Elk boek wat ik in mijn
bezit heb over Parijs begint met lyrische woorden waarin de schoonheid van de
stad wordt bezongen. De ene overtreffende trap na de andere; romantisch,
legendarisch, groots, beroemd, overweldigend. Victor Hugo schreef in Les
Miserables: "Alles wat ergens anders bestaat, bestaat ook in Parijs".
Of Hemingway: "Als je zo gelukkig bent om als jongeman in Parijs gewoond
te hebben, dan blijft dat je voor altijd bij, waar je in je leven ook naar
toegaat, want Parijs is een doorlopend feest". De stad waar het leven
nooit stopt, dat is het Parijs van 'la vie continue'.
Minikerkjes met een stoffig interieur, een klein altaar, altijd voorzien van een
kruisbeeld
Maar er is ook nog een
ander Parijs; verstild en tijdloos. Dat is het Parijs van de dodenakkers, waarbij schoonheid en verval, grafkunst en grafkitsch hand in hand lijken te
gaan.
Parijs kent vele kerkhoven, oases van rust en schoonheid. Eindeloze rijen
van grafkapellen met prachtige bronzen deuren en glas in lood. Bemoste
granieten grafzerken, afgewisseld met glanzend marmeren grafstenen, waar het
verdriet nog voelbaar is. Grafkelders, bewaakt door de mooiste beelden, vaak
van wenende vrouwen, uitgevoerd in marmer of brons of gewoon uitgehouwen in
steen. Boven aan de deur van deze 'minikerkjes' staat de naam van de familie
gegraveerd.
Soms staat de deur gewoon op een kier of kun je door de kleine
raampjes naar binnen gluren. Een stoffig interieur met een klein altaar, altijd
voorzien van een kruisbeeld, omgevallen kandelaars en twee vergane
bidstoeltjes. In een vaas een verwelkt boeket of plastic rozen.
Binnen de ringweg kent
Parijs 15 begraafplaatsen, allemaal gesitueerd in de buitenste
arrondissementen; 12e tot en met het 20e. Gek genoeg is
er geen begraafplaats in het 13e arrondissement. Zou dat te maken
hebben met bijgeloof met betrekking tot het ongeluksgetal? Wie weet. De
bekendste kerkhoven van Parijs zijn natuurlijk Père Lachaise in het 20e
arrondissement, cimetière Montmartre in het 18e en cimetière du Montparnasse in
het 14e.
In de schaduw van de
Eiffeltoren; cimetière de Passy, de necropool van de aristocratie
In het 16e, verscholen
achter hoge muren, verheven boven place du Trocadéro ligt de kleine
begraafplaats van Passy; de cimetière de Passy. In het begin van de 19e eeuw
werden in de Franse hoofdstad verschillende nieuwe begraafplaatsen aangelegd.
Na Père Lachaise, de begraafplaats van Montmartre en de begraafplaats van
Montparnasse, werd de begraafplaats van Passy in 1820 geopend als vervanging
van de oude gemeenschappelijke begraafplaats van Passy, gesloten in 1802. De
centrale ligging in het centrum van de duurste arrondissementen van Parijs
verklaart waarschijnlijk waarom de begraafplaats de bijnaam heeft als de
necropool van de aristocratie.
De familiegrafkelder van
de Comte en Comtesse Delaire Cambacérés
De unieke toegang tot
deze begraafplaats, aan de rue
du Commandant Schlœsing 2, is een monumentale ingang in art-decostijl die in de
jaren dertig van de vorige eeuw door de Franse architect en decorateur
René-Félix Berger werd ontworpen. De kroonlijst van het elegante paviljoen is
versierd met drie bas-reliëfs van beeldhouwer Janthian. Cimetière de Passy
heeft een oppervlakte van 1,70 hectare en omvat ongeveer 2.615 begraafplaatsen
die voor altijd worden gehouden. Het is verdeeld in 15 divisies genoemd.
Sommige zijn eenvoudige grafstenen, andere zijn monumentale graven en
familiemausoleums. Meer dan 290 bomen, voornamelijk kastanjebomen, dragen bij
aan een romantische sfeer. Net als bij andere Parijse begraafplaatsen is het
erg moeilijk om hier begraven te worden. Er zijn strikte regels; alleen mensen
die in Parijs zijn gestorven of daar hebben gewoond, mogen hier worden
begraven. Tegenwoordig maakt de begraafplaats Passy administratief deel uit van
de begraafplaats Montparnasse.
Meer dan 290 bomen, voornamelijk kastanjebomen, dragen bij aan een romantische sfeer
Bekende personen die hier
begraven liggen zijn o.a. Bảo Đại, de 13de en laatste keizer van de
Nguyen-dynastie in Vietnam. Op 23 augustus 1945 trad hij af en leefde
vervolgens in ballingschap in Hongkong en Frankrijk. In 1949 werd hij door de
Fransen weer als staatshoofd geïnstalleerd, ditmaal als president. In 1955 werd
hij bij verkiezingen verslagen en sindsdien woonde hij in Parijs, waar hij op
30 juli 1997, op 83 jarige leeftijd, gestorven is in het militaire ziekenhuis
Val-de-Grâce.
Ook een groot deel van de
familie Manet ligt hier begraven. Édouard Manet (1832-1883) de kunstschilder. Manet
stierf aan de ziekte locomotorische ataxie, die het centraal zenuwstelsel
aantast en verlamming veroorzaakt. De oorzaak was syfilis, die Manet mogelijk
al in 1848 had opgelopen. Vlak voor zijn dood in 1883 kreeg hij ook nog
koudvuur in zijn been, dat afgezet moest worden. Antonin Proust sprak op de
begrafenis en Monet en Zola droegen de kist. Verder waren onder meer Alfred
Sisley, Camille Pissarro, Pierre Renoir en Eugène Boudin aanwezig.
Weinigen weten dat Manet
getrouwd was met de Nederlandse Suzanne Leenhoff, concertpianiste, die opgroeide
in Zaltbommel. Haar vader was daar beiaardier. Aan het eind van de jaren 1840
vertrok zij met haar moeder en broers en zussen naar Parijs, waar haar oma
woonde. Het was zelfs Franz Liszt die haar zou hebben aangeraden haar pianostudie in Parijs
voort te zetten, toen hij haar in 1842 had horen spelen tijdens een reis door
Nederland.
In Parijs gaf Leenhoff
pianolessen aan onder anderen de jongere broers van Édouard Manet. Rond 1849
kreeg zij een relatie met deze schilder. In 1852 beviel Suzanne Leenhoff van een
zoon, Léon. Als vader gaf zij ene Koëlla op, over wie verder niets bekend is.
Er zijn theorieën dat Manet, die peetoom van het kind werd, de vader was. Er
zijn ook vermoedens dat het kind van Manets vader, Auguste, was. Leenhoff en
Manet trouwden op 28 oktober 1863 in Zaltbommel. Suzanne Manet stierf in 1906
en ligt ook hier begraven. (bron wikipedia)
Ook Eugène Manet (1833-1892
zijn broer en tevens kunstschilder. Zijn echtgenote Berthe Morisot (1841-1895),
impressionistische kunstschilderes en Julie Manet (1878-1966), model, kunstschilder,
kunstverzamelaar en de dochter van Eugène Manet en Berthe Morisot. Na de dood
van haar vader is zij een dagboek gaan bijhouden. Het werd na haar dood
uitgegeven en in het Nederlands gepubliceerd als ‘De impressionistische
wereld van Julie Manet’.
Het mausoleum van Marie Bashkirtseff - Foto Wikimedia, ©
Martin Ottmann
Marie Bashkirtseff
“Als
ik niet jong sterf, hoop ik voort te bestaan als een groot kunstenares; maar
als ik jong sterf, wil ik mijn dagboek, dat alleen maar interessant kan zijn,
in de openbaarheid laten brengen maar gaat u maar uit van de veronderstelling
dat ik beroemd ben”; schreef de ambitieuze jonge Oekraïense Marie Bashkirtseff. Helaas stierf ze jong en de roem,
die ze had willen vergaren, is dan ook min of meer uitgebleven. Ze stierf op 26-jarige
leeftijd als gevolg van tuberculose. Haar moeder zorgde ervoor - geheel volgens
de eerdergenoemde wensen van de kunstenares - dat haar openhartige dagboek
inderdaad gepubliceerd werd. “Waarom zou ik liegen en me anders
voordoen dan ik ben?' Zo luidt de eerste zin van het dagboek dat zij op haar
twaalfde jaar begon en voortzette tot tien dagen voor haar dood.
Maria
Konstantinovna Bashkirtseva, haar echte naam (1858-1884) was een Oekraïens - Franse
dagboekschrijver, schilder en beeldhouwer, woonde en werkte vele jaren in
Parijs. Bashkirtseff zou in haar korte leven een opmerkelijk, zij het vrij
conventioneel oeuvre produceren, dat al in 1880 en daarna elk jaar tot haar
dood op de Parijse Salon zou worden tentoongesteld. Schilderijen van Marie
Bashkirtseff bevinden zich o.a. in het Louvre en het Musée d’Orsay in Parijs,
in het Musée des Beaux-Arts Jules Chéret in Nice, het Staatsmuseum
Dnepropetrovsk en het Kunstmuseum Kharkov (beide in Oekraïne), het Russisch
Museum in Sint Petersburg, en het Rijksmuseum Amsterdam. Marie Bashkirtseff
maakte geen groot oeuvre. Zij liet ongeveer honderd schilderijen na. Haar grote
vriend Prins Bojidar Karageorgevitch was bij haar sterfbed aanwezig. Haar
monument is door de Franse regering tot historisch monument verklaard, reden: Binnen
in het mausoleum hangt haar laatste werk, te weten, ‘De Heilige Vrouwe bij het
graf’.
Altijd bedekt met bloemen
het graf van prinses Leila Pahlavi
Wandelen over deze
Parijse dodenakker is meer dan een ontdekkingstocht van versteend verdriet.
Alle graven hebben zo hun eigen verhaal. De een leeft voort door zijn
schilderkunst, films, boeken en muziek. De ander blijft in herinnering, bekend
of onbekend. Verse bloemen geven aan dat zij in ieder geval niet onopgemerkt
zijn gebleven. Een graf wordt wekelijks bedolven onder verse bloemen, dat van Leila
Pahlavi. Prinses Leila was de jongste van wijlen Shah van Iran, vijf kinderen,
en de vierde van zijn derde vrouw, koningin Farah. De sjah en zijn familie
werden in 1979, na de islamitische revolutie, gedwongen tot ballingschap. Na de
dood van de sjah door kanker in 1980 vestigde de familie zich in Amerika. Leila
was ooit topmodel voor Valentino en leed later aan anorexia nervosa. Als gevolg
van een laag zelfbeeld en een zware depressie, ze werd vaak behandeld in
klinieken in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, pleegde zij op 10 juni
2001 zelfmoord in een Londense hotelkamer. Zij ligt begraven in de buurt van
haar grootmoeder Farideh Ghotbi Diba.
Passy heeft een oppervlakte van 1,70 hectare en omvat ongeveer 2.615 begraafplaatsen die voor altijd worden gehouden
Andere bekende of
beroemde graven zijn die van Fernandel (1903-1971) de belangrijkste Franse
filmkomiek, met als handels-merk zijn Provençaalse accent en zijn grote tanden. Hij
is het meest bekend door zijn rol van pastoor in de reeks van de Italiaanse
dorpspastoor Don Camillo – films.
Marcel Dassault, geboren
als Marcel Bloch, Industrieel en luchtvaartpionier. De Société des Avions
Marcel Dassault, later Dassault Aviation groeide uit tot een groot
militair-industrieel conglomeraat. In 1981 werd het genationaliseerd, maar
Dassault bleef het bedrijf leiden tot aan zijn dood in 1986.
De componisten Claude
Debussy, Gabriel Fauré en Marcel Renault, coureur en medeoprichter van Renault,
samen met zijn broers Fernand en Louis.
Op een van de muren
bevindt zich ook een monument voor de Franse soldaten die in de Eerste
Wereldoorlog zijn gevallen van beeldhouwer Paul Landowski (1875-1961).
President Coty legde de eerste steen van het monument op 11 november 1954. Het
werd ingewijd op 13 mei 1956.
De Nederlander Andy Arnts
heeft een aantal series gemaakt over het 'onvergankelijk Parijs', waar
hij op verschillende Parijse begraafplaatsen op zoek gaat naar verhalen over
bekende en minder bekende personen uit de Franse geschiedenis. Klik hier voor
zijn filmimpressie over de begraafplaats van Passy. Zeker even bekijken!
Cimetière de Passy, rue du Commandant Schlœsing 2, 16e arrondissement,
metro Trocadero. Voor openingstijden
in verband met de Covid-19 raadpleeg de website.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten