Paris FvdV is een niet commercieel weblog speciaal voor kenners en liefhebbers van de stad Parijs - en voor hen die dat willen worden. Parijs is een stad met een gewichtig verleden, respectabel en gerespecteerd. Het is totaal niet nostalgisch. Parijs is er in geslaagd om, soms op brutale maar altijd op elegante wijze, om te gaan met zijn grootse monumenten. Ze te beschermen en te integreren in de nieuwe dynamiek van de stad. Parijs is een meester op het gebied van herstel en transformatie. U zult er nooit in slagen een volledig overzicht te maken van plekken en verhalen, die allemaal op hetzelfde punt uitkomen en de glorie van deze stad bezingen. toch wil ik een poging wagen. Wekelijks wil ik u niet alleen informeren over wat Parijs nog meer te bieden heeft, maar ook wil ik mijn liefde voor deze stad op u over dragen. In de hoop dat het raakt aan iets wat u herkent of voelt. Ferry van der Vliet.

Privacy verklaring: Indien u weblog Paris FvdV, dat bij Google-Blogger is ondergebracht, leest en reageert op de blogs van Paris FvdV, doet u dat vrijwillig en is uw IP-adres en mailadres - indien u dat vermeld - bekend en wordt opgeslagen. Ook uw schuilnaam waaronder uw reageert wordt opgeslagen. Paris FvdV zal uw gegevens nooit aan derden doorgeven. We houden uw gegevens privé, tenzij de wet of rechtelijke macht ons dwingt uw gegevens aan hen te verstrekken. Datalekken in het systeem vallen onder de verantwoordelijkheid van Google-Blogger. Door weblog Paris FvdV te bezoeken en/of de op of via deze weblog aangeboden informatie te gebruiken, verklaart u zich akkoord met de toepasselijkheid van deze disclaimer. Google gebruikt cookies om services te leveren en verkeer te analyseren dus uw IP-adres en user-agent zijn bij Google bekend, samen met prestatie- en beveiligingsstatistieken om servicekwaliteit te garanderen, gebruiksstatistieken te genereren, misbruik te detecteren en maatregelen te treffen.

maandag 26 augustus 2024

HET HART VAN HET QUARTIER LATIN

De brede boulevard Saint-Germain doorsnijdt de wijk in oost-westrichting en de rue Saint-Jacques, waarover vroeger de pelgrims van de gelijknamige route naar Spanje trokken, in noord-zuidrichting. De eerste stap van de weg tussen Parijs naar Saint-Jacques de Compostella. Tussen de Seine-oever en de boulevard loopt een wirwar van nauwe stegen die in de verte nog herinneren aan de middeleeuwen. Volgens mij was het in de jaren ’70 dat ik voor het eerst kennis maakte met deze wijk waar je moest zijn voor het studentenleven waar de kroegen, kelder en jazzlokalen een jong publiek trokken. Sinds de middeleeuwen wordt het karakter van deze wijk bepaald door de Sorbonne. Het Quartier Latin ontleent zijn naam aan de latijn sprekende studenten. In de loop van de geschiedenis was dit ook de plaats van politieke onrust. In 1871 werd de place Saint-Michel het centrum van de Parijse Commune en in mei 1968 was het het centrum van de studentenopstand.


Het smalste straatje van Parijs; rue du Chat-qui-Pêche

 

Van het studentenleven is hier echter niets overgebleven. Toch is, het samen met de Marais, een van de Parijse wijken die niet te veel heeft geleden onder de sloophamers van baron Haussmann. Als je de wijk ingaat vanaf de fontein op de place Saint-Michel wordt je onweerstaanbaar aangetrokken door de smalle straatjes rond wat vroeger bekend stond als het Ĩlot Saint-Sévérin. Rue de la Huchette, rue de la Harpe, rue Saint-Sévérin, rue Xavier-Privas en het kleintste en smalste straatje van Parijs ; de rue du Chat-qui-Pêche, 20 meter lang en 1,50 meter breed. Samen met de rue Galande en de rue du Fouarre behoren zij tot de oudste delen van Parijs. Fouarre, een oude naam voor hooi, diende als zitkussen voor de studenten terwijl ze de lessen volgden. Helaas zijn deze straatjes ingepalmd door restaurants voor toeristen, fastfoodtenten en cafés die befaamder zijn voor hun prijzen en schamele kwaliteit dan voor hun vriendelijke bediening. Toch blijft de wijk fascineren.

 

Saint-Sévérin een schoolvoorbeeld van de flamboyante gotische stijl


Saint-Sévérin

Te midden van de stroom bezoekers in dit oude deel van het Quartier Latin ligt een juweel uit de late middeleeuwen, de gotische kerk Saint-Sévérin. Velen lopen er langs maar weinigen nemen de moeite om deze kerk eens met een bezoekje te vereren, terwijl het behoort tot een van de mooiste kerken van Parijs, een schoolvoorbeeld van de flamboyante gotische stijl. De kerk is vernoemd naar een kluizenaar uit de 6de eeuw die in de buurt woonde en die de toekomstige kleinzoon van koning Clovis, een van zijn leerlingen, aanspoorde om heilige opdrachten uit de voeren. Hij verliet de koninklijke familie om zelf monnik en kluizenaar te worden. Na de dood van Sévérin, rond 540, werd op deze plek en kapel gebouwd. Deze kapel werd weer verwoest tijdens de Normandische invasie in de 9de eeuw.



 De kerk heeft een oogverblindend interieur

De kerk kent verschillende bouwfases. De toren en het hoofdportaal dateren uit de 13e eeuw en zijn afkomstig van een afgebroken kerk op het Ĩle de la Cité, de église Saint-Pierre-aux-Boeufs. Wegens plaatsgebrek werd de Saint-Sévérin in de 14de en 15de eeuw zijwaarts uitgebreid. De kerk is nu 50 meter lang, 34 meter breed en 17 meter hoog. Na de voltooiing in 1520 kreeg de kerk het uiterlijk dat ze vandaag nog steeds heeft. Tijdens de Franse revolutie werd de kerk gesloten en omgebouwd tot een opslagplaats voor buskruit, en later een opslagplaats voor graan en kerkklokken, die in die tijd vaak werden omgesmolten tot kanonnen. De klok in de toren is gespaard en behoort tot de oudste die nog in Parijs bewaard is gebleven, gegoten in 1412. In 1803 werd het gebouw teruggegeven aan de katholieke clerus. Net als vele andere kerken in Parijs is de Saint-Sévérin eigendom van de Franse staat.


De hoofdingang bevindt zich aan de rue des Prêtres-Saint-Sévérin 1


De grote trots van de kerk is de wandelgang achter het altaar. Een dubbele rij slanke zuilen met een gedraaide pilaar in het midden die oprijst naar het dak gewelf. Het lijkt wel een tuin van stenen fonteinen. Verder schilderijen uit de 17e eeuw en zeldzame glas-in-loodramen uit de 14de, 15de en 16de eeuw. De bovenste muren tussen de ribben zijn gevuld met diepgekleurde glas-in-loodramen uit het einde van de 14e eeuw, die het leven van de apostelen illustreren. Deze ramen werden genereus gefinancierd door rijke parochianen, die, in ruil voor hun financiële steun, als model dienden. Onder de afgebeelde gezichten vindt je die van Charles Garnier, de architect van de Opéra aan de place de l’Opéra.


Te bewonderen zeldzame glas-in-loodramen uit de 14de, 15de en 16de eeuw




In 1970 droeg glaskunstenaar Jean René Bazaine bij aan de glas-in-loodcollectie van de kerk door zeven kleurrijke hedendaagse ramen te maken voor de zijkapellen en de dubbele kooromgang. Deze ramen, met als thema de zeven sacramenten, voegen een levendige en moderne toets toe aan het decor van de kerk, waardoor de visuele pracht ervan nog verder wordt verrijkt. Vijf jaar lang heeft hij hier aan gewerkt.

De geschiedenis leert dat er al sinds 1521 een orgel in Saint-Séverin heeft gestaan. Het was echter in de 18e eeuw dat de prachtige orgelkast werd geïnstalleerd. Het dateert uit 1745 en is het werk van twee ambachtslieden: de timmerman François Dupré en de beeldhouwer J. François Pichon en is sinds 1905 geclassificeerd als een Frans historisch monument. Pas in 1960 werd het orgel volledig gerestaureerd door orgelbouwer Alfred Kern. Jammer is wel dat het roosvenster, dat dateert uit 1482, voor een groot deel wordt verborgen door de kast van het orgel. Mede dankzij de kwaliteit van dit orgel is de Saint-Sévérin uitgegroeid tot een belangrijk centrum voor religieuze muziek. Regelmatig vinden hier concerten plaats met koorzang.


Jammer is wel dat het roosvenster, dat dateert uit 1482, voor een groot deel wordt verborgen door de kast van het orgel


Vergeet tijdens je bezoek ook niet een wandeling te maken door de tuin, die vanaf de 15e eeuw diende als begraafplaats voor Parijse notabelen en gewone mensen. Archeologen hebben zelfs sporen van sarcofagen uit de Middeleeuwen gevonden, wat bewijst dat hier al voor de 15e eeuw een begraafplaats was! En als kleine anekdote moet je weten dat op het kerkhof van de Saint-Séverin in januari 1474 de eerste chirurgische ingreep voor nierstenen werd uitgevoerd. Lodewijk XI gaf het startsein voor de operatie en deze werd uitgevoerd op een ter dood veroordeelde boogschutter - die gratie werd beloofd als de operatie slaagde. En….. het was een succes! Tegenwoordig is deze afgelegen openbare tuin een oase van rust en groen in het midden van deze drukke wijk. De kerk dient ook als rustplaats voor de relikwieën van de Heilige Ursula, de patroonheilige van de nabijgelegen Sorbonne-universiteit. 


De kloostertuin is vrij te bezichtigen - Foto: Wikipedia


De kerk Saint-Séverin, in het hart van het Quartier Latin, is een mooi voorbeeld van gotische architectuur, een betoverende mix van architectonische stijlen en artistieke elementen die ons terugbrengen naar het middeleeuwse Parijs. 

Église Saint-Sévérin, rue des Prêtres-Saint-Sévérin 1, 5e arrondissement, metrostation Saint-Michel, lijn 4 & RER-C 



zondag 18 augustus 2024

HÔTEL LARIBOISIÈRE EN MEER

Ik weet niet hoe dat bij jou is, maar als ik in het buitenland ben hebben kerkhoven en kerken een grote aantrekkingskracht op mij. En in Parijs kun je dan je hart ophalen. Vele kerkhoven heb ik al bezocht en in diverse blogs omschreven, zo ook de mooiste kerken van Parijs. Maar onlangs ontdekte ik een ander latent aanwezig verlangen; het bezoeken van oude ziekenhuizen. Het is tenslotte beter om een ziekenhuis te bezoeken uit nieuwsgierigheid dan uit noodzaak. En laatst was het die nieuwsgierigheid die mij bij toeval naar het Hôpital Lariboisière in het 10e arrondissement leidde, op korte afstand van het Gare du Nord waar ik naar op weg was. Dit ziekenhuis is ook een van de mooiste in Parijs en in de tijd van de bouw, midden 19e eeuw, zeer innovatief op het gebied van architectuur, maar daar straks meer over. Niet voor niets is het Lariboisière ziekenhuis sinds 1975 geklasseerd als historisch monument.

De monumentale ingang is sinds 1854 onveranderd


Het huidige Hôpital Lariboisière ontstond uit de cholera-epidemie die Parijs in 1832 trof. Het Hôtel Dieu, het oudste ziekenhuis in Parijs, kreeg de zwaarste klappen van de epidemie en naar verluidt was, eind maart 1832, elke opname in het Hôtel Dieu vanwege cholera en werd er vrijwel niemand ontslagen. Bijna 20.000 zielen stierven aan de zes maanden durende epidemie en dat was tevens de reden om in Parijs een nieuw algemeen hospitaal op te richten, het Hôpital du Nord. Het ‘Conseil des Hospices’ adviseerde om ‘un monument de charité où la philanthropie, où la science et l’art soient développés avec tous les progrès du temps’ te bouwen. Een monument van liefdadigheid waar filantropie, wetenschap en kunst zich kunnen ontwikkelen met alle vooruitgang van de tijd’.


Het ontwerp bestond uit zes gebouwen rond een centrale binnenplaats, verbonden door zuilengangen

 

Hoe verwoestend de cholera epidemie ook was, de epidemie leverde ook positieve resultaten op. In de 19e eeuw was het genezen van cholera zoiets als het vasthouden aan strohalmen, dus de aandacht ging meer naar preventie dan naar genezing. Er werden grote stappen gezet om de hygiëne in de stad te verbeteren en tegen de tijd dat Baron Haussmann in 1853 begon met de wederopbouw van Parijs, was de hygiënebeweging de belangrijkste kracht van de stadsplanning geworden. Sloppenwijken werden gesloopt, straten werden verbreed, het rioleringssysteem werd verbeterd en er werd een nieuw ziekenhuis gebouwd om de inwoners van de rechteroever te bedienen: het Hôpital Lariboisière.



De hygiënistische vormgeving zorgt voor veel lucht en licht, en dat is voortdurend zichtbaar in de centrale binnentuin en de gangen en terrassen eromheen

Het werd tussen 1846 en 1854 gebouwd volgens de plannen van architect Gauthier op grond die in 1818 door de stad Parijs was gekocht, precies op de locatie van een oude leprozerie genaamd Saint-Lazare.  De naamgeving wisselde nogal eens: 1839 – Hôpital du Nord, 1841 – Hôpital Louis-Philippe, 1848 – Hôpital de la République en tenslotte in 1854 – Hôpital Lariboisière. Gauthier ontwierp het nieuwe ziekenhuis op basis van de toen geldende hygiënische principes. Van het bieden van veel licht en lucht, een vrije waterstroom en paviljoens gescheiden door galerijen om kruisbesmetting te voorkomen. Zijn ontwerp bestond uit zes gebouwen rond een centrale binnenplaats, verbonden door zuilengangen.


Eliza Roy Comtesse de Lariboisière 

 

Een legaat van Eliza Roy Comtesse de Lariboisière financierde de bouw van het ziekenhuis.  Omdat ze sinds 1830 aan een kwaadaardige ziekte leed die haar weinig rust gunde, eindigde ze haar dagen overweldigd door fysieke pijn. Ze koos ervoor om het eigendom van al haar bezittingen aan de stad Parijs na te laten: er wordt een bedrag van 8  miljoen frank genoemd. 

“Ik wil ons fortuin nalaten om een ​​nieuw asiel voor zieken te openen. Ik wil dat een ziekenhuis de herinnering aan onze familie bewaart”. Dit waten de woorden die de gravin in haar laatste momenten vaak lijkt te hebben herhaald. De Comtesse had geen erfgenamen. Zij stierf op 27 december 1851 en op 29 juli 1853 bevestigde een keizerlijk decreet dat het ziekenhuis voortaan Hôpital Lariboisière zou heten, de naam waaronder het vandaag de dag nog steeds bekend is. Het ziekenhuis werd geopend in 1854.

 

Niet voor niets werd dit ziekenhuis in 1854 het Versailles van de armen genoemd


Een rijk erfgoed

Het gebouw bestaat uit tien parallelle vleugels die met elkaar zijn verbonden door galerijen en rond een rechthoekige binnenplaats zijn gerangschikt. Op drie niveaus zijn zes vleugels gereserveerd voor de zieken, gescheiden door binnenplaatsen, waardoor een beschermde circulatie op alle niveaus mogelijk is. De hygiënistische vormgeving zorgde voor veel lucht en licht, en dat is voortdurend zichtbaar in de centrale binnentuin en de gangen en terrassen eromheen. Centraal gelegen is de kapel, met drie beelden, 'La Foi', 'L'Espérance', et 'La Charité' (geloof, hoop en naastenliefde) - alle drie werden ze gezien als cruciaal voor het leven van patiënten in die tijd, en waar op instigatie van haar echtgenoot in 1853 een monument ter nagedachtenis aan de Comtesse werd opgericht. Het is het werk van de beeldhouwer Carlo Marochetti.

 

In de kapel een monument ter nagedachtenis aan de Comtesse


Het ziekenhuis verwelkomde zijn eerste patiënten op 13 maart 1854. Het kreeg al snel de bijnaam het Versailles van de arme man, omdat het grotendeels werd bezocht door de achtergestelde bevolking van de omliggende wijken, wier algemene medische aandoeningen vaak verband hielden met alcoholisme of verband hielden met ernstige endemische ziekten. Door de oprichting in 1905 van een kraamafdeling kon de capaciteit worden vergroot en de functies worden gediversifieerd. Inmiddels is het met ongeveer 1.000 bedden een van de grotere ziekenhuizen van Europa. Samen met twee andere ziekenhuizen in de buurt, het Hôpital Saint-Louis en het Hôpital Fernand Widal, maakt het Hôpital Lariboisière deel uit van de ‘Groupe Hospitalier Universitaire Saint-Louis, Lariboisière, Fernand Widal’. Onderdeel van de AP-HP; ‘Assistance publique-Hôpitaux de Paris’.

 

Een artist impression van de nieuwe hoofdingang aan de boulevard de la Chapelle


Inmiddels heeft het ziekenhuis een 315 miljoen kostende verbouwing achter de rug. De nieuwe hoofdingang is verplaatst van het zuiden, van de rue Ambroise-Paré naar het noorden op de hoek van de boulevard de la Chapelle en de rue Maubeuge. Maar wil je net als ik een bezoek brengen aan de oudbouw dan pak je de oude hoofdingang aan de rue Ambroise Paré. Metrostation Gare du Nord, lijn 4 & 5.

 

Hôpital Saint-Louis

Mocht je de smaak nu te pakken hebben breng dan ook een bezoek aan het Hôpital Saint-Louis. Ingesloten tussen rue de la Grange aux Belles, rue Juliette Dodu, avenue Claude Vellefaux, rue Alibert en de rue Bichat ligt het meer dan 400 jaar oude ziekenhuis Saint-Louis. De eerste steen werd gelegd door koning Henri de IV en hij vernoemde het ziekenhuis naar Saint Louis omdat die aan de pest was overleden. Het gebouw werd gefinancierd uit een deel van het koninklijk monopolie op de handel in zout. We schrijven de 16e en 17e eeuw. De Zwarte Dood  ook wel bekend als de oosterse pest of builenpest, ontleende haar naam aan het oosten. Verondersteld werd dat de ziekte ontstaan was in het oosten en vanuit Nederland naar Londen en Parijs was gebracht. Dit ziekenhuis, gelegen buiten de stad, diende om het Hôtel Dieu op Ile de la Cité in tijden van de pest  te ontlasten.  Midden in de nacht werden de zieken, herkenbaar aan een zwarte tong,  ontstoken builen, klierzwellingen en zwarte vlekken, met karren en kruiwagens vervoerd. Oorspronkelijk had het Hôpital Saint-Louis slechts 300 bedden. Als de pest woedde, deelden twee of drie slachtoffers een bed. Tussen de epidemieën door werd het ziekenhuis gebruikt als verblijf voor bedelaars en vagabonds. Van 1731 tot 1740 als tarweopslag en sinds 1773 is het hospitaal permanent in gebruik als ziekenhuis en een van de 22 openbare ziekenhuizen binnen de grenzen van Parijs. Aan de pest heeft het ook zijn specialisatie te danken. Het was het eerste ziekenhuis in de wereld gespecialiseerd in dermatologie.

 

Het Carré Saint-Louis - foto's genomen op een ijskoude winterdag


Het oude gedeelte lijkt sinds zijn bouw in 1607 praktisch onveranderd. In het centrum een prachtige binnentuin met veel bomen, gras, verharde paden en bloemperken. Het Carré Saint-Louis, omgeven door gebouwen opgetrokken uit natuursteen en baksteen met steile daken en dakkapellen. De tijd lijkt hier stil te staan. Deze voor Parijs bijzondere bouwstijl is ook te zien op de place Dauphine en de place des Vosges.  Dit nauwelijks bekende complex uit de 17e eeuw is een bezoek meer dan waard. Bezoek ook de kapel, open op woensdag, donderdag en vrijdag van 14.30 uur tot en met 16.30 uur. In het weekend is de binnentuin niet toegankelijk. Metrostation Goncourt, lijn 11.



 Het oude gedeelte lijkt sinds zijn bouw in 1607 praktisch onveranderd

Liefhebbers kunnen nog een bezoek brengen aan het ‘Musée des Moulages Dermatologiques’ (museum van dermatologische afgietsels) binnen de muren van het Hôpital Saint-Louis. Een buitengewone ervaring, maar zeker niet een die ik zou aanraden aan iedereen! Het zicht dat je begroet als je de deuren open duwt is opmerkelijk. Een grote rechthoekige kamer met aan alle vier de kanten een dubbel niveau van houten vitrines met letterlijk duizenden afgietsels. De vroegste dateert uit 1867 en de meest recente 1958 maar alle delen zijn gruwelijk gedetailleerd. De collectie bevat volledige hoofden, mond, tongen, neuzen (of gebrek aan), armen, voeten... en meer intieme delen van het lichaam. Voor een bezoek op afspraak:  biblio.dermato@sls.aphp.fr.



 Het ‘Musée des Moulages Dermatologiques'

 

Hôpital de la Salpêtrière

En dan is er nog La Pitíé-Salpetière. Wanneer Lodewijk de XIV, comfortabel in zijn koets, de Pont Neuf oversteekt wordt hij geconfronteerd met mensen met één been, één arm, of helemaal geen benen of blinden. Allemaal invaliden die hun krachten op het veld van eer hebben achtergelaten en een armoedig en beschamend bestaan als bedelaar leiden. Maar ook gestoorde mannen en vrouwen, prostituées en ander gespuis. De koning is geschokt. Dit addergebroed, boeventuig,  gajes, plebs, rapaille, schorremorrie, tuig van de richel, uitschot moet zo snel mogelijk verwijderd worden uit het centrum, worden weggestopt, want ze zijn de schaduwzijde van zijn bewind, een smet op zijn koninklijke uitstraling. En zijn wil geschiedde. De Invalides krijgt als bestemming dakloze oorlogsveteranen en het Hôpital de la Salpêtrière aan de rand van de stad wordt een gesticht voor de circa veertigduizend zwervers, bedelaars, geesteszieken die volgens de koning een bedreiging vormen voor de openbare veiligheid.

 


Het ontwerp van het hoofdgebouw met links en rechts twee lange vleugels is vergelijkbaar met dat van het Hôtel des Invalides

De Salpêtrière was oorspronkelijk een buskruitfabriek. Salpeter, waar de naam van is afgeleid, is een bestanddeel van buskruit.  Het instituut, aanvankelijk Hôpital Général genoemd, werd gebouwd op de plek van een voormalige kruitfabriek, net ten zuiden van de Parijse buitenwijk Saint-Victor. Een koninklijk bevelschrift van 27 april 1656 verklaarde duidelijk een einde te maken aan alle bedelarij en ledigheid als bron van alle wanorde in de stad. De Salpêtrière werd omgezet in een soort gigantisch aalmoeshuis, een duivels depot voor de droesem van de samenleving. De mannen werden opgesloten in Asylum de Bicêtre, zo’n 4,5 kilometer van het centrum van Parijs en de vrouwen in La Salpêtrière. Alleen daar al werden maar liefst 10.000 vrouwen geïnterneerd waardoor het het grootste hospice ter wereld was. Prostituées, gehandicapten, geestelijk zieken, geveegd van de straten van Parijs werden opgeborgen onder erbarmelijke omstandigheden in gebouwen die werden overspoeld door vraatzuchtige ratten. In de nacht van drie op vier september 1792 viel het ongebreidelde gepeupel van de Faubourg Saint-Marcel La Salpêtrière binnen, aanvankelijk om de wreed vastgehouden straatmeisjes te bevrijden. Terwijl inderdaad 183 prostituees werden bevrijd werden 45 geestelijk gestoorde vrouwen aan hun kettingen de straat opgesleurd en in het zicht van de dronken bevolking afgeslacht.



 Nog steeds te zien in de binnentuin; de  vroegere afdeling voor de ongeneeslijke krankzinnigen

De bouw van het ziekenhuis Salpêtrière was een creatie van de koninklijke architect Louis Le Vau. Hij was echter te druk met andere projecten waaronder de bouw van het Louvre, Palais de Versailles en de uitbreiding van het château de Vincennes en moest de werkzaamheden doorgeven aan Duval en Le Muet.

Een compound in perfecte geometrische volgorde rond een vierkante binnenplaats, La Cours Saint-Louis. Het ontwerp van het hoofdgebouw met links en rechts twee lange vleugels is vergelijkbaar met dat van het Hôtel des Invalides. Een vrij sobere gevel alleen geaccentueerd door monumentale poorten die zijn versierd met frontons en reliëfs.


‘Les loges’ de gebouwen met smalle zuilen en bankjes voor de cellen. Dit was de afdeling voor de ongeneeslijke krankzinnigen

 

De uit 1670 daterende kapel Saint Louis, voorzien van een koepel die bekroond wordt met een achthoekige lantaarn, domineert de façade van het tegenwoordige ziekenhuis. De kapel is van de hand van Libéral Bruant en heeft een traditionele plattegrond in de vorm van een Grieks kruis met vier gelijke vleugels. Met dit ontwerp konden vier groepen aanbidders voor wie de kapel werd opgericht apart worden geplaatst, vrouwen, dementen, zwakzinnigen, daklozen en verdorvenen, ieder had zo zijn eigen plaats om te luisteren naar de preek en de Heilige Schrift.



La Salpêtrière is werkelijk een stad in de stad. Je vindt er zowel de sporen van het verleden als hypermoderne bouwwerken. Metrostation Saint-Marcel, lijn 5.

 


De binnentuin van het ouste ziekenhuis van Parijs het Hôtel Dieu
 

Hôtel Dieu

Werd opgericht in het midden van de 7e eeuw, wat het tot het oudste ziekenhuis van Parijs maakt. Het staat op het Ĩle de la Cité op de Parvis de Notre Dame, naast zijn meer prestigieuze buur; de Cathédrale de Notre-Dame de Paris, die ongeveer 400 jaar later werd opgericht. Natuurlijk is het niet helemaal waar om te zeggen dat het Hôtel Dieu werd opgericht als ziekenhuis. In de 7e eeuw kende men geen ziekenhuizen als zodanig . Het voorzag wel in zekere zin in de behoeften van de zieken, maar het werd meer opgericht als toevluchtsoord voor de armen en het bleef een toevluchtsoord voor Parijzenaars tot de 17e eeuw . Tegen die tijd had het echter een vreselijke reputatie en ten tijde van de Revolutie in 1789 stierf een kwart van de opgenomen ‘patienten’ vaak aan ziektes die ze binnen de muren hadden opgelopen. Zoals de meeste ziekenhuizen uit de 19e eeuw zijn ook hier de gebouwen rondom een centrale binnenplaats gebouwd, die met elkaar verbonden zijn door zuilengalerijen. Tegenwoordig heeft het Hôtel Dieu 350 bedden en is het het belangrijkste spoedeisende hulpcentrum voor maar liefst negen arrondissementen van Parijs. Verder is het ziekenhuis gespecialiseerd in onderzoek en behandeling van diabetes en oogheelkunde. Metrostation Cité, lijn 4.



maandag 12 augustus 2024

PARIJS GOUD ZILVER BRONS

Misschien zat half Nederland zondag 11 augustus 2024 voor de buis toen Sifan Hassan de marathon op grootse wijze de gouden medaille veroverde. Ze voltooide daarmee een unieke trilogie, want nooit eerder liep een vrouw op de Olympische Spelen zowel de 5000 meter (brons), 10.000 meter (brons) als de marathon (goud). Plus baanwielrenner Harrie Lavreysen maakte zijn hattrick compleet. Na winst bij de teamsprint en individuele sprint pakte hij ook goud bij het keirin toernooi. Samen met Hassan, Bol en Lavreysen zijn zij de sporters met maar liefst drie Olympische medailles om hun nek. Nog nooit heeft Nederland zoveel olympische gouden medailles gewonnen als deze weken in Parijs. De overwinning Sifan Hassan was de veertiende gouden plak voor Nederland en die van Harrie Laverysen de vijftiende tijdens deze Spelen. Daarmee is het record van Sydney 2000 verbeterd. Nederland pakt hiermee de zesde plek met in totaal 34 medailles; 12x brons, 7x zilver en zoals gezegd 15 gouden medailles. Maar kijken we naar het aantal gewonnen medailles per hoofd van de bevolking dan staat Nederland op plaats één! Voorwaar een prachtige prestatie waar we als klein landje trots op mogen zijn. Het was alweer de 30e editie van de Zomerspelen, die voor het eerst in 1896 werden georganiseerd.

 

De Olympische medailles Paris 2024


Wetenswaardigheden over de Parijse medailles.

Om de terugkeer van de Spelen naar Frankrijk te vieren, is elke medaille van de Spelen versierd met een origineel stuk van de Eiffeltoren. Om deze ontmoeting tussen het meest begeerde object van de Spelen en het iconische monument van Frankrijk en Parijs voor te stellen, werkte het Olympisch Comité Paris 2024 samen met de juweliers van Chaumet en het sierradenhuis van de LVMH-groep. Wereldwijd erkend vanwege zijn knowhow, heeft het 240-jarige juweliershuis Maison Chaumet de medaille bewerkt tot een echt juweel met een ontwerp dat is bedacht rond twee inspiratiebronnen: de zeshoek en de uitstraling.

 

De zeshoek

Het originele ijzer afkomstig van de Eiffeltoren is in een zeshoek gesneden, de geometrische vorm van Frankrijk. Ontdaan van de verf “Eiffeltoren bruin” krijgt het ijzer zijn oorspronkelijke kleur terug. Geplaatst in het midden en voorzien van het embleem van de Spelen van Parijs 2024, past dit erfgoedstuk perfect tussen het goud, zilver en brons.


De zeshoek en de (uit)straling

 

(Uit)straling

Nog steeds aan dezelfde kant van de medaille worden op regelmatige afstanden rondom de ijzeren zeshoek fijne lijnen geprojecteerd. Deze stralen zijn eerder geslagen en dan gegraveerd en geven licht en glans aan de medaille die verre van glad is. Dit creatieve idee belichaamt zowel de invloed van Frankrijk in de wereld als die van de prestaties van de atleten op de Spelen. 

Na de onthulling van een uniek embleem, duo mascottes, een gemeenschappelijke look en één fakkelontwerp, zet Paris 2024 zijn ambitie voort om de Olympische Spelen en de Paralympische Spelen dichter bij elkaar te brengen. De Olympische en Paralympische medailles delen dus aan één zijde hetzelfde ontwerp.  


Olympisch goud


De Eiffeltoren inspireerde ook het unieke ontwerp van het medaillelint. Voor de Olympische en Paralympische Spelen van Parijs 2024 wordt het medaillelint versierd met de dwarsbalken van de Eiffeltoren. Het Olympische medaillelint heeft een sobere blauwe kleur, terwijl dat van de Paralympische medailles zich onderscheidt door zijn dieprode kleur, een mix van de eerste twee kleuren van de Eiffeltoren, ‘Venetië rood’ en ‘roodbruin’. De linten zijn gemaakt in Saint-Étienne.

 

Paralympisch goud


De andere kant van de Olympische medaille vertelt, zoals bij elke editie, de wedergeboorte van de Spelen in Griekenland, een bewerking van de godin van de overwinning en het stadion van de Olympische Spelen van 2004 in Athene, getekend door Elena Votsi. Traditionele figuur van de medailles sinds 2004 is de godin van de overwinning Athena Nike op de voorgrond terwijl ze het Panatheense stadion verlaat, waar de Olympische Spelen in 1896 hun heropleving beleefden. Andere essentiele figuren op de achterzijde van de Olympische medailles, zijn de Akropolis en de Eiffeltoren. De inspiratie van de oude Griekse Spelen, de Franse oorsprong van de moderne Olympische Spelen en hun editie in Parijs zijn zo vertegenwoordigd.



Achterzijde van de Olympische medaille met de godin van de overwinning Athena Nike op de voorgrond terwijl ze het Panatheense stadion verlaat, waar de Olympische Spelen in 1896 hun heropleving beleefden

De andere kant van de Paralympische medaille illustreert volledig de creatieve keuzes van Parijs 2024 en het juweliershuis Maison Chaumet. Een grafische weergave van de onderzijde van de Eiffeltoren zal medaillewinnaars in staat stellen de IJzeren Dame te ontdekken vanuit een voorheen weinig weergegeven hoek. De woorden ‘Parijs’ en ‘2024’ omlijsten de pijlers van de toren en zijn gegraveerd in universeel braille, een schrijfsymbool van toegankelijkheid en een knipoog naar de Franse uitvinder, Louis Braille. Om de visueel gehandicapte atleten in staat te stellen de drie metalen op de tast te onderscheiden, zijn er lijnen gegraveerd op de rand van de gewonnen medaille: I voor goud, II voor zilver en III voor brons.



De achterzijde van de Paralympische medaille met een grafische weergave van de onderzijde van de Eiffeltoren en brailleschrift


De gouden plak weegt 529 gram en bestaat uit 6 gram goud, een zilveren kern van bijna 505 gram zilver en 18 gram Eiffeltorenijzer. De waarde aan grondstoffen is $ 935,89

De zilveren medaille bestaat voor 475 gram uit koper met een laagje zilver, 25 gram zink en 18 gram Eiffeltorenijzer. De waarde aan grondstoffen $ 473,40

De exacte samenstelling van de bronzen medaille is niet bekend. De glans was er echter snel af voor sommige winnaars van het brons op de Olympische Spelen in Parijs. Zeker twee atleten hebben geklaagd over beschadigingen of roest aan hun bronzen medaille. De organisatie van de Spelen heeft toegezegd dat de aangetaste medailles worden vervangen. (bron NOS Sport)

 

Wat krijgt de Nederlandse sporter voor een olympische medaille?

De sporters krijgen voor een gouden plak € 30.000 op hun bankrekening bijgeschreven, € 22.500 voor een zilveren medaille en voor de derde plek op het podium verdienen ze € 15.000. Sporters die in teamverband olympisch kampioen worden ontvangen minimaal € 11.000 euro voor goud, € 8.000 euro voor zilver en € 5.000 euro voor brons.


Een van de binnenplaatsen van Hôtel de la Monnaie met de Nana van Nikki de Saint Phalle

 

Waar werden de medailles vervaardigd?

De Olympische medailles zijn vervaardigd in het Hôtel de la Monnaie, de Franse Munt. Vanuit de square du Vert-Galant, een verborgen pleintje op de kop van de Île de la Cité, heb je een prachtig uitzicht op een van de langste façades aan de Seine, 117 meter lang, en nog steeds een goed voorbeeld van de pre-revolutionaire Franse neoklassieke architectuur. Het Hôtel de la Monnaie, gelegen aan de quai de Conti in het 6e arrondissement, is een gebouw uit de 18e eeuw en het meesterwerk van de architect Jaques Denis Antoine (1733-1801). Het herbergt nog steeds de Munt van Parijs, een van de belangrijkste monetaire werkplaatsen in Frankrijk en het Musée de la Monnaie de Paris. De eerste steen werd gelegd op 30 april 1771 en het gehele gebouw werd amper vier jaar later in 1775 voltooid.

 


De huidige Munt van Parijs is tevens een boeiend museum


‘De Munt van Parijs’ is een van de oudste instellingen van Frankrijk en de oudste onderneming ter wereld. De geschiedenis gaat meer dan 1154 jaar terug en ontstond op 25 juni 864 met het Edict van Pistres door Charles II, bekend als Charles de Kale. Sinds de 9e eeuw heeft de Munt verschillende adressen gehad. De oudste werkplaats was op het Île de la Cité  in de nabijheid van de Koninklijke Residentie. Aanvankelijk gehuisvest in wat nu het Palais de Justice, de concergerie is. Gedurende de eeuwen varieerde het aantal. Sommigen werden herhaaldelijk gesloten en heropend als gevolg van financiële crises of naar aanleiding van behoefte van de Koning, lees financiering van diverse oorlogen. Aan het einde van 1689 waren er in totaal 22, maar amper twee jaar later was dit aantal gestegen tot 27. De regionale workshops verdwenen ook weer geleidelijk en in 1870 waren er nog slechts drie over: Parijs, Bordeaux en Straatsburg. Acht jaar later was alleen Parijs nog in bedrijf en natuurlijk in de nabijheid van de Koninklijke residentie gevestigd in het Louvre.



 De binnenzijde van het gebouw, 'grandeur' is met recht een Frans woord

De beslissing om het huidige pand te bouwen aan de quai de Conti was een beslissing van Lodewijk XV, zijn eerste grote bouwproject in Parijs. De grond was eigenlijk aangekocht door de gemeente Parijs voor de bouw van een nieuw stadhuis, echter de Koning besliste anders. In 1871 werd het gebouw deels door brand verwoest tijdens de bloedige week van de Commune van Parijs, maar is daarna identiek herbouwd. Het gebouw deed dienst tot 1958. De werkplaatsen aldaar konden de toenemende vraag van het aantal  munten niet meer aan en verbouwen bleek geen optie gezien de classificatie van het gebouw als historisch erfgoed. De toenmalige president van Frankrijk, Charles de Gaulle, gaf opdracht om de activiteiten van de Munt in tweeën te delen, een regeling die nog steeds van kracht is. De regionale fabriek draagt zorg voor de productie en Parijs voor de controle en de zorg voor het artistieke gedeelte waaronder herdenkingsmunten, officiële decoraties en medailles zoals de Olympische Medailles. Verder vervaardigen zij nog steeds de ijkinstrumenten voor de waarborg van maten en gewichten.



 Hier werden de officiële Olympische medailles vervaardigd




Een nieuwe fabriek werd gebouwd in Pessac (Gironde) en deze werd operationeel op 1 september 1973. Op deze site zijn 193 werknemers werkzaam. In totaal heeft de Munt ruim 500 medewerkers in dienst. Op dit moment hebben meer dan 40 landen het slaan van hun munten toevertrouwd aan ‘De Munt van Parijs’. Eurolanden waaronder Malta, Cyprus, Luxemburg, Monaco en Andorra. Maar ook landen buiten de eurozone zoals Oman, Namibie, Bangladesh, Thailand, Costa Rica, Uruguay en verschillende West-Afrikaanse staten. Jaarlijks worden in Pessac 1,5 miljard muntstukken geslagen. 29 muntpersen zorgen voor 850 munten per minuut.

 

De Franse architect Phillippe Prost was verantwoordelijk voor de metamorfose


Medio 2011 sloot het gebouw aan de quai de conti zijn deuren voor een ingrijpende verbouwing en herontwikkeling als onderdeel van het stadsproject ‘MétaLmorphoses’. Onder leiding van de Franse architect Phillippe Prost, verantwoordelijk voor de metamorfose van de gebouwen, Jean-Michel Wilmotte voor het drie-sterren Michelinrestaurant van Guy Savoy en Hervé Baptise, hoofdarchitect van alle historische monumenten van Frankrijk. Zes jaar duurde de verbouwing met als doel een nieuwe culturele openbare gelegenheid waar bezoekers permanent de schatten kunnen bewonderen van de historische collecties van de ‘Monnaie de Paris’, die nog nooit eerder aan het publiek zijn getoond. Dit aangevuld met ruimtes voor tijdelijke tentoonstellingen met werken van hedendaagse kunstenaars.


Een monumentale trap leidt je naar het museum en het drie-sterren Michelin restaurant van Guy Savoy

 

Verder een boetiek annex conceptstore met merken die de Franse ambachten vertegenwoordigen. Tevens is er de mogelijkheid om gastronomisch te dineren in het restaurant gerund door de Franse sterrenkok Guy Savoy, met kamers op de eerste verdieping van de westvleugel met uitzicht op de Seine. - evenals een winkel , Goût de Brioche. Verder is er in het museum ook een café: Bloom.



 Het terras van Café Bloom in het museum

Een bezoek aan dit prachtig gerestaureerde UNESCO erfgoed kan ik ten zeerste aanbevelen. De bezoeker krijgt een unieke kijk in welk een vakmanschap om de hoek komt kijken bij de creatie van elke munt, medaille en ridderorde. Verder een unieke collectie munten door de eeuwen heen. Het vertelt de geschiedenis van het ‘munten’ in Frankrijk vanaf 300 v. Chr. en de evolutie van de medaillekunst die in de 16e eeuw tot bloei kwam. Ook breng je  een bezoek aan de kelder met uitzicht op de enorme geldpersen van de voormalige walserij. De Munt van Parijs als eerste en laatste operationele geldpers te Parijs. Een film geeft een ongekende blik achter de schermen van het productieproces in de dependance te Pessac.



 

Monnaie de Paris, quai de Conti 11, 6e arrondissement, metrostation Pont Neuf, lijn 7.

Geopend van dinsdag t/m zondag van 11.00 uur tot en met 19.00 uur