Op
een regenachtige zaterdag, zoals vandaag, vind ik het heerlijk om te bladeren
in een van de vele Parijse fotoboeken die ik in mijn kast heb staan. Boeken met
prachtige zwart-wit foto's van Brassaï, Atget of de Nederlander Nico Jesse. Wat
opvalt is dat het straatmeubilair door de jaren heen nauwelijks is veranderd. Er
is werkelijk geen andere stad ter wereld waar het verleden vuriger gekoesterd
wordt dan in deze stad. In 1728 werd wettelijk vastgelegd dat straatnamen op de
straathoeken geplaatst moesten worden. De blauwe, geëmailleerde platen, die nu
nog steeds in gebruik zijn, dateren al uit 1844.
De
blauwe, geëmailleerde platen dateren al uit 1844.
De
herinrichting van Parijs onder Baron Georges Eugène Haussmann (1809-1891) ging
volgens strenge bouwvoorschriften, waarin ieder bouwkundig element stond
omschreven; van overhang, tot deur-, raam- en poortbreedte. Vijf of zes verdiepingen
plus begane grond. De minimale hoogte van de verdiepingen moesten volgens hem
2,60 meter bedragen. Een balkon op de eerste en vierde verdieping allen met gelijkwaardige
uitlijning. In een Haussmanngebouw is de tweede verdieping de royale
woonverdieping met balkon, de derde en de vierde verdieping hebben dezelfde
stijl maar minder weelderig en de vijfde verdieping is voorzien van niet
gedecoreerde lange balkons en de daken hellen onder 45 graden. Het gebouw mag niet
hoger zijn dan 37 meter. En dan de afwerking. Kijk eens naar de patronen van de
typische Franse balkonnetjes, de symmetrie van de Mansardedaken van zink of
leisteen met dansende schoorstenen. De daken van Parijs vormen een uniek
landschap, dat op elk moment van de dag anders kleurt. Soms zijn ze donker, dan
weer spiegelen ze alle tinten van de hemel. Onverslijtbaar en prachtig
vormgegeven in fraaie rondingen, onderbroken door rijen dakkapellen. Het woord
Mansarde is te danken aan de architectenfamilie Mansart. Een Mansarde is een kamer onder de balken
met een raam dat uitspringt. Ooit bedoeld voor de dienstmeisjes, “les petites
bonnes”. Die mochten niet bij de familie
slapen en kregen de restruimte op zolder. Meestal onder het zinken dak, met een
eigen trap naar de zesde of zevende verdieping en piepklein; minder dan negen
vierkante meter.
Een
typisch "Hausmanngebouw".
Veel
architectuur in de stad is van Jacques-Ignace Hittorff, de verbreider van het
gebruik van gietijzer en de ontwerper van de gaslamp. Hittorff werd door
Lodewijk-Philips in 1839 aangesteld om het Place de la Concorde opnieuw in te
richten. Hij schetste de fonteinen die daar zouden komen en hij liet aldaar,
naar een idee van de koning, de obelisk van Luxor neerzetten. Napoleon III
droeg hem daarna op het park Bois de Boulogne en de Champs Elysées in te
richten. Er werden meer dan 1200 gaslampen geïnstalleerd. De bijnaam
'lichtstad' heeft Parijs te danken aan haar vooruitstrevende
verlichtingsbeleid. Al in 1558 plaatsten de stedelingen olielantaarns, ruim een
eeuw voordat andere Europese steden dat gingen doen. In 1878 krijgt Parijs als
eerste stad elektrische straatverlichting en in de loop van de 20ste eeuw
verdwijnen de booglampen om plaats te maken voor natrium- en hogedruk
kwiklampen. Gelukkig is de typische vormgeving van de Hittorff lantaarnpalen
voor Parijs bewaard gebleven.
De
Hittorff lantaarnpalen onveranderd sinds 1878.
Verspreid
over de hele stad vind je nog zo’n 77 drinkwaterfonteintjes die door de Engelse
francofiel en kunstverzamelaar Richard Wallace in 1871 aan de stad zijn
geschonken. Les Fontains Wallace,
gemaakt van gietijzer en herkenbaar aan hun groene kleur. Een achthoekige
sokkel waarop vier vrouwenbeelden (kariatiden) symboliserend; vriendelijkheid,
eenvoud, naastenliefde en soberheid. Onder een puntige koepel versierd met
dolfijnen, stroomt veilig en schoon drinkwater. In het kader van de hygiëne
zijn de vertinde bekers in 1952 verdwenen, maar hun dorstlessende functie
hebben ze nog steeds.
De
Wallacefontein.
Niet
te vergeten de prachtige Art Nouveau metro-ingangen ontworpen door Hector
Guimard, gebouwd tussen 1900 en 1913, met hun smeedijzeren bogen en
amberkleurige lampen, zoals die op de Place des
Abbesses, Porte Dauphine en Avenue Foch. Van de 140 ingangen resten er
nog 90. Verder de bijzondere smeedijzeren 'metro-totems' van Aldolphe Derveaux
bij iedere ingang. Helaas zijn vele van deze totems vervangen door de lelijke gele
plastic uitziende "M"s. De typische 'Metropolitain' typografie is
ontworpen door de Fransman Georges Auriol.
De
metro ingangen van Hector Guimard en de metro-totems van Derveaux;
onsterfelijk!
En
wie kent ze niet: de “collonnes”, of de Morriszuilen.
Gabriël Morris, waarnaar de reclamezuilen zijn vernoemd, verwerft in 1868 de
concessie. Prachtige zuilen waarop theaterstukken werden aangekondigd. Gelukkig
bestaan ze nog steeds, ondanks een poging in 2006 van de toenmalige
burgemeester Bertrand Delanoë om de zuilen te laten verwijderen. In dat jaar
financiert het internationale publiciteitsbedrijf JC Deceaux, in ruil voor de
concessie van 1600 reclameborden, een miljoenenproject; de Velib. 20.000
fietsen op 1450 punten in Parijs. Nooit verder dan 300 meter lopen vind je een
Velib fietsverhuurstation.
Voor
altijd verbonden met Parijs; de Morriszuilen van Gabriël Morris.
Patrick
Jouin, designer uit de school van Philippe Starck. De in 1967 geboren Jouin
heeft inmiddels een indrukwekkende staat van dienst: de fietsenstallingen van Vélib
zijn door hem ontworpen maar ook is hij verantwoordelijk voor de jongste
generatie openbare toiletten in Parijs; de sanisettes.
De
Sanisette; een ontwerp van Patrick Jouin, designer uit de school van Philippe
Starck.
De
sanisettes hebben de zogenaamde vespasiennes (straaturinoirs) ook bekend als
Pissoirs, waarvan er in de jaren dertig meer dan 1200 in Parijs waren,
vervangen. De enige nog "werkende" vespasienne is te vinden op de
boulevard Arago en wordt nog regelmatig gebruikt. De stad Parijs is geen
eigenaar van de sanisettes maar betaalt ongeveer 6 miljoen Euro per jaar aan JC
Decaux voor huur en onderhoud. Er zijn meer dan 400 sanisettes in de stad, en
ze worden ongeveer drie miljoen keer per jaar gebruikt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten