijn ontwerp voor de hoogbouw vereenvoudigde met wit stalen platen met
een patroon dat enigszins aan het originele keramiek deed denken.
Een trompe l’oeil-fresco in de binnentuin dat de schuilplaats van een kerk voorstelt
Van de voormalige ‘Cité des Flamands’ is
alleen de toegangspoort gered dankzij François Loyer, een Franse kunst- en
architectuurhistoricus. De stenen boog werd ongeveer 40 meter verplaatst en
omgedoopt tot ‘Porte des Flamands’ en staat nu trots in het midden van de
moderne gebouwen, die nu de ingang van de Orgues de Flandre aan de avenue des
Flandres vormen. In 2008 werd het architectonische complex geclassificeerd als
Frans erfgoed van de 20e-eeuw.
De huidige ingang naar het complex
Het perspectief met de blik naar boven
De Prélude, nog steeds de hoogste woontoren van Parijs en het zesde hoogste gebouw in de stad, werd halverwege de jaren 2010 als eerste volledig gerenoveerd door de sociale woningbouwverhuurder 13F met als voornaamste doel de verwarmingskosten met 40% te verlagen. Vervolgens was de Sonata toren aan de beurt. De Fuga en Cantata, van andere eigenaren, zijn pas veel later gerenoveerd. Met de steun van Atelier Lion Associés werd gekozen voor duurzame staalplaten die hun glans langdurig behouden en windbestendig, om zo de architecturale homogeniteit van het complex te garanderen. De platen werden door ArcelorMittal specifiek op maat gemaakt en geven de torens een uitzonderlijke licht reflecterende afwerking.
“Het is grappig, als ik verdrietig ben,
vind ik het lelijk. Als ik gezond ben, vind ik het super mooi”. Met deze
woorden beschreef de Franse actrice Hélène de Fougerolles (tweemaal genomineerd
voor de César Award) de gebouwen waaruit
de ‘Orgues de Flandre’ bestaan in de film ‘Le Péril Jeune’ van Céderic Klapisch
uit 1994. Ben benieuwd wat jullie ervan vinden !
Geen opmerkingen:
Een reactie posten