Tijdens
een van mijn speurtochten in een antiquariaat te Antwerpen, op zoek naar
bijzondere boeken over Parijs, vond ik in een glazen vitrine een klein boekje
"Paris et ses Environs", vermoedelijk uit de periode 1920 - 1923. De
enige inhoud; een tweezijdig bedrukte kaart met aan de ene kant een kaart met
bijzondere gebouwen en de metro en aan de andere kant, toeristische
trekpleisters buiten Parijs. Parijs heeft zijn metro en vele monumentale
gebouwen te danken aan diverse wereldtentoonstellingen. Het idee van
wereldtentoonstellingen is geboren tijdens de industriële revolutie in
Engeland. Daar werd in 1851, in London, de eerste wereldtentoonstelling georganiseerd.
Het succes overtrof alle verwachtingen, met meer dan 6 miljoen bezoekers en
bijna 14000 exposanten en werd vervolgens een traditie.
De
tweede wereldtentoonstelling werd gehouden in 1855 in Parijs op de Champs de Mars. Volgens het officiële rapport
zouden 5.162.330 mensen de tentoonstelling hebben bezocht, waarvan 4,2 miljoen
de industriële expositie bezochten en 0,9 miljoen de Beaux Arts expositie. De
tentoonstelling besloeg een gebied van 16 hectaren en er waren 34 landen vertegenwoordigd.
Vandaag de dag is het théâtre du Rond-point des Champs-Élysées, ontworpen door
Gabriel Davioud, het enige gebouw dat nog herinnert aan deze tentoonstelling.
Zoals
ik al zei kent Parijs vele indrukwekkende gebouwen, die overblijfselen zijn van
de diverse wereldtentoonstellingen. Het bekendste gebouw is natuurlijk de
Eiffeltoren. Parijs was velen malen de gastheer van de "Exposition
Universelle". In totaal acht keer in de periode tussen 1855 en 1937. In 1867 werd wederom als locatie gekozen
voor het Champs de Mars, met als extra toevoeging het eiland Billancourt in de
Seine aan de zuidkant van Parijs. Deze tentoonstelling was een ongekend succes
in die tijd, met 9,2 miljoen bezoekers en meer dan vijftigduizend exposanten.
Twee markante gebouwen, waaronder het Palais de l'Iindustrie en het Palais
Omnibus, hebben bij latere tentoonstellingen helaas plaats moeten maken voor
andere gebouwen, maar daarover straks meer.
De Exposition
Universelle van 1878 was de derde
wereldtentoonstelling die werd gehouden in Parijs. De tentoonstelling was
vooral ter viering van de wederopbouw van Frankrijk na de Frans-Duitse Oorlog. Op
de noordoever van de Seine werd het Palais du Trocadéro gebouwd. Het was een "Moors"
bouwwerk van de architecten Davioud en Bourdais, met torens van 76 meter hoog.
Het gebouw bleef tot 1937 staan en maakte toen plaats voor het huidige Palais
de Chaillot. Onder de vele uitvindingen die te zien waren op de tentoonstelling
bevond zich ook Alexander Graham Bell's telefoon. Thomas Edison presenteerde er
de megafoon en fonograaf. De tentoonstelling werd verlicht door elektrische
booglampen, en op 30 juni werd het voltooide hoofd van het Vrijheidsbeeld
tentoongesteld in de tuin van het Trocadéro, terwijl andere stukken te zien
waren op de Champ-de-Mars. Meer dan 13 miljoen mensen betaalden om de
tentoonstelling te bezoeken
Eiffeltoren op 26 maart 1888
De
wereldtentoonstelling van 1889 werd
gehouden in het jaar dat ook het 100-jarig jubileum van de Bestorming van de
Bastille werd gevierd, een symbool dat algemeen gezien wordt als het begin van
de Franse Revolutie. Voor de tentoonstelling werd een reconstructie van de Bastille
gemaakt, die tijdens de tentoonstelling dienst deed als bijeenkomstpunt en
balzaal. Het totale oppervlak van de tentoonstelling besloeg 0,96 km²,
inclusief de Champ-de-Mars, het Palais de Trocadéro, de quai d'Orsay, een stuk
van de Seine en het Hôtel des Invalides. Het centrale symbool van de
tentoonstelling was de Eiffeltoren,
die in 1889 werd voltooid en als toegangspoort diende tot het terrein waar de
tentoonstelling plaatsvond.
Het Palais de Trocadéro maakte in 1937 plaats voor het huidige Palais de Chaillot
De
Exposition Universelle van 1900 werd
door meer dan 50 miljoen mensen bezocht, wat destijds een wereldrecord was. De
Franse overheid verdiende 7 miljoen frank aan de tentoonstelling. In totaal
stonden er 76.000 exposanten, verspreid over een gebied van 1.12 km². Een
aantal van de bekendste bouwwerken die parijs heeft overgehouden aan deze
wereldtentoonstelling zijn de treinstations Paris Lyon, d'Orsay, de Pont
Alexandre III, het Grand Palais, en het Petit Palais. De eerste twee lijnen van
de metro van Parijs werden tijdens de tentoonstelling in gebruik genomen. Lijn
1 liep van Vincennes naar Maillot met acht stations en een lengte van 10,3 km
en lijn 2, van Etoile naar Dauphine met een lengte van 1,5 km. Op de
tentoonstelling demonstreerde Rudolf Diesel zijn dieselmotor, die liep op puur plantaardige
olie. De tentoonstelling van 1900 noteerde ook een triest feitje; tijdens de
wijnwedstrijd die op de tentoonstelling werd gehouden, versloeg een Russische
wijn alle Franse wijnen voor de titel 'Grand Prix de Champagne'.
Hierna
was de stad nog driemaal gastheer voor de wereldtentoonstelling, namelijk in 1925, 1931 en 1937. Toen
maakte het Palais de Trocadéro, uit 1878, plaats voor het huidige neoclassicistische
Palais de Chaillot, ontworpen door de architecten Boileau en Carlu. Het huidige
paleis biedt onderdak aan vier musea: Musée de l 'Homme, Musée du Cinéma, Musée
de la Marine en het onlangs schitterend gerestaureerde Musée des Monuments Français.
Het grote plein is versierd met grote vergulde bronzen beelden, en ornamentale
vijvers en fonteinen. Van hier uit heeft u een prachtig uitzicht op de Eiffeltoren.
Bron en foto's: Archives nationale de France
Geen opmerkingen:
Een reactie posten