De hoofdstad die
Napoleon III en Baron Haussmann - geen van beiden geboren Parijzenaars - voor
ogen hadden was een soort permanente en op de toekomst gerichte
wereldtentoonstelling van de perfectie. Onder zijn regering werd Parijs
verfraaid en gemoderniseerd tot de mooiste stad van Europa, Baron Haussmann
sloopte de smerige middeleeuwse straten en ontwierp een geordende, ruim
opgezette hoofdstad met een geometrisch patroon aan boulevards. In de periode
van 1852 tot 1870 liet hij 20.000 huizen slopen, bouwde er 40.000, liet 90
kilometer straten aanleggen, 560 kilometer riolering, alsmede twee
waterreservoirs, twee bossen, drie parken en 19 pleinen. Vijftien jaar lang was
Parijs een grote bouwplaats. Wat daarna volgde was de 'Belle Époque', de tijd
van het goede leven. Aan die tijd dankt Parijs veel van haar iconen die nog
steeds in de stad aanwezig zijn of helaas langzaam verdwijnen. Daar gaat deze
blog over, want de de charme van Parijs schuilt evenzeer in haar grootsheid als
in haar kleine verborgen 'schatten'.
Zonder twijfel het beroemdste icoon van Parijs
De
ijzeren dame
Het beroemdste icoon
van de stad is natuurlijk de Eiffeltoren. Laat mensen, die nog nooit in Parijs
of zelfs in Frankrijk zijn geweest, een foto van de Eiffeltoren zien en ze
zeggen onmiddellijk Parijs! Laat ze een wereldkaart zien en tien tegen een
kunnen ze Frankrijk niet aanwijzen. Maar weinigen weten dat de beroemde toren,
vernoemd naar Gustave Eiffel, helemaal niet zijn idee was. Het waren de twee
hoofdingenieurs van Eiffel en Cie; Maurice Kœchlin en Emile Nouguier, die met
een stoutmoedig plan kwamen voor de bouw van een metalen toren van 300 meter,
gelijk aan het symbolische getal van duizend voet. In 1884 werd er al gewerkt
aan plannen voor een groots monument voor de wereldtentoonstelling van 1889,
dat het eeuwfeest van de Franse revolutie van 1789 moest markeren. Gustave
Eiffel was in die tijd eigenaar van Eiffel en Cie, en was een van de weinige
constructeurs die het principe van het bouwen van stalen constructies onder de
knie had. Op 18 september 1884 kwam het patent voor de toren, nr. 164364, op
naam te staan van Eiffel, Kœchlin en Nouguier, bij het Institut National de
Propriété Industrielle. Eiffel bleek niet alleen een briljant ingenieur te
zijn, maar ook iemand met een uitgesproken gevoel voor commercie. In ruil voor
een procent van de totale bouwkosten kocht Eiffel het exclusieve eigendomsrecht
van het patent van zijn twee hoofdingenieurs. In januari 1887 tekende Gustave
Eiffel een overeenkomst met de Franse overheid, waardoor hij een vergunning
kreeg om gedurende twintig jaar de toren onder eigen naam te exploiteren, plus
een subsidie van 1,5 miljoen Franse Franc. De overige gelden voor de 7,8
miljoen Franse franc, die benodigd waren voor de bouw van de toren, betaalde
hij voor de helft uit eigen vermogen en de andere helft werd geleend bij drie
banken.
Enkele dagen later, op
26 januari 1887, ging de eerste schop de grond in. Het duurde slechts zes
maanden om de funderingen te bouwen en 21 maanden, om de geprefabriceerde
metalen delen op zijn plaats te brengen. De fabriek van Eiffel, in Levallois
Perret, fabriceerde onder leiding van 40 ingenieurs en tekenaars, de 18.038
metalen onderdelen waaruit de toren bestond. Het metaal werd geleverd door de
ijzerfabriek van Dupont et Fould uit Pompey in de provincie Meurthe et Moselle.
Alle metalen onderdelen werden op de tiende millimeter nauwkeurig voorgeponst
met klinknagelgaten, zodat ze op locatie aan elkaar konden worden bevestigd met
klinknagels, eveneens uit eigen fabriek.
2,5 Miljoen klinknagels
waren nodig voor de bouw van de Eiffeltoren. Alleen al voor het monteren van de
klinknagels was een team van vier man nodig. Een om ze roodgloeiend te
verhitten, twee om ze bij de voorgevormde kop in de gaten te plaatsen en te
houden en de vierde om de klinknagel aan de achterzijde plat te slaan. Als de
verhitte klinknagels afkoelden krompen ze en trokken zo de onderdelen strak
tegen elkaar. De eerste verdieping werd bereikt op 7 december 1887, de tweede
op 15 augustus 1888 en de toren werd voltooid op 31 maart 1889. Tijdens de
wereldtentoonstelling van 1889 werd de toren bezocht door 2 miljoen mensen en
de kosten van de bouw werden al tijdens de tentoonstelling zelf terugverdiend.
Eiffel, toen 57 jaar was op slag multi-miljonair. Om te voorkomen dat de
Eiffeltoren zou worden afgebroken in 1910, wanneer zijn huurovereenkomst
afliep, begon Eiffel met allerlei natuurkundige experimenten. De toren
fungeerde al als meteorologisch waarnemingsstation en werd 10 jaar later
gebruikt voor militaire toepassingen op het gebied van draadloze telegrafie.
Met de installatie van een permanent radiostation in 1906 werd het voortbestaan
van de toren bezegeld. Op 1 januari 1910 werd de huurovereenkomst met Eiffel
verlengd met 66 jaar.
Het Haussmanngebouw typerend voor Parijs
Het
Haussmanngebouw: Over Franse balkonnetjes en Mansardedaken
De herinrichting van
Parijs onder Baron Georges Eugène Haussmann (1809-1891) ging volgens strenge
bouwvoorschriften, waarin ieder bouwkundig element stond omschreven; van
overhang, tot deur-, raam- en poortbreedte. Vijf of zes verdiepingen plus
begane grond. De minimale hoogte van de verdiepingen moesten volgens hem 2,60
meter bedragen. Een balkon op de eerste en vierde verdieping allen met
gelijkwaardige uitlijning. In een Haussmanngebouw is de tweede verdieping de
royale woonverdieping met balkon, de derde en de vierde verdieping hebben
dezelfde stijl maar minder weelderig en de vijfde verdieping is voorzien van
niet gedecoreerde lange balkons en de daken hellen onder 45 graden. Het gebouw
mag niet hoger zijn dan 37 meter. En dan de afwerking. Kijk eens naar de
patronen van de typische Franse balkonnetjes, de symmetrie van de Mansardedaken
van zink of leisteen met dansende schoorstenen. De daken van Parijs vormen een
uniek landschap, dat op elk moment van de dag anders kleurt. Soms zijn ze
donker, dan weer spiegelen ze alle tinten van de hemel. Onverslijtbaar en
prachtig vormgegeven in fraaie rondingen, onderbroken door rijen dakkapellen.
Het woord Mansarde is te danken aan de architectenfamilie Mansart. Een Mansarde
is een kamer onder de balken met een raam dat uitspringt. Ooit bedoeld voor de
dienstmeisjes, “les petites bonnes”. Die
mochten niet bij de familie slapen en kregen de restruimte op zolder. Meestal
onder het zinken dak, met een eigen trap naar de zesde of zevende verdieping en
piepklein; minder dan negen vierkante meter.
Straatnaambordjes; pas in 1932 werd de huidige vormgeving officieel vastgelegd
Straatnaambordjes
Wat opvalt in Parijs is
dat het straatmeubilair door de jaren heen nauwelijks is veranderd. Er is
werkelijk geen andere stad ter wereld waar het verleden vuriger gekoesterd
wordt dan in deze stad. In 1729 werd wettelijk vastgelegd dat straatnamen op de
straathoeken geplaatst moesten worden. De straatnaam werd toen gegraveerd, op
elke hoek van de straat in de gele zandsteen. Deze maakte weer plaats in 1823
voor witte ijzeren platen met zwarte letters. De blauwe, geëmailleerde platen,
die nu nog steeds in gebruik zijn, dateren uit 1844. In 1876 werd per decreet
vastgelegd dat ook het nummer van het arrondissement moest worden toegevoegd.
Pas in 1932 werd de huidige vormgeving officieel vastgelegd.
Urinoirs uit het verleden, helaas verdwenen uit het stadsbeeld - fotografie Charles Marville
Urinoirs
een Franse vinding
In 1830 introduceerde
Parijs op elke belangrijke boulevard urinoirs of pissoirs, vaak prachtig
vormgegeven. Helaas vielen de meeste weer ten prooi aan de Julirevolutie. Een
revolutie die in 1830 door de middenklasse in Frankrijk tegen koning Karel X
werd gevoerd. De Franse middenklasse vond zichzelf te veel benadeeld door de
koning. Voor de slachtoffers van de Julirevolutie werd op de Place de la
Bastille een monument opgericht, de Colonne de Juillet, ook een icoon. Gelukkig
keerde ze in 1840 weer terug in het straatbeeld, vaak verborgen in fraai
vormgegeven zuilen die weer diende voor de buitenreclame. In 1870 introduceerde
de gemeente, een in die tijd modern vormgegeven compartiment, bestaande uit
twee rondingen de zogenaamde 'vespasiennes'. De gemeente wilde ook hier een
eenduidige vormgeving en zo verdwenen de vroegere exemplaren uit het
straatbeeld. Gelukkig zijn ze nog op de gevoelige plaat vastgelegd door de
officiële stadsfotograaf van Parijs Charles Marville (In 1862 werd Marville
aangesteld als 'Photographe de la Ville de Paris'). Tot zijn dood in 1879,
documenteerde hij de rijkdom en diversiteit van het straatmeubilair van de stad.
Fotografie Charles Marville
De 'sanisettes' hebben
de vespasiennes waarvan er in de jaren dertig meer dan 1200 in Parijs waren, weer
vervangen. De enige nog 'werkende' vespasienne is te vinden op de boulevard
Arago, in het 13e arrondissement, tegenover nummer 86. Deze wordt overigens nog
regelmatig gebruikt. De stad Parijs is geen eigenaar van de 'sanisettes' maar
betaalt ongeveer 6 miljoen euro per jaar aan JC Decaux (wereldwijd marktleidend
exploitant van reclamedragend stadsmeubilair) voor huur en onderhoud. Er zijn
meer dan 400 sanisettes in de stad, en ze worden ongeveer drie miljoen keer per
jaar gebruikt.
De
Hittorff lantaarnpaal
Veel architectuur in de
stad is van Jacques-Ignace Hittorff, de verbreider van het gebruik van
gietijzer en de ontwerper van de gaslamp. Hittorff werd door Lodewijk-Philips
in 1839 aangesteld om het Place de la Concorde opnieuw in te richten. Hij
schetste de fonteinen die daar zouden komen en hij liet aldaar, naar een idee
van de koning, de obelisk van Luxor neerzetten. Napoleon III droeg hem daarna
op het park Bois de Boulogne en de Champs Elysées in te richten. Er werden meer
dan 1200 gaslampen geïnstalleerd. De bijnaam 'lichtstad' heeft Parijs te danken
aan haar vooruitstrevende verlichtingsbeleid. Al in 1558 plaatsten de
stedelingen olielantaarns, ruim een eeuw voordat andere Europese steden dat
gingen doen. In 1878 krijgt Parijs als eerste stad elektrische
straatverlichting en in de loop van de 20ste eeuw verdwijnen de booglampen om
plaats te maken voor natrium- en hogedruk kwiklampen. Gelukkig is de typische
vormgeving van de Hittorff lantaarnpalen voor Parijs bewaard gebleven.
De Hittorff lantaarnpaal
De
Wallace fontein
Verspreid over de hele
stad vind je nog zo’n 120 drinkwaterfonteintjes die door de Engelse francofiel
en kunstverzamelaar Richard Wallace in 1871 aan de stad zijn geschonken. 'Les
Fontains Wallace', gemaakt van gietijzer en herkenbaar aan hun kleur; donkergroen,
zoals elke straatmeubilair van die tijd, ontworpen door Charles-Auguste Lebourg.
Een achthoekige sokkel waarop vier vrouwenbeelden (kariatiden) symboliserend;
vriendelijkheid, eenvoud, naastenliefde en soberheid. Onder een puntige koepel
versierd met dolfijnen, stroomt veilig en schoon drinkwater. In het kader van
de hygiëne zijn de vertinde bekers in 1952 verdwenen, maar hun dorstlessende
functie hebben ze nog steeds. Weinigen weten dat er in Parijs vier modellen
zijn: Het grote model met een hoogte van 2,71 meter, het model (2,50 meter
hoog) waar de vier vrouwenbeelden zijn vervangen door kolommen om de
productiekosten omlaag te brengen, een muurfontein te ontdekken in de rue
Geoffroy-Saint-Hilllaire (5e) en de lage Borne-fontaine die je vaak vindt bij
de ingang van een park. Al deze fonteinen worden 'fontaines-Wallace' genoemd en
zijn groen van kleur. Echter er zijn drie uitzonderingen. Één rode in het hart
van de Chinese wijk, één La Poste geel en drie rose versies: avenue d'Ivry,
Esplanade Pierre Vidal-Naquet en de place Jean-Anouth allemaal in het 13e
arrondissement.
De Wallace fontein vernoemd naar de gulle gever; Richard Wallace
Morriszuil
En wie kent ze niet: de
“collonnes”, of de Morriszuilen. Gabriël Morris, waarnaar de reclamezuilen zijn
vernoemd, verwerft in 1868 de concessie. Prachtige zuilen waarop theaterstukken
werden aangekondigd. Gelukkig bestaan ze nog steeds, ondanks een poging in 2006
van de toenmalige burgemeester Bertrand Delanoë om de zuilen te laten
verwijderen. Gabriel Morris had van huis uit een drukkerij en zocht een
mogelijkheid om zijn theaterposters opvallend in het Parijse straatbeeld te
displayen. De prachtige groene zuil bood uitkomst en slim als hij was liet hij
deze vervaardigen bij een metaalgieterij die toevalligerwijs ook zijn eigendom
was, 'La Société Fermière des Colonnes Morris' (waar hebben we dit eerder
gezien; oh ja, bij Gustave Eiffel). Rond 1900 kende Parijs 223 van deze
reclamezuilen. In 1986 werd La Société Fermière des Colonnes Morris aangekocht
door het internationale publiciteitsbedrijf de JCDecaux Groep die we ook kennen
van de 'sanisettes' en de Parijse huurfiets de Velib. In 2006 financiert JC
Deceaux, in ruil voor de concessie van maar liefst 1600 reclameborden, een
miljoenenproject; de Velib. 20.000 fietsen op 1450 punten in Parijs. Nooit
verder dan 300 meter lopen vind je een Velib fietsverhuurstation.
De 'collonne', of Morriszuil
Metro
iconen
In 1898 werd er door de
Gemeente Parijs een prijsvraag uitgeschreven voor het ontwerp van de ingangen
van de metrostations in Parijs. Hoewel architect Hector Guimard niet had
deelgenomen aan de prijsvraag, kreeg hij door tussenkomst van een vriend, die
tevens voorzitter was van de Parijse gemeenteraad, toch de opdracht voor deze
'bouches de métro'. Mede onder druk van Edouard Empain, die de architectuur
ervan wilde toevertrouwen aan een adept van de art nouveau en volgeling van
Victor Horta, Hector Guimard.
Metropolitain typografie is ontworpen door de Fransman Georges Auriol
Guimard ontwierp
vreemde ijzeren ingangen, met beschuttende glazen luifels die op
libellenvleugels leken en groen geverfde gietijzeren staanders met organisch
gevormde lampen als bloemknoppen, op slanke metalen stengels. De uit steen en
smeedijzer opgebouwde zwierige werken waren gedeeltelijk geïnspireerd door de
Japanse kunst en door de plantenwereld. Het hekwerk bestond uit vijf
verwisselbare ijzeren standaard-elementen, die in naturalistische vormen waren
gegoten. Zij vormen tevens de omlijsting voor geëmailleerd glas en staal. De
ingangen doken in vier jaar tijd overal op in de straten van Parijs en
bezorgden Guimard zowat eeuwige roem.
Guimard is de ontwerper van deze prachtige metro-ingang aan de Porte Dauphine
Al sinds 1900 speelt
het design en architectuur een belangrijke rol in het ontwerp van de Parijse
metro. Wie kent niet de beroemde witte, vierzijdig afgeschuinde, geglazuurde metro- tegels van zandsteen die
werden gefabriceerd door het bedrijf Boulenger in Choisy-le-Roi, Val-de-Marne? Of de bijzondere smeedijzeren 'metro-totems'
van Aldolphe Derveaux bij iedere ingang, vaak en helaas vervangen door de gele
plastic uitziende "M". De typische Metropolitain typografie is
ontworpen door de Fransman Georges Auriol.
Kenmerkend is ook het
werkelijk prachtige ontwerp van de bovengrondse stations van lijn 2 en lijn 6,
allemaal 75 meter lang en gebouwd hoog boven de grond, op grote neoklassieke
ijzeren pilaren. Dit alles naar een ontwerp van de Franse architect Jean
Camilla Formigé en verwezenlijkt door de werkplaatsen van J. Leclaire in
Montreuil, die ook de opdracht kreeg voor het viaduct van het station
Austerlitz. Alle hoog boven de weg gelegen stations van Jaurès, Stalingrad, La
Chapelle en Barbès-Rochechouart, zijn aan de voorzijde en de achterzijde
voorzien van glas met daaronder sierlijke bouwelementen voorzien van guirlandes
en afbeeldingen van stoomtreinen en bijenkorven. Deze oplossing werd later te
duur gevonden. Bij lijn 6, gebouwd tussen 1900 en 1909 werden de bovengrondse stations opgetrokken
in tweekleurig baksteen.
Les 'chasse-roue' of 'boute-roue' aan weerszijde van de Passage Saint-Paul
Chasse-roue
Let tijdens uw
wandelingen langs de boulevards eens op de grote toegangspoorten. Vaak zie je
links en rechts voorwerpen die meer een sta-in-de-weg lijken. Gemaakt van ijzer
of beton en ze lijken de toegang expres te versmallen. Uit welke tijd deze
objecten stammen kan ik nergens terugvinden, zeer waarschijnlijk de
middeleeuwen, maar ze luisteren naar de volgende namen; 'chasse-roue' of 'boute-roue'
bedoeld om te voorkomen dat de wielen van een koets schade toebrengen aan de
muur. In het begin waren ze gemaakt van steen maar werden voor de typische
Haussmann gebouwen gemaakt van metaal. Aan de bovenzijde zijn de poorten vaak
voorzien van fraaie bas reliefs, gebeeldhouwde ornamenten in steen. Vaak vormen
ze een omlijsting voor het huisnummer. Een van de mooiste bas-reliefs van
Parijs is te vinden aan de avenue Rapp 29.
Een van de mooiste bas-releifs van Parijs; Avenue Rapp 29
Parijs biedt een
indrukwekkende waaier van iconen die al decennia bestand schijnen te zijn tegen
de tijd en de bewogen geschiedenis van Frankrijk.
Prachtig stuk en leuk om te lezen en te weten. Complimenten!
BeantwoordenVerwijderenReacties van Nederlander in Frankrijk op Nederlanders.Fr
BeantwoordenVerwijderenReactie van Boudewijn Bolderheij
Ha, dag Ferry,
Deels een sprankelend feest van herkenning, deels " aha " zit dat zo.
Ik heb weer meer dan genoten.
Boudewijn
Reactie van Paul Bast
Wat een prachtige post. Zeer informatief, leerzaam en schitterende zw/w foto's.
Dank je wel @ ferry. Heerlijk om hier ook af en toe dit soort publicaties tegen te komen.
Chapeau.
Reactie van Frits Lamme
Ik heb zelf een hekel aan "de grote stad", maar de manier waarop jij je onderwerpen benaderd en beschrijft is weergaloos en prikkelt zelfs mij zeker een aantal keren die kant op te gaan......in ons hameau heb ik twee Parijse buren, beiden laten zich voorstaan op hun grote kennis over die stad, maar als ik ze jouw stukken laat lezen als ze hier zijn......dan zijn ze volkomen lyrisch als ze via jou nieuwe ontdekking doen. Prachtig om te zien.......ze vreten het! Ook mijn zoon, ambachtelijk smid, is helemaal verrukt op alles op zijn vakgebied dat daar zo fraai bewaard is gebleven......
Reacties van Nederlanders in Frankrijk op Nederlanders.Fr
BeantwoordenVerwijderenReactie van Anton
Weet je, als je je goed vasthoud aan de blogs van Ferry en je ogen dicht doet, dan kun je mee-zweven door de straten van Parijs.
Bedankt voor weer een prachtige bijdrage.
Reactie van Yolanda
Ik hoef met dit verhaal en prachtige foto's echt niet meer naar Parijs. En Anton, óók met ogen open, vooral met zulke mooie zw/w foto's zweef ik met Ferry mee door Parijs. Prachtig! Yolanda
Reactie van Jos van den Hout
Hoi Ferry.
Ook nu heb ik weer genoten. Wat een werk en uitgebreide info.
Ik sluit mij dan ook aan bij de overige reacties.
Bedankt weer en groeten,
Jos