‘Ik kan er niets aan
doen dat mijn schilderijen niet worden verkocht. Toch zal de dag komen dat men
zal zien dat ze meer waard zijn dan wat wij erin steken voor de verf en al met
al zeer schamele levensonderhoud’.
Vincent van Gogh aan zijn
broer Theo.
Hij kreeg gelijk in het
feit dat velen wereldwijd zijn schilderijen gingen waarderen, alleen maakte
Vincent het niet meer mee, en ook zijn broer Theo niet. Vincent van Gogh, de
arme kunstenaar die niet werd begrepen zo mooi weergegeven in de chanson
‘Vincent’ van Don Mclean uit 1971.
Now I understand
What you tried to say to me
And how you suffered for your sanity
And how you tried to set them free
They would not listen, they did not know how
Perhaps they'll listen
now
Nu begrijp ik,
wat je mij probeerde
te zeggen.
Hoe je leed om bij je
verstand te blijven,
hoe je ze probeerde
vrij te laten.
Ze wilden niet
luisteren, ze wisten niet hoe,
misschien dat ze je nu
wel horen.
Museum of Modern Art, New York, Verenigde Staten - Kunstenaar Vincent van Gogh 1889
Vincent kwam uit een
gegoede familie. Zijn moeder, Anna Cardentus, kwam uit het chique Den Haag en
vader Theodorus was dominee. Geboren in het Brabantse dorp Zundert en van 1853
tot 1869 woonde hij bij zijn ouders in de pastorie van de Nederlands-hervormde
kerk omringd door flink wat personeel; een dienstmeisje, twee koks, een tuinman
en een gouvernante. In dit huis werden ook zijn broers en zusters, Anna, Theo,
Lies, Willemien en Cor geboren. De eerste tekenlessen kreeg hij van zijn
moeder. Zij bracht hem ook de liefde voor de natuur bij. Op de hbs in Tilburg,
die hij overigens niet afmaakte kreeg hij tekenlessen van Constant Huysmans die
zijn inspiratie opdeed bij diverse Belgische Kunstinstituten.
De jonge Vincent bleek een
nieuwsgierig maar vooral een onrustig mens. Na zijn middelbare schooltijd in
Tilburg vertrok hij op 16 jarige leeftijd naar Den Haag en kreeg een baantje als
jongste bediende bij zijn oom, de eigenaar van de Haagse kunsthandel Goupil
& Cie. Zijn broer Theo kreeg ook een baan in het filiaal te Brussel. Daar
begon ook de briefwisseling tussen Vincent en Theo. De oudste brief dateert uit
29 september 1872 en in totaal zijn er 820 brieven bewaard gebleven. 658 zijn
gericht aan zijn broer Theo de overige aan andere familieleden en vrienden. Van
Theo aan Vincent zijn helaas maar 41 brieven bewaard gebleven. Vincent had de
gewoonte om brieven meteen te verbranden nadat hij ze gelezen had.
Vincent - Photo Credits: Van Gogh museum Amsterdam
Na vier jaar Den Haag
werd Vincent overgeplaatst naar het filiaal van Goupil in London om te gaan
werken op de prentenafdeling waar hij een fervent verzamelaar van was. Op alle
kamers waar hij woonde prikte hij prenten aan de muur om zich thuis te voelen.
Dit tot grote ergernis van de huisbazen de als Vincent weer was vertrokken
achterbleven met een muur vol met gaten. Het verblijf aldaar was echter van
korte duur. Eugenie, de dochter van zijn hospita, aan wie hij een
huwelijksaanzoek had gedaan, bleek al verloofd te zijn. Liefdesverdriet was de
reden dat, door inbreng van zijn moeder, hij na twee jaar al werd overgeplaatst
naar een vestiging van Groupil & Cie aan de place de l’Opéra in Parijs.
Hier huurde hij, op een onbekend adres, een kamer op Montmartre. Op 1 april
1876 werd hij ontslagen omdat hij zonder toestemming op kerstvakantie was
gegaan. De eigenlijke reden was dat Vincent niet vriendelijk genoeg was tegen
klanten. Vincent’s echte reden van zijn onvriendelijkheid was dat klanten
alleen kunst kochten om te speculeren en niet omdat zij de kunstwerken ook
daadwerkelijk waardeerden.
Omzwervingen naar
Engeland (Ramsgate & Isleworth) brachten hem vervolgens terug naar
Nederland (Dordrecht en Amsterdam) België (Laken, Brussel, Borinage), weer
terug naar Nederland (Etten, Den Haag, Drenthe, Nuenen) en Antwerpen om
vervolgens 10 jaar later weer terug te gaan naar Parijs. Gedurende die
omzwervingen had Vincent inmiddels ontdekt dat theologie niet zijn ding was
maar dat hij zich steeds meer kunstenaar ging voelen. Het was Anton Mauve, een
aangetrouwde neef en zelf kunstschilder, die Vincent aanraadde om met olieverf
te gaan schilderen. Mauve maakte deel uit van de Haagse School en zijn
landschappen waren erg gewild bij kunstverzamelaars in het verre Amerika. De
uitvinding van de verftube in 1841 gaf Vincent ook de mogelijkheid om op
locatie te schilderen in plaats van in een atelier.
De plaquette in de rue Lepic 54 te Parijs
Parijs
In de vroege ochtend van
28 februari 1886 kwam Vincent aan in Parijs op het station Gare du Nord. Het
station, een creatie van de Duitse architect Jakob Ignaz Hittorf en gebouwd
tussen 1861 en 1865 was nog maar net een jaar open. Hij had de geldzorgen en de
ruzies uit de Antwerpse maanden achter zich gelaten en was vol goede moed. 'De
Franse lucht houdt de geest helder en doet je goed, oneindig veel goed',
schreef hij een kennis. Daar voegde hij zich bij zijn broer Theo. Eerst op een
etagewoning aan de rue Laval nr. 25 (tegenwoordig rue Victor Massé), om
vervolgens te verhuizen naar de rue Lepic 54 in de wijk Montmartre die Vincent
kende van tien jaar geleden. Het nieuwe appartement was voor Parijse begrippen
ruim en Vincent had er in ieder geval zijn eigen atelier: een kamer met een
klein raam aan de achterkant van het pand. Vanaf de vierde etage van het
appartementencomplex in Montmartre keken ze uit over de stad: een uitzicht dat
Vincent meerdere malen vastlegde op doek. Maar het liefst stond hij buiten op
straat in Montmartre, waar de onderwerpen zich voor hem aandienden:
straatgezichten, de molens op Montmartre cafés. In zijn atelier schilderde hij
verder aan de doeken waarmee hij buiten was begonnen, werkte hij aan
(zelf)portretten, maakte hij, geïnspireerd door de kunstenaar Monticelli,
talloze bloemstillevens en werkte hij naar afgietsels van klassieke sculpturen
die hij bezat.
Montmartre - Vincent van Gogh - Photo credits - Van Gogh museum Amsterdam
Spoedig na zijn aankomst
maakte hij kennis met tal van grote impressionisten uit die tijd, onder wie
Camille Pissarro, Paul Gauguin, Émile Bernard en Paul Signac. Hij was erg onder
de indruk van hun werken. Ook Japanse prentmakers, zoals Hiroshige, zouden hem
sterk beïnvloeden. Al snel waren deze invloeden ook in zijn eigen werk terug te
zien. Vincent begon met kleur te experimenteren in vegen en stippen. Weg van de
sombere Hollandse school. Zijn werk werd lichter en lichter. Ook schroomde hij
niet om steeds fellere kleuren te gebruiken. Veel van zijn kunstenaarsvrienden
zochten hun onderwerpen in de uitgaanswereld; cafés, danszalen, restaurants,
theaters en bordelen. Daar ontmoette hij Toulouse-Lautrec die het uitgaansleven
van Montmartre vastlegde op doek en op affiches. Maar Vincent bleef meer de
voorkeur houden voor stadsgezichten en landschappen vooral om en rond La Butte
van Montmartre. Verder was hij vaak te vinden in het café Le Tambourin aan de
rue Richelieu 27, samen met zijn vriend Paul Gauguin, waar hij een affaire
kreeg met de eigenares, een voormalig schildersmodel met de betoverende naam
Agostina Segatori, die hij in 1887 portretteerde. Hier had hij zijn eerste
tentoonstelling die eindigde in een ruzie met Agostina en het faillissement van
het café inclusief de daar aanwezige schilderijen.
Omdat Vincent geen geld
had voor de benodigde materialen ruilde hij zijn doeken voor nieuwe tubes of
schilderdoek. Niet ver van zijn appartement zat de winkel van Julien Tanguy,
door iedereen 'père Tanguy' genoemd. Een verfhandelaar en kunstverzamelaar, die
hij een paar keer heeft geschilderd. Een van de meest bekende portretten van
Tanguy, met een schort voor want Tanguy vulde zelf zijn tubes met verf, hangt
in het Musée Rodin in Parijs. De dochter verkocht het werk na zijn dood aan
Auguste Rodin en lange tijd bleef het in diens persoonlijke collectie.
Avenue de Clichy - Vincent van Gogh - Photo credits - Van Gogh museum Amsterdam
Een tweede
tentoonstelling samen met zijn vrienden Toulouse-Lautrec en Gauguin in de Grand
Bouillon restaurant du Chalet aan de avenue de Clichy, waar Vincent regelmatig
at, werd ook geen succes en na klachten van klanten kon hij ook daar zijn
biezen pakken. Vincent vertrok uiteindelijk op 19 februari 1888 naar Arles: hij
was moe van het drukke leven in de stad, de middelmatige wijn de vieze vette
biefstukken en ging in het zuiden op zoek naar helderder licht en de rust van
het platteland. De ruim 200 schilderijen die hij in twee jaar tijd in Parijs
had gemaakt liet hij bij Theo achter inclusief zo’n 25 zelfportretten. Theo zou
nog ruim een jaar in het appartement aan de rue Lepic wonen. Op 20 april 1888
verliet ook Theo het appartement. Hij betrok toen met zijn kersverse vrouw Jo
Bonger een appartement aan Cité Pigalle.
Andere landgenoten namen
zijn plek in. Sommigen, zoals de in het Bateau-Lavoir gevestigde Kees van
Dongen, absorbeerden typisch Parijse thema's (ballerina's, verlichte
danslokalen) om ze later in Nederland te introduceren; anderen sloegen hun
vleugels uit en gebruikten Parijs als springplank naar een internationale
schilderscarrière.
Vincent woonde ruim een
jaar in het Zuid-Franse Arles. Hij was daar zeer productief en hier ontwikkelde
hij een eigen, expressieve schilderstijl in krachtige kleuren en dynamische
penseelstreken. Van Gogh schilderde in augustus en september 1888 een viertal
versies van een vaas met zonnebloemen met de bedoeling om met deze schilderijen
de kamer op te fleuren van kunstenaar Paul Gauguin, die in de periode van
oktober tot en met december 1888 bij hem zou logeren in Arles. Ze werkten die
korte periode samen, maar zoals bekend ontaardde dit in ruzie. Eind december 1888 belandde Vincent in
een psychische crisis waarbij hij een deel van zijn linker oor afsneed en het vervolgens naar een
prostituee bracht. Opgenomen in het ziekenhuis aldaar werd hij op 7 januari
weer ontslagen. Maar eind januari en februari herhaalden de aanvallen zich en
verbleef hij langdurig in het ziekenhuis. In 1889 maakte Van Gogh nog enkele
andere versies van hetzelfde thema. Nu behoort de versie uit 1888 tot de
kostbaarste schilderijen uit de collectie van The National Gallery in Londen.
Vincent verliet Arles op
8 mei 1889 om zich vrijwillig op te laten nemen in een psychiatrische
inrichting in Saint-Rémy-de-Provence. Volgens de dokter was de heer van Gogh’
onderhevig aan aanvallen van epilepsie die zich met lange tussenpozen voordoen.
Tussen zijn aanvallen door schilderde en tekende Vincent veel; in eerste
instantie in de (tuin van de) inrichting, later ook daarbuiten. Hier schilderde
hij de beroemde Irissen die nu hangen in het J. Paul Getty museum in Los
Angeles.
Auberge Ravoux 1890
Nadat hij ontslagen was
uit de inrichting in Saint-Rémy kwam hij op 20 mei 1890 aan in Auvers-sur-Oise,
30 kilometer ten noordwesten van Parijs. Samen met Theo had hij al plannen gesmeed
om dicht bij zijn broer in of bij Parijs te komen wonen. Hij zou Theo dan
regelmatig kunnen zien en zou, onder toezicht van een arts, weer op zichzelf
kunnen gaan wonen. In Auvers huurde hij een kamer in Auberge Ravoux en bezocht
hij regelmatig dokter Paul Gachet, met wie hij bevriend raakte. Productief als
hij was trok hij veel de natuur in om
buiten te werken en schilderde vele indrukwekkende landschappen. Hij voelde
zich goed en van een in aantocht zijnde psychische crisis leek geen sprake te
zijn. Toch besloot Vincent een einde aan zijn leven te maken: op 27 juli 1890
schoot hij in een veld zichzelf in zijn borst. Hij strompelde nog terug naar de
herberg en werd daar verzorgd dokter Gachet. Theo snelde vanuit Parijs naar
Auvers. Het mocht niet baten. Vincent overleed twee dagen daarna aan zijn
verwondingen, in het bijzijn van Theo. Op 30 juli werd hij begraven op de
begraafplaats van Auvers.
Auberge Ravoux 2019
Zes maanden na Vincents
overlijden stierf ook Theo aan de gevolgen van syfilis. In zijn huis stonden
zo’n 500 schilderijen en lagen er 350 tot 400 tekeningen. Alles ging over naar
de jonge weduwe van Theo; Johanna van Gogh Bonder. Het duurde echter nog jaren
voordat de kunstwereld belangstelling toonde voor het werk van deze excentrieke
Nederlander. Het waren de beroemde galeriehouders Ambroise Vollard in Parijs en
Paul Cassirer in Berlijn, die in een vroeg stadium werken van Van Gogh uit het
stof van de zolderkamer bevrijden en aan de buitenwereld presenteerden.
Vincent's kamer in Auberge Ravoux
Vooral
in Duitsland zijn er na 1900 belangrijke privé-verzamelaars en progressieve
museumdirecteuren die de kunstwerken van Van Gogh opmerkten en de eerste
aankopen deden. In Nederland was het Helene Kröller-Müller die tussen 1908 en
1929 in totaal 91 schilderijen en 180 werken op papier aankocht. In grootte is
het, naast de collectie van Vincents familie, de tweede Van Gogh verzameling
ter wereld De collectie van de familie
is ondergebracht in een Vincent van Gogh stichting en de werken worden
tentoongesteld in het Van Gogh Museum te Amsterdam. Het Musée d’Orsay heeft 25
olieverfschilderijen in zijn bezit. Enkele
hoogtepunten zijn Van Goghs Sterrennacht boven de Rhône (1888), Vincents
slaapkamer in Arles (1889) Zelfportret (1889) en La Guinguette. Een zeer
belangrijke rol hierin had dokter Paul Gachet, de arts uit auvers-sur-Oise.
Gachet had in zijn verzameling behalve werken van Cézanne en Renoir ook 26
doeken van Vincent van Gogh.
Het overlijdensbericht van Vincent van Gogh
Vincents voorspelling
kwam dus uit. Zijn schilderijen zijn meer waard geworden dan ze aan werk hebben
gekost. In mei 1990 werd een van de twee portretten van docteur Gachet verkocht
voor 82,5 miljoen dollar door papiermagnaat Ryoei Saito. Het schilderij zou
samen met de eigenaar gecremeerd zijn maar in 2007 zou het schilderij bij een
Oostenrijkse fondsmanager, Wolfgang Flöttl weer zijn opgedoken. In november
2017 werd een ander schilderij; ‘Laboureur dans un champ’ voor 81,3 miljoen
dollar verkocht door veilinghuis Christies te New York. En zo kunnen we nog een
hele tijd doorgaan.
Op 19 juni 2019 verscheen
er een opmerkelijk bericht in de kranten: Het wapen waarmee Vincent van Gogh
zich in 1890 mogelijk van het leven heeft beroofd wordt in Parijs geveild. De
revolver van het merk Lefaucheux, ‘het meest beroemde wapen in de geschiedenis
van de kunst’, moet naar verwachting tussen de 40.000 en 60.000 euro opleveren.
De revolver wordt aangeboden bij Auction Art, een veilinghuis in Parijs. Het
Van Gogh Museum stelde het tentoon in 2016. Het wapen werd in 1965 gevonden
door een boer in Auvers-sur-Oise, het Franse dorp waar Van Gogh de laatste
dagen van zijn leven verbleef. De boer vond de verroeste revolver op een akker
en gaf het aan de eigenaar van wie Van Gogh het had geleend, de cafébaas en
eigenaar van Auberge Ravoux waar Van Gogh een kamer huurde. De familie bewaarde
het wapen jarenlang.
Op het kerkhof staar ik zwijgzaam naar de grafstenen van Vincent en zijn broer Theo
Zoals elk dramaverhaal
eindigt ook onze blog op trieste wijze. Op het kerkhof staar ik zwijgzaam naar
de grafstenen van Vincent en zijn broer Theo, nadat ik een bezoek heb gebracht
aan zijn kamer van slechts 7 m² in de Auberge Ravoux.
Zelf de trip ondernemen
vanuit Parijs? Neem de TER-H vanaf Gare du Nord naar Pontoise. Daar stap je
over op de volgende RER, richting Persan-Beaumont of Creil en stap je uit in
Auvers-sur-Oise. In het weekend rijdt er vanaf Gare du Nord een rechtstreekse trein
naar Auvers om 9.38 uur, retour om 18.25 uur.
Met de auto is het
slechts 30 kilometer maar kost je wel 1,5 uur aan reistijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten