Onder Parijs gaat een
bijzondere onderaardse wereld schuil, net als in andere grote steden. Maar die
van Parijs is diverser, vreemder. En dan doel ik niet alleen op de honderden
kilometers lange tunnels die samen een van de fijnst vertakte metronetwerken en
riolen ter wereld vormen. Er is daar beneden nog veel meer te vinden: kanalen,
waterreservoirs, crypten, bankkluizen en oude wijnkelders die illegaal
dienstdoen als nachtclub of galerie. Maar het opmerkelijkst zijn de
steengroeven: de meer dan 200 kilometer lange gangenstelsels die onder veel
wijken te vinden zijn, met name in het zuidelijke deel van de stad. Alle
bouwmaterialen waaruit Parijs is opgebouwd komen namelijk uit eigen bodem. De
bodem heeft vanaf de tijd van de Romeinen, tot vroeg in de negentiende eeuw, de
materialen geleverd voor de huizen, kerken, paleizen en kloosters.
In de loop van 2000
jaar is de bodem onder de stad voor ongeveer een tiende van het huidige
stadoppervlak uitgehold. Uit talloze steengroeven in de stad haalden de
Parijzenaars niet alleen de kalksteen voor hun gebouwen, maar ook leem, kalk en
zand. Pas in 1813 werd de exploitatie van de laatste 18 steengroeven binnen de
stad verboden, omdat zich in de bodem steeds meer verzakkingen voordeden. Vanaf
1893 is men systematisch begonnen de onderaardse gangen weer op te vullen. Maar
nog steeds vinden er in wijken, waaronder Montmartre, verzakkingen plaats.
Ironisch genoeg heeft dit de Butte, zoals Montmartre heet in de volksmond,
behoed voor desastreuze modernisering.
Parijs kent vele Urban Explorers of Cathaphiles
Tijdens de Tweede
Wereldoorlog waren het de schuilplaatsen voor het Franse verzet, maar
tegenwoordig oefenen die tunnels een aantrekkingskracht uit op een heel andere
clandestiene groep; een gemeenschap van vrijgevochten types die soms dagen- en
nachtenlang ondergronds blijven: de Cathaphiles.
Ook wel Urban Explorers genoemd.
Afdalen in de
catacomben van Parijs is illegaal en niet zonder levensgevaar. Zuurstofgebrek,
gevaarlijke rioolgassen, gevaar voor instortingen of verdwalen en zelfs kans op
verdrinking. Via mangaten en ontelbare ladders dalen ze af naar het binnenste
van Parijs. Getooid met lampen, touwen en veiligheidshelmen, met als doel het
verkennen van de duistere tunnels om er te feesten, te schilderen, of te
fotograferen. Een goede gids is onmisbaar en vanwege de vele gevaren is het
afdalen zonder gids, sinds 2 november 1955, zelfs strafbaar. Er bestaat een
speciale politie-eenheid die dag en nacht patrouilleert in de catacomben en
zich alleen bezig houdt met het opsporen van illegale bezoekers. Boetes kunnen
oplopen tot 60 euro per overtreding.
Parijs is het Mekka
voor ondergrondse exploratie, zei Lazar Kunstmann onlangs in een interview met
de National Geographic. Hij is woordvoerder van een groep van Urban Explorers
die zelfs een clandestiene bioscoop runde onder de grond op een plek dicht bij
de Seine en de Eiffeltoren. De groep heeft nog zeven andere ondergrondse sites,
waarvan hij weigerde om meer details te geven. In de eeuwige nacht van het
ondergrondse Parijs is geheimhouding heilig in een subcultuur met codes en
schuilnamen. Op 23 augustus 2010 werd de ondergrondse bioscoop helaas ontdekt
door de politie. Het filmtheater was voorzien van 30 uitgehakte zitplaatsen met
houten zittingen. Het complex omvatte verder een bar, een restaurant en een
aantal kamers voor een overnachting. Water betrok men vanuit de tuinen van het
Trocadero en de elektriciteit werd illegaal afgetapt van het Palais de
Chaillot. Bijna twee decennia geleden waren er, naar verluidt meer dan 300
toegangen tot de steengroeven. De meeste zijn gesloten, maar nieuwe entrees
zijn blootgelegd door ondernemende ontdekkingsreizigers.
De catacomben van de Parijse opera
Opera
Garnier
De Cathaphiles zijn
niet de enigen die geïnspireerd raakten door de ingewanden van Parijs. Victor
Hugo schreef er over in Les Miserables, Gaston Leroux hield zijn held de
Phantom of the Opera verborgen in het helse doolhof onder de Opera Garnier.
In 2011 bracht ik een
bezoek aan het 'meer', compleet met bronnen afkomstig van een zijtak van de Seine
de rivier Grange Bateliere en schreef hierover het volgende: Voorzichtig loop
ik achter Gilber Harnay, brandweerman en al vierendertig jaar verantwoordelijk
voor de brandveiligheid van het Palais Garnier, maar voor deze gelegenheid is
hij mijn gids. Met in de ene hand een gigantische bos sleutels en in de andere
hand een krachtige schijnwerper volg ik hem zwijgzaam over stenen trappen en
door de lange smalle gangen, verboden voor het publiek, naar een immense
gewelfde kelder van ruim 2500 m².
De ingang naar het beroemde meer
We stoppen bij een
ijzeren hek. Mijn gids draait zich om en zegt met een zware stem; " le
lac, c'est ici...", dit is het meer. Hij draait zijn sleutel in het
hangslot en opent de zware ijzeren deur die toegang geeft tot het meer. Met
zijn lantaarn schijnt hij naar beneden langs een ijzeren trap die in het water
steekt. Ongeveer een meter lager schittert het water in het licht van de
lantaarn. Het meer ligt onder onze voeten zegt hij op langzame toon. Het dient
als waterreservoir indien er brand is in het gebouw en voor duiktrainingen van
de Parijse brandweer. Bij een lage waterstand kun je er varen met een boot. Het
meer is eigenlijk een groot caisson van 50 bij 20 meter, zo'n 3 meter hoog en
bezaaid met kolommen.
Even dwalen mijn
gedachten af naar de prachtige slotscene uit de Phantom of the Opera waar het
Spook met zijn geliefde Christine per boot het meer oversteekt verlicht met
honderden fakkels. "Geen weg terug meer, de laatste drempel zijn we
overgestoken, dus sta hier - en kijk hoe
hij brandt… We hebben de weg terug achter ons gelaten…". Het luid
dichtvallen van het ijzeren hek brengt me weer tot de werkelijkheid.
De meeste opera's
worden tegenwoordig opgevoerd in de Opéra Bastille. Hier in de Opéra Garnier
bijna uitsluitend balletvoorstellingen. Zo blijft, zeker hier, de jaarlijkse
balletuitvoering van le Lac des Cynges, het zwanenmeer een bijzondere betekenis
houden.
Een kerhof vol met oude metrotreinen - photo courtesy of Melanie de Groot van Embden
Onlangs zag ik
bijzondere foto's van de Frans Nederlandse journaliste en fotografe, Melanie de Groot van Embden. Parijse
treinspotters hebben een jarenlang goed bewaard geheim prijsgegeven. Naast het
metrostation Villiers in het 17e arrondissement, op een zijspoor van metrolijn
13, staan ondergronds een groot aantal oude metrovoertuigen geparkeerd. Sommigen
in deplorabele staat. Een kerkhof vol treinen in ruste, af en toe verstoord
door enkele graffitikunstenaars of fotografen die deze wegkwijnende
treinstellen voor vergetelheid willen behoeden. Hopelijk worden ze te zijner
tijd opnieuw gerestaureerd om te pronken in een metromuseum dat Parijs, net als
een fotografiemuseum overigens, ontbeert.
Vergane glorie, weggestopt diep onder de grond -photo courtesy of Melanie de Groot van Embden
De riolen van Parijs,
Les Égouts, vormen een minder bekende bezienswaardigheid. De eerste open
rioolnetwerken in Parijs stammen uit de Middeleeuwen. Het schoonmaken van de
poelen en het afvoeren van het afval was een vieze en zware klus, die vooral
door galeislaven werd uitgevoerd. Velen legden het loodje door de verstikkende
gassen, opstijgend uit de 'rottende' meren in de stad. De stank was vaak
ondragelijk. Het is aan Huges Aubriot, provoost onder Karel V (die regeerde van
1322-1328) te danken, dat Parijs zijn eerste gewelfde riool kreeg in de buurt
van de Hallen, die vervolgens het afvalwater afvoerde naar de Seine. In 1789, ruim vier eeuwen later, was er pas
26 kilometer riool terwijl de Parijse bevolking excessief groeide. Pas in 1855
kreeg Parijs een coherent systeem voor zowel de drinkwatervoorziening als de
afvoer van afvalwater, naar een ontwerp van de Franse ingenieur Eugène
Belgrand, die ook wel de grondlegger van het huidige rioleringssysteem wordt
benoemd. Van hem kwam ook het idee om een grote buis vanuit de Rive Droite aan
te leggen, naar het dorpje Asnières, om zo de als maar vervuilende Seine te
ontzien. Het afvalwater werd weer hergebruikt als irrigatie van de
landbouwgronden in de voorsteden. Al snel bleken de vloeivelden te klein om het
totale aanbod van afvalwater aan te kunnen, vandaar dat men in 1910 in Yvelines
een zuiveringsinstallatie bouwde, die tot op de dag van vandaag zorg draagt
voor de afvoer van de ingewanden van Parijs.
De ingewanden van Parijs
Momenteel strekt het
netwerk van riolen zich uit over meer dan 2400 kilometer. Elke straat heeft
zijn eigen riool. Straten breder dan twintig meter hebben er zelfs twee. Parijs
kent ook nog ruim 63.000 'privé-riolen'. De hoogte van de rioolbuizen variëren
van 5 meter (hoofdriool) tot 3,8 meter
en 2,6 meter (basisriool). Fraaie porseleinen bordjes geven de naam van het
riool aan, die overigens overeenkomt met de naam van de straat, boulevard,
avenue of plein waaronder het riool loopt. Dagelijks stroomt er 1,8 miljoen
kubieke meter aan afval- en regenwater door dit bijzondere buizensysteem.
Het is een stad onder
een stad met trottoirs, bruggen, kanalen en kades waarover de égoutiers zich
verplaatsen. In Parijs werken zo'n 1000 égoutiers, het corps dat toezicht houdt
op de riolen. Zo'n 300 zijn er in dienst
bij de gemeente Parijs, de overigen werken in de privé sector. Geen
ongevaarlijk werk, vanwege infectierisico's van open wondjes of rattenbeten,
gezien de grote kolonie ratten die in de riolen huist. Men schat dat er op elke
Parijzenaar (rond de 2,2 miljoen) een tot drie ratten beneden wonen. Een
rekensom is nu snel gemaakt. Gemiddeld brengt een égoutier 22 jaar van zijn
werkzame leven door onder de grond. Ze gaan dan ook rond hun 52e met pensioen.
Een ondergronds netwerk van meer dan 2400 kilometer
De ingewanden van
Parijs kennen we natuurlijk uit het meesterwerk van Victor Hugo's Les
Misérables, dat zich afspeelt voor en tijdens de opstand van 1848 in Parijs. Op
een gegeven moment komen de opstandelingen in het nauw en raakt een van hun
leiders Marius Pontmercy gewond. De ex-gevangene Jean Valjean neemt hem over
zijn schouder en vindt in het riool een veilige schuilplaats. De inspiratie van
deze scene zal Victor Hugo gekregen hebben van zijn vriend Brusneseau, die in
de 19e eeuw besloot het rioleringssysteem in kaart te brengen. Dat was vóór die
tijd namelijk nog nooit gebeurd. De populariteit van de riolen inspireerde
meerdere film- en musicalmakers. In 2012 werd Les Misérables opnieuw verfilmd
met in de hoofdrollen Hugh Jackman, Russell Crowe, Anne Hathaway en, Amanda
Seyfried.
Les Miserables: Filmposter ontworpen door Ignition Print - Courtesy Universal Pictures
Het is vandaag de dag
nog steeds mogelijk om onder leiding van een gids een wandeling te maken door
de riolen. Overigens werden de eerste rondleidingen georganiseerd tijdens de
Wereldtentoonstelling van 1867. Toen vond de excursie plaats in een wagentje
vanaf het verzamelpunt bij Sébastopol. Later werden de rondleidingen bij kaars-
of gaslicht uitgevoerd per bootje. Tijdens de huidige rondleiding krijgt men
het hart van het netwerk te zien. Een onopvallende trap op de hoek van de Quai
d'Orsay en de pont de L'Alma, in de schaduw van de Eiffeltoren geeft toegang
tot deze onderaardse attractie. Een blauw bord met 'Visite les Egouts de Paris'
markeert de ingang naar de ingewanden van Parijs.
Natuurlijk kun je ook
op eigen houtje proberen om een van de 28.000 roosters of putdeksels te lichten
en naar beneden af te dalen. Vergeet dan niet om een stratenplan van Parijs mee
te nemen. Want je zult weinig mensen tegenkomen om de weg te vragen.
Montsouris een van de vijf waterreservoirs van de stad Parijs
Réservoir
de Montsouris
Op de hoek van de rue
de la Tombe-Issoire en de avenue Reille in het 14e arrondissement, bevindt zich
een van de grootste waterreservoirs van Europa; Réservoir de Montsouris, 265m
lang, 135 meter breed, met buitenmuren van meer dan 2 meter dik en 80 meter
boven de zeespiegel. Montsouris is een van de vijf waterreservoirs die zorgen
voor de watervoorziening van de hoofdstad. Gebouwd tussen 1868 en 1873 door
Belgrand op oude kalksteengroeven. Met twee reservoirs die ondersteund worden
door 1860 pijlers. Het reservoir onder de grond heeft een diepte van 5 meter en
bovengronds, maar geheel afgedekt, een diepte van ruim drie meter. Hierin wordt
water, nog steeds aangevoerd via aquaducten ten zuiden van Parijs. uit de
rivieren de Vanne, de Loing en de Lunain opgeslagen, waarmee de helft van de stad
wordt bevoorraad. Van buiten te herkennen aan de prachtige pomphuisjes die
zomaar van een signatuur van Eiffel zouden kunnen zijn. Op de muren staan namen
die verwijzen naar de rivieren in de buurt van Parijs. Om de zuiverheid van het
water te testen worden er in het bassin forellen gekweekt. Een bezoek kan
alleen na een schriftelijk verzoek
aan Eau de Paris die het beheer voert over alle waterreservoirs van Parijs. Nog
een andere wetenswaardigheid; per dag wordt er in Parijs 377.977 m³ drinkwater
verbruikt.
Prachtige pomphuisjes met namen van de rivieren
Een van de mooiste
legale attracties van Parijs is een onderaards gangenstelsel vol met knoken en
schedels, een soort museum van de dood. Les Catacombes aan de place Denfert
Rochereau behoort tot een van de meest bezochte ondergrondse bezienswaardigheden
van de stad. Meer dan vijf tot zes miljoen menselijke skeletten liggen hier
begraven, het grootste beenderendepot ter wereld in een ondergronds netwerk van
165 kilometer aan tunnels.
Tot in de zeventiende
eeuw werden de doden letterlijk gedumpt op braakliggende terreinen in de stad,
vrijwel altijd naast of in de buurt van een kerk. De massagraven bleven open
tot ze verzadigd waren en werden daarna bedekt met een laagje aarde om de stank
tegen te gaan. Het waren hoogtijdagen voor de ratten, dieven en lijkenpikkers
wanneer er vrijwel dagelijks aanvoer was vanuit de diverse ziekenhuizen in de
stad. In de dertiende eeuw kende Parijs vijf van zulke publieke
'begraafplaatsen'. Saint Innocents, Saint Benoit, Saint Honoré, Saint Landry
en Saint Nicolas des Champs. In
de zestiende eeuw waren er 65 kerken en kapellen met een naastliggend kerkhof.
Het cimetière des Saint Innocents, naast de voedselhallen, was eeuwenlang, met
18 lagen, de grootste dodenakker van Parijs. De opgezwollen en gistende lijken lagen
tegen de muren van de huizen opgestapeld. Op 9 november 1780 besluit het
stadsbestuur dat het zo niet langer kan en sluit het kerkhof, om vervolgens
opdracht te geven om alle restanten te verhuizen naar de grootste ondergrondse
necropolis van de stad: De Tombe Issoire onder de place d' Enfert, het
Helleplein. Op 7 april 1786 vind de inzegening plaats en vanaf dat moment
trekken de karren 's nachts door de stad, afgedekt met een zwarte doek en
vergezeld door fakkeldragers en een priester, zingend het 'Libera me Domine'. 'Requiem
æternam dona eis Domine' (Heer, geef hun eeuwige rust). Nog 16 andere Parijse
begraafplaatsen worden geëlimineerd. Dit gaat zo door tot 1860. Alleen al uit
het cimetière des Saint Innocents kwamen 2 miljoen overblijfselen.
STOP! Hier begint het dodenrijk
Tunnel na Tunnel,
kilometers lang, liggen de beenderen netjes soort per soort opgestapeld, links
en rechts gelardeerd met een schedel. De ondergrondse gangen dragen de namen
die overeenkomen met de straatnamen bovengronds. Twee macabere kilometers kunt
u elke dag, behalve op maandag, bezoeken. U gaat ondergronds op de Place
Denfert Rochereau. Na een benauwd gangenstelsel te hebben doorlopen komt u bij
een poort met het opschrift: Arrête! C’est ici l’Empire de la Mort (Stop!
Hier begint het dodenrijk). Een stukje verder een plakkaat met de veelzeggende
tekst: “Pensez le matin que vous n’irez peut-être pas jusques au soir, et au
soir que vous n’irez peut-être pas jusques au matin". Ofwel "houd er elke morgen
rekening mee dat u misschien de avond niet haalt en houd er elke avond rekening
mee dat u misschien de morgen niet haalt". Opbeurend toch? Neem in ieder
geval een warme trui en een zaklantaarn mee en hou er rekening mee dat u
honderden traptreden moet beklimmen. 131 treden naar beneden en weer 83 treden naar
boven. Het mooie is dat u op een heel andere plek boven de grond komt als waar
u naar beneden bent gegaan. Ik garandeer u een bijzondere maar vooral boeiende
wandeling.
Vijf tot zes miljoen skeletten liggen begraven in de catacomben van Parijs
Les Catacombes, avenue
Colonel Henry Rol Tanguy 1, 14e arrondissement, metro Denfert Rochereau. Geopend dinsdag tot en met zondag van
10.00 uur tot 16.00 uur (laatste toegang)
Musée des Égouts de Paris. Quai d'Orsay tegenover nummer 93. Metro
Alma-Marceau. Openingstijden van 1 oktober tot 30 april van 11.00 uur tot 16.00
uur en van 1 mei tot 30 september van 11.00 uur tot 17.00 uur. Let op de riolen
zijn gesloten op donderdag en vrijdag. Entree € 4,30
Réservoir
de Montsouris, Avenue
Reille, 14e arrondissement, metro: Alesia - Porte d'Orléans, Bezoek alleen
mogelijk na schriftelijk verzoek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten